Veelzijdige Jaroussky blijft boeien
Countertenor Philippe Jaroussky presenteerde maandagavond in het Concertgebouw zijn nieuwste concertprogramma La Storia di Orfeo. Hij werd bijgestaan door sopraan Amanda Forsythe en begeleid door ensemble I Barocchisti onder leiding van Diego Fasolis. Het werd een theatraal mooi programma, met Orfeo-muziek van Sartorio, Rossi, Monteverdi en Gluck.
La Storia di Orfeo belicht het tragische verhaal van Orpheus door de ogen van vier componisten. In het mythische verhaal sterft Eurydice, de vrouw van Orpheus, door de beet van een slang. Om haar terug te halen uit de dood daalt Orpheus af naar de onderwereld. Met zijn mooie gezang weet hij de heersers van de onderwereld te overtuigen van zijn liefde. Hij mag zijn geliefde mee terugnemen naar de bovenwereld, op voorwaarde dat hij onderweg niet naar haar omkijkt. Hij doet dat toch en verliest haar voor eeuwig.
Zowel de ‘gewone’ klassiekemuziekliefhebber als de barokspecialist kwam aan zijn trekken bij La Storia di Orfeo. Maar over de vraag of je de Orfeo-muziek van Antonio Sartorio (1630-1680) en Luigi Rossi (ca. 1597-1653) als een nieuwe spannende ontdekking moet zien, valt te twisten. Jaroussky en Forsythe deden er in ieder geval genoeg aan om deze muziek interessant te maken.
Het werd theatraal spannend toen de countertenor in ‘È morta Euridice’ van Sartorio de definitieve dood van zijn vrouw bezong. Hij deed zijn smokingstrikje los en zong heel dramatisch, mooi en kalm over zijn lot. De zanger zeeg neer in een stoel, met zijn hoofd op zijn armen. Eurydice liep uit beeld naar achteren onder het orgel. Prachtig.
Ook nu zoveel meer countertenoren met hun eigen geluid op concertpodia staan, blijft Jaroussky met zijn veelzijdige stem boeien. Zijn hoge stemgeluid kleurde bovendien prachtig bij het warme timbre van sopraan Forsythe, die vooral opviel door haar fraaie dragende stem. In het solostuk ‘Qual vita è questa mai?’ (Gluck) laveerde zij virtuoos door allerlei moeilijke versnellingen en vertragingen; het was imponerend.
Het concertprogramma na de pauze was gewijd aan muziek uit Orfeo ed Euridice van Christoph Willibald von Gluck (1714-1787). Een goede keuze. In de uiterst melodieuze aria ‘Deh placatevi’ liet het altijd expressief spelende barokorkest horen dat ook zij kon zingen. De mannen traden op als het koor dat commentaar gaf; het werkte grappig, misschien onbedoeld. Bijna onaangedaan bracht Jaroussky de trieste aria ‘Che farò senza Euridice?’ (wat kan ik doen zonder Eurydice?).
Een toegift was onvermijdelijk. Het werd het liefdesduet ‘Pur ti miro’ uit L’incoronazione di Poppea van Monteverdi. Het was een perfect slot. Iedereen ging neuriënd naar huis.
1 Reactie
Bijna onaangedaan bracht Jaroussky de trieste aria ‘Che farò senza Euridice?’ (wat kan ik doen zonder Eurydice?) schrijft Rudolf Hunnik. De hele avond liet mij onaangedaan. De nogal blanke timbres van Jaroussky en Forsythe lijken erg op elkaar en de zangers zongen alle bovengenoemde componisten op dezelfde fraaie maar nogal saaie manier. Bij mij sloeg de verveling al snel toe. Amanda Forsythe heeft een eigenaardig manier van zingen waarbij het geluid in gelijke golven komt van hard en zacht zodat hele stukken nauwelijks te horen waren. Met de recitatieven uit de Orfeo van Gluck wist ze geen raad en met de hoogte van Euridice’s aria had ze hoorbaar moeite.