MiR speelt indrukwekkende Passagierin
Het Musiktheater im Revier brengt als derde theater in Duitsland Die Passagierin van Mieczyslaw Weinberg. Een indrukwekkende voorstelling, die muzikaal en theatraal volop weet te overtuigen.
De Pool-Russische componist Mieczyslaw Weinberg voltooide zijn opera Die Passagierin in 1969. Als gevolg van de verkilling van het politiek-culturele klimaat in de Sovjet-Unie na de Praagse lente van 1968 verbood de censuur de uitvoering van dit ‘humanistische’ werk. Pas tijdens de Bregenzer Festspiele van 2010 was er een scenische uitvoering van te zien, na een concertante wereldpremière in Moskou in 2006. De nieuwe productie in het Musiktheater im Revier (MiR) in Gelsenkirchen is de derde in Duitsland, na Karlsruhe en Frankfurt.
Die Passagierin is gebaseerd op de persoonlijke herinnering van Zofia Posmysz, die wegens het verspreiden van vlugschriften in Warschau was opgepakt en naar Auschwitz werd gestuurd. Ze overleefde het kamp en mocht vijftien jaar later als journalist mee op de eerste vlucht van LOT naar Parijs. Daar hoorde ze op een terras een vrouw Duits spreken met een scherpe stem die haar herinnerde aan kampopzichter Lisa Franz. Het bleek haar niet te zijn, maar Posmysz vroeg zich later af hoe ze gereageerd zou hebben als het inderdaad Franz geweest was. Op basis van die gedachten schreef ze de roman Pasażerka, die later door librettist Alexander Medwedjew tot een opera in twee aktes (acht scènes en een epiloog) werd omgewerkt.
De opera begint met een scène op een passagiersschip dat Lisa en haar oudere man Walther naar Brazilië brengt. Walther is diplomaat en is benoemd op een ambassadepost in Rio. Lisa meent in een vrouw die ook aan boord is de voormalige gevangene Marta te herkennen. Hierdoor raakt ze geheel van slag. Enerzijds omdat het haar confronteert met het verleden dat ze zo angstvallig voor haar man geheim probeert te houden (uit verlatingsangst), anderzijds wegens de ongerijmdheid van de ontmoeting: Marta was door haar toedoen naar het ‘dodenblok’ overgebracht. Ze biecht haar verleden als ‘Aufseherin’ op bij Walther, die zich terstond zorgen maakt over zijn carrière.
Als de onbekende vrouw Brits blijkt te zijn, keert de rust een beetje terug. Bij Walther, maar niet bij Lisa. Zij beleeft in gedachten haar kampherinneringen en probeert zich te rechtvaardigen. Ze was gestuurd, het was een bevel, de gevangenen werkten niet mee, zij probeerde goed voor hen te zijn. Wat zich werkelijk tussen de twee vrouwen, beiden ongeveer 20 jaar oud in 1944, heeft afgespeeld, wordt duidelijk als de eetzaal op het schip verandert in een barak. In deze productie gebeurt dit simpelweg door wat tafels te herschikken en Walther en Lisa aan een zijtafeltje te plaatsen. Hij ziet niets, het zijn haar hersenschimmen.
Lisa wilde Marta tot vertrouwenspersoon in de barak maken, maar kreeg haar er niet onder. Toen bleek dat Marta’s verloofde Tadeusz ook in het kamp zat, probeerde ze het stel te manipuleren door toe te staan dat ze een ontmoeting hadden. Als Tadeusz een tweede ontmoeting weigert, om niet van Lisa afhankelijk te willen zijn, speelt Lisa dat tegen Marta uit. “Echt iets voor een Pool om je verloofde te laten zitten.” Marta speelt het spel echter niet mee en uit wraak slingert Lisa haar op rapport. Dat leidt er later toe dat de oudere Lisa tegenover haar echtgenoot Marta ondankbaarheid verwijt.
Naast de primaire handeling – de interactie tussen Lisa en Marta – biedt de opera veel ruimte voor het sociale leven in de barak. Waar velen Auschwitz zien als symbool voor massamoord, geraakt het andere aspect van dit kamp op de achtergrond. Auschwitz Birkenau was naast vernietigingskamp ook een werkkamp. Het nabijgelegen Auschwitz Monowitz, waar Primo Levi en Elie Wiesel gevangen zaten, was zelfs volledig opgezet als kamp voor dwangarbeiders, die een nieuwe IG Farben-fabriek voor de productie van synthetische rubber moesten bouwen.
