Operarecensie

Het lef van Wilmering wordt beloond

Met zijn nieuwe productie Grenze(n)loos toont bariton Michael Wilmering aan dat hij vocale en vooral fysieke uitdagingen graag oppakt. Het moedige plan voor dit project leidde tot een indringende, aangrijpende voorstelling, waarin met grote terughoudendheid toch veel wordt gezegd.

Michael Wilmering. (© Paul Sijm)

Er is lef voor nodig en Michael Wilmering bewijst met Grenze(n)loos dat hij daar in ruime mate over beschikt. Zijn recitalprogramma – dat veel meer is dan een klassiek recital – kreeg zondagavond zijn Amsterdamse première tijdens het Grachtenfestival. Het werd ontwikkeld met het doel nieuwe vormen te vinden voor het klassieke recital.

Een nieuwe vorm voor het liedrecital zoeken, bestaand repertoire theatraal vormgeven, het in een nieuwe context plaatsen en er een deels autobiografische draai aan geven: dat resulteerde in de voorstelling Grenze(n)loos, die tot stand kwam met hulp van onder meer het Internationaal Vocalisten Concours en het Staetshuys Fonds.

Op het podium werkt bariton Michael Wilmering samen met pianiste Kanako Inoue en danser Ahmad Joudeh. Achter de schermen waren regisseur Monique Wagemakers, choreograaf Peter Leung en een ontwerpteam betrokken bij het maken van de voorstelling. Componiste Monique Krüs schreef een nieuw lied op tekst van Wilmering zelf.

Het klassieke lied, op een gedicht dat zich ook alleen uitstekend kan redden, en met muziek door een componist die zich laat inspireren tot een passende muzikale vertaling van die tekst, gedijt heel goed bij een vocalist in de krul van de vleugel en een vaardig begeleider. Zulke recitals zijn de norm. Veel meer is meestal niet mogelijk in een zaal als de Londense Wigmore Hall. Zoals Sarah Connolly eens zei op mijn vraag naar andere vormen: “Er zijn daar geen faciliteiten voor en wie moet in hemelsnaam het licht regelen?”

Het Compagnietheater in Amsterdam heeft die faciliteiten wel. Het kan er – zoals bij het begin en einde van het optreden – stikdonker zijn en er is licht, een groot speelvlak en een aandachtig publiek. Dat zag hoe Michael Wilmering vanuit het donker opkwam, terwijl hij ‘Der Wanderer’ van Schubert zong. Hij stond aan het begin van de snelweg die met licht op de bühne was gemarkeerd, met doorgetrokken strepen links en rechts en een onderbroken lijn in het midden. Er kwam meer licht, hij vervolgde met Schumann en Brahms en liet horen dat hij dat repertoire tot in detail beheerst. Zijn intonatie was strak, zijn Duits uitstekend en zijn voordracht expressief.

Danser Ahmad Joudeh, die op verschillende momenten aan de voorstelling bijdraagt, deelt met Michael Wilmering een verleden van ontheemd zijn. Wilmering kwam als adoptiekind vanuit Colombia naar Nederland, Joudeh vluchtte uit Syrië. Door een documentaire in Nieuwsuur, Dance or Die, kreeg Joudeh aandacht vanuit Nederland en werd hij geholpen naar ons land te komen voor verdere opleiding. In de kantine van Nationale Opera & Ballet leerden de zanger en de danser elkaar kennen.

In zijn dans spiegelde Ahmad Joudeh de bewegingen van de zanger of bood hij tegenspel. Muzikaal ging het programma van de liedkunst uit de Duitse romantiek naar een lied van de Libanese Rahbani Brothers, een muzikale beweging vanuit de traditie van de zanger naar de cultuur van de danser. Heel onnadrukkelijk, en daarom extra effectief.

Er volgde Engelstalig repertoire en van Ravel klonken drie Don Quichotte-liederen. Daarna nam de muziek een ongebruikelijke wending met ‘Vluchten kan niet meer’, de klassieker van Annie M.G. Schmidt, die met heel veel meer emotie gezongen werd dan we kennen van de originele opname door het duo Arean/Halsema.

Toen kwam Michael Wilmering zelf aan het woord. Zijn woorden, waarvan hieronder een fragmentje, werden op muziek gezet door Monique Krüs. Die schreef een ballade met een vleugje soul, waarin de bariton zijn adagium formuleerde.

“In muziek ontvlamt een vonk,
in de tempel van ons diepste zijn.
Alle stenen van licht,
stralen in een samen zijn.
Laat dit licht naar elkaar schijnen,
alleen zo is alles grenzeloos.”

De kwaliteiten van bariton Michael Wilmering en zijn collega’s op het podium zorgden voor het fundament van Grenze(n)loos, en door de smaakvolle, artistieke keuzes ontsteeg de voorstelling het anekdotische. Het werd geen documentaire, pamflettisme ontbrak. Juist die terughoudende maar zeer persoonlijke benadering ontroerde en maakte diepe indruk.

Vorig artikel

Interview: rising star Charlotte Houberg

Volgend artikel

Cité de l’Opera: Stefan, Annett en Jorinde

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

6Reacties

  1. Bart Schuil
    14 augustus 2017 at 22:16

    Voor mij de meest ontroerende voorstelling dit jaar. Was elk liedrecital maar zo expressief. Elly Ameling zal het ongetwijfeld hiermee niet eens zijn. Maar willen wij weer volle zalen bij een liedrecital, dan moeten we geen stijle zangers is het zwart die emotieloos recht vooruit zingen, maar zangers die emotie niet alleen laten horen maar ook laten zien.

