Vlaamse Boccanegra grijpt naar de keel
In Antwerpen ging afgelopen zondag een nieuwe productie van Verdi’s Simon Boccanegra in première. Regisseur David Hermann plaatste het politieke gekonkel in de opera op geslaagde wijze op de voorgrond, terwijl op het podium en in de bak meesterlijk gemusiceerd werd.
Nadat hij jarenlang de ene na de andere opera produceerde, deed Giuseppe Verdi het in zijn latere jaren een stuk rustiger aan. Zijn reputatie was gevestigd en zijn talent erkend. En voor het geld hoefde hij het ook niet meer te doen. Zijn uitgever Ricordi moest dan ook flink aan de componist trekken voordat Otello uiteindelijk in première kon gaan.
Een paar jaar eerder keerde Verdi wel uit zichzelf terug naar zijn eerdere opera Simon Boccanegra. Samen met librettist Arrigo Boito herzag hij het werk grondig. Het resultaat is een muzikaal meesterwerk met wellicht de prachtigste, spannendste en ontroerendste muziek die ooit uit Verdi’s pen is gekomen.
Regisseur David Hermann plaatst in zijn nieuwe productie voor Opera Vlaanderen de politieke dimensie van het werk op de voorgrond en laat op beklemmende wijze de tegenkrachten en manipulaties zien waar Boccanegra mee te maken heeft, zowel van zijn eigen ‘kingmakers’ Paolo en Pietro als van zijn politieke tegenstanders.
Een sterke vondst in de regie van Hermann is het presenteren van de proloog als een nare herinnering die Boccanegra ’s nachts in zijn kantoor plaagt. Het wat fragmentarische, heen en weer springende karakter van de proloog leent zich uitstekend voor een dergelijke opzet. Bovendien wordt de oude Boccanegra op deze manier vanaf het begin duidelijk gekarakteriseerd als een man die de traumatische gebeurtenissen uit het verleden verre van verwerkt heeft.
Alleen de raadskamerscène aan het einde van het eerste bedrijf vormt wat mij betreft een curieuze stijlbreuk in de verder spannende en heldere regie. Hermann breekt hier plotseling met de hedendaagse aankleding van zijn productie: Adorno stormt binnen als een Romeinse soldaat, de politici in de raadskamer verruilen plots hun tweedelige pak voor senatoriale toga’s en als klap op de vuurpijl verschijnt Amelia als de maagd Maria ten tonele. De scène eindigt met een visuele recreatie van Da Vinci’s Laatste avondmaal, met Boccanegra op de plaats van Christus en Paolo op die van Judas.
Uit het programmaboek blijkt dat Hermann in Boccanegra een Christusachtige figuur ziet: beiden prediken vrede en liefde in een verscheurde omgeving die zich tegen hen keert. In het verlengde hiervan vertoont Paolo overeenkomsten met Judas. Daarnaast constateert Hermann een zekere overlap tussen de geïdealiseerde overleden geliefde Maria, de dochter Maria en de maagd Maria. Deze overeenkomsten hadden wat mij betreft minder expliciet naar voren hoeven komen in de regie.
Desalniettemin levert Hermann een over de gehele linie erg geslaagde productie af. Hij weet bovendien het beste uit de zangers naar boven te halen. Nicola Alaimo, die een aantal seizoenen geleden als Guillaume Tell in Amsterdam een zanger van het type ‘park and bark’ leek te zijn, laat als Simon Boccanegra zien dat hij wel degelijk in staat is om ook in zijn acteerwerk de verschillende gemoedstoestanden van zijn karakter overtuigend over te brengen.
In muzikaal opzicht viel er veel te genieten in Antwerpen. De cast, vol zangers die hun roldebuut maakten, zong op hoog niveau. Alaimo leverde ook met zijn stem een veelzijdige Boccanegra af: in de scènes met Amelia klonk hij teder en kwetsbaar, terwijl hij in de raadskamer fel en imposant zong.
Myrtó Papatanasiu toonde zich als Amelia een zangeres met sterke dramatische instincten. Haar stem kwam vooral in de grotere, luidere scènes goed tot zijn recht.
De Oezbeekse tenor Najmiddin Mavlyanov zorgde als Gabriele Adorno voor groot vocaal genot. Met zijn gepassioneerde, onvermoeibare en flexibele stem is dit zeker een zanger die ik vaker hoop te mogen horen.
Als Fiesco schitterde de Chinese bas Liang Li. Met zijn diepe bas en sterke acteerwerk zette hij een indrukwekkende Fiesco neer.