Op het toneel speelt het leven in de vrouwenbarak zich af ‘na werktijd’ en daarbij is veel aandacht voor de persoonlijke achtergrond van de gevangen vrouwen. Ze hebben veel verschillende nationaliteiten en zingen in hun eigen taal. Een Frans meisje probeert een medegevangene Frans te leren, voor als ze na de oorlog samen naar haar woonplaats Dijon zullen gaan, te beginnen met het werkwoord ‘vivre’: je vis, tu vis. Een ander is steeds maar aan het bidden. Een Russische vrouw zingt een volksliedje. Een jodin legt uit dat haar overlevingskans nul is.
In de roman is dit het hart van het verhaal: een monument voor het leven en lijden van de individuele slachtoffers, een poging de mens een gezicht te geven in plaats van een nummer. In de opera werkt dat minder goed. Het zet de primaire handeling relatief lang stil, waardoor de spanning weg dreigt te ebben. Als er in beide aktes een minuut of tien uit dit sociale leven zou worden geschrapt, zou het geheel er als theater op vooruitgaan. Dat is een moeilijke afweging.
Tadeusz is violist en moet voor de kampcommandant diens favoriete wals instuderen en spelen op een ‘bonte avond’. Hij speelt echter de Chaconne uit de tweede partita van Johann Sebastian Bach. Daarmee confronteert hij zijn tot barbarij vervallen publiek met de grote cultuur van wat eens Duitsland was. Zijn viool wordt hem afgenomen en kapot getrapt. Tadeusz wordt afgevoerd om gedood te worden. Het is het emotionele hoogtepunt van de opera.
In een epiloog zingt Marta nog dat er nooit vergeven en vergeten mag worden. De opera beleven in een Duits theater geeft hieraan extra spanning. Het publiek bestaat hoofdzakelijk uit personen waarvan de ouders en grootouders waarschijnlijk niets liever wilden dan vergeten. In het MIR waren na de pauze wellicht hierdoor de nodige plaatsen onbezet. Hoe dan ook: Die Passagierin is geen gezellig avondje muziektheater. Evenals in Karlsruhe verscheen ook in Gelsenkirchen de hoogbejaarde Zofia Posmysz (1923) na afloop van de première op het toneel. Als om de authenticiteit te benadrukken van hetgeen men had gezien. Die vrouw is goud waard.
Weinbergs muziek doet sterk denken aan Sjostakovitsj en Bernstein. Betrekkelijk toegankelijk, met veel verschillende stijlen. De scènes tussen Lisa en Walther klinken wat sarcastisch, absurde situaties worden begeleid door jazzy muziek. Tijdens de kampscènes klinkt het orkest ingetogen dreigend, met onverwachte uithalen als één van de vrouwen door het lint gaat. Regelmatig is een koor te horen in de stijl van een requiem. Opvallend detail is dat de chaconne werkelijk werd gespeeld door de zanger die Tadeusz vertolkte.
De uit IJsland afkomstige sopraan Hanna Dóra Sturludóttir gaf een mooie vertolking van Lisa. Anders dan Michelle Breedt in de Bregenzer productie wist ze mij niet tot enige sympathie te bewegen, zowel door haar uiterlijk als door haar manier van doen. Ik bedoel dit overigens als een pluspunt. Haar partij is hoofdzakelijk zing-zeggen, en dat klonk uitstekend.
Marta’s partij kent veel meer lyrische kanten en daar wist de Griekse sopraan Ilia Papandreou goed raad mee. Ze is een vrouw met een rijzige gestalte en dat maakte haar standvastigheid als gevangene extra geloofwaardig. Mooi gezongen aria in de tweede akte en epiloog.
Het Russische volksliedje kwam voor rekening van Alfia Kamalova; teder en indrukwekkend. Piotr Prochera was een uitstekende Tadeusz, niet in de laatste plaats omdat hij zelf ook viool kon spelen. Kor-Jan Dusseljee was geloofwaardig als egocentrische diplomaat. Goed geacteerd, redelijk gezongen. De kleinere rollen waren overwegen adequaat tot goed bezet.
Valtteri Rauhalammi gaf goed leiding aan de Neue Philharmonie Westfalen en had een grote bijdrage in het succes van de voorstelling. De regie was in handen van Gabriele Rech, het decor was ontworpen door Dirk Becker en Renée Listerdal was verantwoordelijk voor de kostuums. Hun samenspel resulteerde in een bijzondere productie, die veel indruk wist te maken. Compliment voor het MIR.
Die Passagierin is nog vijfmaal te zien. De laatste voorstelling is op 23 april. Zie voor meer informatie de website van het Musiktheater im Revier.