Julia Jones blijft Don Giovanni ontdekken
Don Giovanni staat al bijna 25 jaar op het repertoire van de Britse dirigente Julia Jones. Vanaf 4 maart dirigeert ze Mozarts meesterwerk bij de Nederlandse Reisopera. “Je kent de partituur nooit helemaal. Elke keer ontdek je weer iets nieuws.”
Het is de dag van de voorgenerale. Julia Jones is moe. Het waren vruchtbare maar intensieve repetitieweken in Enschede, waar ze met de eveneens Britse regisseur Jo Davies een nieuwe Don Giovanni heeft gecreëerd.
Julia Jones (1961) heeft een vorstelijk cv. Ze leerde het vak onder de hoede van grootheden als Sir John Pritchard en Plácido Domingo en trad als dirigente op bij onder meer het Royal Opera House, de Staatsoper Berlin, de Wiener Staatsoper en de Oper Köln. Wat bewoog haar om de uitnodiging van de Reisopera, toch een kleiner gezelschap, aan te nemen?
“Ik kende het Orkest van het Oosten. We hebben vier, vijf jaar geleden al samen concerten gedaan. Verder is de Reisopera een gezelschap dat met een klein budget hele goede producties maakt. En het was aantrekkelijk om bij het hele proces betrokken te kunnen zijn, direct vanaf de audities voor de zangers. Dat is een luxe. Soms heb je het niet voor het uitkiezen en moet je het doen met de zangers die het operahuis selecteert.”
Hoe vaak hebt u Don Giovanni al gedirigeerd?
“Ik houd de tel niet bij, maar al heel vaak. Ik heb sowieso veel Mozart gedaan, hoewel vaker andere opera’s van hem. De eerste keer dat ik Don Giovanni dirigeerde, was in 1992 in Ulm, tijdens mijn eerste professionele baan als dirigente. Maar ik ken de partituur langer dan dat. Ik speelde hem al als repetitor in 1985, dus al meer dan dertig jaar geleden.
Toch ken je een partituur nooit helemaal. Elke keer ontdek je weer iets nieuws. Het is als een mooi schilderij in Parijs, waar je dertig jaar lang telkens weer naar kunt gaan kijken. Steeds ontdek je een ander detail. Bij opera komt daar bovendien nog bij dat je telkens met andere zangers werkt, die andere kwaliteiten en stijlen hebben. Je kunt nooit zeggen: twintig jaar geleden koos ik dit tempo voor deze aria, dat doe ik nu hetzelfde. Elke productie is nieuw.”
Wat voor nieuwe of andere dingen zijn u dit keer in Mozarts partituur opgevallen?
“De noten zijn natuurlijk hetzelfde, maar in de articulatie, dynamiek en frasering vind je altijd nieuwe dingen. Vooral in de recitativo accompagnato heb je veel speelruimte. Verder hangt de manier waarop je de muziek speelt natuurlijk ook af van hoe het op het toneel gespeeld wordt. Dat was voor Mozart ook zo. Hij leefde voor het theater. Net als Da Ponte. Zij hadden een fantastische connectie. Zo’n samenwerking van genieën was er vóór hen nog niet geweest.”
Regisseur Jo Davies kiest voor een benadering waarin de vrouwen in de opera meer dan slachtoffers zijn. Ze zijn sterker, kunnen tegen Don Giovanni op. Is dat een interpretatie die u terugvindt in de partituur?
“Zeker. Zerlina moet je er even buiten laten. Zij is nog heel jong en naïef, een tiener, en ontwikkelt zich nog. Maar de andere vrouwen hebben de sterkste muziek in het werk gekregen. Donna Anna’s aria’s zijn heel dramatisch en tonen een sterk karakter. En de aria’s van Donna Elvira hebben een straf tempo, een strikt ritme en grote dynamische contrasten. Vergelijk dat eens met ‘Il mio tesoro’ van Don Ottavio; die aria is veel vloeiender en zoeter. De vrouwen zijn in deze opera sterker.”
Zoals u zegt hangt uw interpretatie af van de zangers met wie u werkt en de manier waarop het verhaal op het toneel gespeeld wordt. Is er dan nog genoeg ruimte om uw eigen stempel op de uitvoering te drukken?
“Ja, dat is mijn job. Waarbij ik natuurlijk moet uitgaan van hoe Mozart het wilde. De basisuitgangspunten moet je respecteren.
Bij deze productie hebben we veel gewerkt aan transparatie en articulatie, ook met de zangers. Ze hebben veel articulaties uitgeprobeerd. Het gaat om heel kleine details, die de meeste mensen niet zullen horen. Maar ze mérken het wel als je het goed uitvoert. Vergelijk het met een goede Mercedes. Je weet niet tot in detail hoe die gebouwd is, maar als je erin rijdt, voel je dat het een goede auto is.”
Wat spreekt u aan in het dirigeren van opera?
“Het is de collaboratie van heel veel elementen. Er zijn zo veel kunstvormen betrokken bij opera. Waar anders vind je zoiets? Het maakt opera fascinerend en ook heel uitdagend. Er zijn hele goede dirigenten die zeggen: nee, daar begin ik niet aan.
Ik ben tegenwoordig Generalmusikdirektorin in Wuppertal en daar dirigeer ik veel symfonisch werk. Bij symfonieën hoef je als dirigent nergens anders aan te denken dan aan de muziek. Bij een opera moet je iedereen bij elkaar houden. Concentratie is heel belangrijk, want het is een lange avond.
Iemand vroeg me eens na het dirigeren van een symfonie van Bruckner, die ongeveer vijftig minuten in beslag nam, hoe ik dat voor elkaar kreeg. Ik zei: de eerste akte van Der Rosenkavalier is langer dan deze hele symfonie. Je hebt het bij opera over een heel andere schaal.”
Don Giovanni gaat op zaterdag 4 maart in première in het Wilminktheater in Enschede en toert vervolgens tot en met 8 april door het land. Zie voor meer informatie de website van de Nederlandse Reisopera.