Het koor en orkest schitterden onder leiding van dirigent Alexander Joel. De warmbloedige, spannende klanken die hij uit de orkestbak wist te toveren deden me op het puntje van mijn stoel zitten.
Simon Boccanegra is tot en met 21 februari in Antwerpen en van 1 tot en met 9 maart in Gent te zien. Zie voor meer informatie de website van de Opera Vlaanderen.
3Reacties
Simon Boccanegra is één van mijn lievelingsopera’s…
Ik moet de produktie nog gaan zien (zon 19 febr), dus ik ben zeer benieuwd.
Voorlopig lees ik de meest uiteenlopende commentaren erover gaande van “gewoon te saai” tot dus “grijpt naar de keel”.
Over de mannelijke zangers is men blijkbaar unaniem vol lof.
Papatanasiu vinden sommigen fan-tas-tisch (!) maar Margo van ‘Il Grande Inquisitore’ vind haar dan weer “ongeschikt voor de rol” omdat ze “de helft van Verdi’s aanwijzingen negeert”…
Bij de vermenging van tijdperken in de kostuums, stel ik ook mijn vraagtekens, maar het resultaat kan visueel wel mooi zijn…
Het uitbeelden van ‘het laatste avondmaal’ van Da Vinci is niet nieuw: het werd ook al toegepast door Guy Joosten in zijn Rigoletto. In dit geval lijkt het wel een mooi scenebeeld op te leveren, aan de foto’s te beoordelen… Het uitbeelden van Maria als de maagd Maria werd dan weer ook min of meer toegepast door Pierre Constant in zijn -mooie- Muntenscenering destijds.
Na het zelf gezien te hebben, zal ik zeggen wat ikzelf ervan vind (uiteraard niet te lang!)…
Om nog even iets te vermelden dat niet te ver van het onderwerp afwijkt 🙂 : De mezzo Raehann Bryce-Davis, die in ‘Simon Boccanegra’ het rolletje van de “ancella di Amelia” zingt, gaf gisteren in foyer van de Antwerpse Opera een werkelijk indrukwekkende vertolking van Elgars ‘Sea Pictures’.
Een naam om te volgen…
Na het nu zelf gezien te hebben is voor mij de balans ruim positief.
Het verhaal zelf wordt vrij “normaal” verteld, maar speelt zich wel (grotendeels) in hedendaagse kostuums wat de meer conservatieven onder ons al zeker een moderne ’tic’ zullen vinden.
Dat de proloog als een flash-back voorgesteld wordt, steeds opnieuw als een trauma herbeleefd door een getormenteerde Simone, is op zich een goede vondst, maar waarom de overige personages er dan in renaissance-kostuums bijliepen? Koortsdromen van Simone? Tonen dat politiek gekonkel van alle tijden is? Zo kan natuurlijk elke opera gegeven worden. Het gaf alleszins wel mooie plaatjes en paste wel met het eveneens (heel mooi) renaissance-décor.
Idem voor de raadzaalscene waar het moderne plots overgaat in Romeins- Bijbelse toestanden maar wat dan weer een prachtig beeld geeft met de tableau vivant van het laatste avondmaal van Da Vinci. En ja, ik hou van mooie belden…
Ok, dit is misschien niet realistisch, niet consequent (hoewel…), wel erg symbolisch. En toneel hoeft niet realistisch te zijn. Dat is een schilderij van Delvaux of Magritte ook niet…
Het einde is ook wat special: Simone sterft niet echt maar verdwijnt van het toneel na een laatste confrontatie met het ‘spook’ van zijn geliefde en in het slotbeeld zien we Gabriele zonder veel schuldgevoel, stevig in zijn nieuwe machtspositie. De Doge is dood (?), leve de Doge!
Ik dacht ook dat in het begin van het laatste toneel een aantal replieken en een bruidskoor (normaal in de coulissen) weggelaten waren.
Muzikaal en zeker vokaal was het om te snoepen! Nicola Alaimo was fantastisch als een wel erg gekwelde Doge. Ook liang Li (nog in Keulen gezien als Gurnemanz!), Gezim Myshketa en Najmiddin Mavlyanov waren vokaal indrukwekkend. En ik vond Myrto Papatanasiu toch een heel mooi zingende Amelia, maar ik ken dan (evenals 98% van het publiek) niets van de preciese aanwijzingen van Verdi…
Kortom toch weer een gedenkwaardige voorstelling.
En sorry, ik heb het weer nogal uitgebreid gemaakt…