Before I die: publiek als ramptoeristen
Tijdens de Operadagen Rotterdam bracht Kameroperahuis in samenwerking met I Solisti het theaterstuk Before I die, een perfecte mix van gesproken toneel en opera. Hoewel niet met name genoemd, staan de tragische personages Cio-Cio-San en Norma centraal.
Het stuk speelt zich af in een onbestemde omgeving, waarin een man zich duidelijk opgesloten voelt. Als hij probeert weg te komen, versperren zwijgende vrouwen in Star Trek-achtige kleding hem de weg. Hij is daar duidelijk met een bedoeling, maar onduidelijk is welke.
De sfeer doet denken aan het begin van Sartres A huis clos. In de trant van: “u weet zelf toch wel waarom u hier bent?” Wellicht hebben Lies Colman (muziek en concept) en Anna Maria Versloot (tekst) zich ook werkelijk laten inspireren door de geschiedenis van de drie hoofdpersonen in dit toneelstuk.
De Star Trek-vrouwen ontpoppen zich als musici. Zij vormen het begeleidende combo dat overigens een wat heterodoxe samenstelling heeft met een klarinet, fluit, hoorn, contrabas, cello en harp. De harpiste slaat zo nu en dan ook op een gong, een verwijzing naar zowel het Japan van Cio-Cio-San als de druïdetempel van Norma.
Twee lichamen worden het toneel opgesleept. Het zijn de vrouwelijke personages die door toedoen van de man zijn overleden. Hij wil niets met hen van doen hebben, maar zij forceren contact door zich om de beurt ruggelings te laten vallen, waardoor hij zich verplicht voelt ze op te vangen. Het is de voorbode van een zeer lijfelijk drama met duwen, trekken, slepen en vechten dat het een lieve lust is.
De man geeft toe hen gekend te hebben. Over de één spreekt hij als over een vlinder, ofwel butterfly. Dat verwijst naar de opera Madama Butterfly, waarin Cio-Cio-San aan het einde zelfmoord pleegt. De boeman is hier haar ontrouwe Amerikaanse echtgenoot Pinkerton. Tegen de andere heeft hij het over een oorlogstoestand, waarin hij in het andere kamp zat. Hier speelt hij Pollione tegenover haar Norma. Ook dat eindigt slecht als zij vanwege haar affaire met hem op de brandstapel belandt. Overigens volgt hij haar en deelt haar lot.
De man begint wat op te warmen, of beter, zich op te winden. Altijd hetzelfde: het publiek ziet mij als de boeman, het kiest altijd de kant van het slachtoffer. Dat zorgt voor lekker tranentrekkend theater, maar de toeschouwers moeten beseffen dat ze niet beter zijn dan een stelletje ramptoeristen. Lekker ongenuanceerd meeleven met het arme slachtoffer: erg hè, van die Butterfly? Alsof ze geen eigen wil had, geen andere keuze kon maken.
De man vervolgt zijn verhaal; inmiddels is het een tirade. Je zou de strekking als volgt kunnen samenvatten. “Zijn al die zelfmoordgevallen soms in de leer geweest bij Oliver Goldsmith, hebben zij dat pakkende gedichtje van hem soms uit hun hoofd geleerd?
When lovely woman stoops to folly
And finds too late that men betray
What charm can sooth her melancholy
What art can wash her guilt away?
The only art her guilt to cover
To hide her shame from every eye
To give repentance to her lover
And wring his bosom – is to die.
Alsof er geen andere uitweg is. Nou, voor Butterfly was die er wel degelijk in de persoon van Prins Yamadori. Was het niet haar koppigheid, gemaskeerd als eergevoel, die haar de das om deed? En Norma, je wist toch wat je deed, jouw relatie met mij was hoogverraad jegens je functie van priesteres en jegens je volk. En dat hield je jaren vol; er kwamen twee kinderen uit voort. En die wilde je vermoorden toen alles misliep. Ben jij iemand die zich zomaar de slachtofferrol mag aanmeten?
Uiteraard is het bovenstaande slechts een parafrase van de gesproken teksten, waarbij de link met de betreffende opera’s wat meer is ingekleurd. De tirade van de man, uitstekend vertolkt door Reinier Demeijer, werd afgewisseld met stukken muziek uit genoemde opera’s, gezongen door de twee vrouwen. Te horen waren onder meer de zelfmoordscène van Butterfly, ‘Un bel dì’, ‘Casta diva’ en een deel van de scène waarin Pollione gevangen is genomen en Norma iedereen heeft weggestuurd om die Romein onder vier ogen te kunnen ‘ondervragen’. Omdat dit deel zich het beste leent voor het uiten van verwijten, nam Butterfly hier ook aan deel en zong dus Norma’s tekst.
Vanwege de enorme fysieke inspanning die de drie spelers moesten leveren, werd een korte pauze ingelast, waarbij het combo een stukje muziek uit Carmen speelde. Daarna ging de strijd om erkenning van het eigen leed weer verder. Eigenlijk had ik min of meer verwacht dat het publiek na afloop mocht stemmen over de schuldvraag, maar zo ver kwam het niet. De voorstelling was ineens afgelopen. Een zeer open einde.
Astrid Stockman nam Cio-Cio-San voor haar rekening, beetje ruw hier en daar, duidelijk tegen de grenzen van haar mogelijkheden, maar binnen de context zeer geslaagd.
Het fysieke spel was Laura Bohn duidelijk op het lijf geschreven. Ze acteerde en zong als een tijgerin en vocht alsof ze op karate was. Haar Norma was een sterke vrouw die absoluut geen medelijden behoefde. In dat opzicht was de keuze voor dit personage minder voor de hand liggend dan die voor Butterfly.
Een interessante voorstelling die prima werd uitgevoerd. Later nog te zien tijdens het Oranjewoud Festival en het Stadsfestival Zwolle.