  2. Conus
    14 augustus 2017 at 22:54

    De vraag is: waarom is het noodzakelijk nieuwe vormen te vinden voor het klassieke recital? Schubert is voor mij, en ik vermoed voor het merendeel der Schubert-bewonderaars, voldoende. Waarom moet alles toch altijd opgeleukt worden? Dat bezoekersaantallen hier iets mee te maken hebben, is nooit aangetoond.

    Ik zelf zit geheel niet te wachten op een “recitalprogramma dat veel meer is dan een klassiek recital”. Een voorstelling “die het anekdotische ontsteeg”. Wat betekent dat in godsnaam? En “Het werd geen documentaire, pamflettisme ontbrak” klinkt reuze interessant, maar roept onmiddellijk herinneringen op aan Wim T. Schippers en Sjef van Oekel. “Vrdomd interessant, maar gaat u verder.”

    Dat Elly Ameling het volgens Bart Schuil niet eens zal zijn met dit geforceerde enthousiasme, doet mij vermoeden dat hij nattigheid voelt.

  3. Maarten-Jan Dongelmans
    14 augustus 2017 at 23:43

    @Bart: flauw om de ‘Dutch nightingale’ in deze discussie te betrekken en deze diva van het lied hier woorden in de mond te leggen. Liedrecitals en grote publiekstrekkers: ze hebben vaker haaks op elkaar gestaan en zullen dat alle pogingen tot oppimpen ten spijt ook blijven doen. So what?

  4. 15 augustus 2017 at 10:54

    Ik denk niet meteen veroordelen of juichen. Natuurlijk is het traditionele recital van grote waarde, maar soms is het in mijn ogen te routineus. Wat is de noodzaak van de zoveelste Frauen Liebe und Leben of Winterreise als dat niet wordt uitgevoerd met volledig tekstbesef of een gebaar dat logisch voortvloeit uit wat er gezegd wordt? De inzet van het IVC in dit project was niet het afzetten tegen het traditionele recital, maar kijken of er mogelijkheden zijn om andere presentatievormen te vinden, die wellicht een ander publiek bewust maken van de inhoud van de teksten. Wat Wilmering deed was een persoonlijke toevoeging geven aan de teksten van de liederen. Hij gebruikte – en dat vind ik zeer goed – het kernrepertoire van barok tot deze tijd. En we hadden geen teksten nodig om mee te lezen. Het is niet in plaats van maar het is een aanvulling. Regie en choreografie waren in dit project een waardevolle toevoeging. En ja, misschien was dit een kruising tussen recital en muziektheater, maar in ieder geval een nieuwe vorm.
    De zanger moet zich plaatsen in zijn eigen wereld en een dialoog aangaan met de tekst en de muziek. De oorspronkelijkheid van de zanger is een van de pijlers waardoor de zang zeggingskracht krijgt en doordringt tot de ziel. Het werkproces is tevens de artistieke kwaliteit. Vaak staat het eindresultaat al vast en is er geen ruimte voor interpretatie. Zingen en theater moeten echter per avond kunnen veranderen. Dat vergt diepgang, bezieling, filosofie, dwarsverbanden zien in literatuur, beeldende kunst, muziek. De zanger moet de flexibiliteit leren om mee te gaan in ontwikkelingen. De jonge generatie regisseurs halen de eigenheid van de zanger of acteur naar boven. Klank is de spiegel van je wezen. Als dat klopt is mooi lelijk en lelijk mooi. Het kunstvak onderwijs mist veelal de dialoog en vaak telt alleen smaak. Het is een eenheidsworst uiterlijk en qua klank. De 19e eeuw was de eeuw van de componist, de 20e eeuw behoort aan de regisseur en laat ons hopen dat deze eeuw de zanger/interpreet aan bod komt en een match is met dramaturgie en (tekst)regie en misschien beweging. IVC wil daaraan bijdragen. Met steun van het Prins Bernhard Cultuur fonds (Romke Kalma fonds en Aafje Heynis fonds) is dit project tot stand gekomen.
    Ik durf te denken dat Elly Ameling hier van zou hebben genoten. Misschien is zij in de gelegenheid om een volgende voorstelling bij te wonen en een eigen oordeel te formuleren in plaats van dat wij haar dat nu al in de mond leggen.

  5. Rudolph Duppen
    15 augustus 2017 at 12:08

    Mevrouw Ameling was één van de eersten die een alternatief liederenrecital gaf in de Kleine Zaal van Het Concertgebouw in Amsterdam. Ze ontpopte zich als komisch talent in bijbehorende robe met lange handschoenen en speciale nachtclub verlichting of wat daarvoor moest doorgaan. Ik ben naarstig op zoek naar het programmaboekje van toen.

  6. Henny Diemer
    20 augustus 2017 at 08:43

    Michael’s presentatie was grandioos, hij heeft mij erg ontroerd en ik heb genoten.
    Maar waarom kunnen we niet van beide manieren van liedrecital houden? Het genre werd door grote zangers al uitgebeeld, lezend over Schubert’s bekende muziek avonden stond het er toen ook niet ver van af!
    Even goed staat mij een van de laatste liedrecitals van Brynn Terfel in het Concertgebouw nog voor de geest, hij stond inderdaad stil bij de piano, maar betoverde het publiek. Je moet van zeer goede huize komen om die extreem moeilijke kunst te beheersen!
    Het hoeft toch niet per se of/of te zijn?
    Kleine opmerking: het zou fijn zijn als Kanako Inoue iets meer in de schijnwerper zou komen, ze heeft dit moeilijke recital onvoorstelbaar goed begeleid. Wat een fantastische pianiste!