Carmina Burana klinkt beschaafd
“Lucas en Arthur Jussen spelen Carmina Burana”, meldt de brochure van de Robeco SummerNights. De populariteit van de broers-pianisten verdringt daarmee het feit dat het beroemde werk door Carl Orff voor groot koor werd geschreven. Dat stond er dus ook woensdag in het Amsterdams Concertgebouw.
De uitvoering was een uitvloeisel van de Koorbiënnale die begin juli in Haarlem werd gehouden. Deelnemers aan dat zangfeest, aangevuld met onder meer leden uit het Nederlands Concertkoor plus het Nieuw Amsterdams Kinderkoor (bijna allemaal meisjes), vormden het vocale ensemble dat in een groot deel van de 24 liederen ritmisch pittige partijen mag zingen. Carl Orff voegde tijdens het componeren in 1935/1936 ook drie solisten in. Hij schreef er een groot bezet orkest bij en noemde de cantate Carmina Burana, oftewel liederen uit Beuren.
Uit de bibliotheek van de benedictijnenabdij in de Beierse plaats Benediktbeuern kwam in 1804 een bundel tevoorschijn met ruim tweehonderd liederen, deels in het Latijn, deels in dertiende-eeuws Duits. Teksten met muziektekens erbij. In 1847 verscheen dit monument van middeleeuwse zangcultuur in druk, een uitgave die Carl Orff in 1934 onder ogen kreeg. Naar eigen zeggen ontvlamde in de 39-jarige componist onmiddellijk het creatieve vuur.
De korte dichtregels – in rijmende groepen verdeeld, met beknopt en ritmisch klinkend Latijn – spraken Orff zo aan omdat ritmiek een belangrijk deel van zijn musiceren uitmaakte. Hij studeerde immers slagwerk en schreef een beroemd geworden methode om kinderen muziek te leren, het Orff Schulwerk (vanaf 1924 ontwikkeld), gebaseerd op ritmiek in het samenspel.
Orff imiteerde geen middeleeuwse muziek. De tekens in het middeleeuwse handschrift waren toen nog niet ontcijferd. De zuivere tekst gaf hem de inspiratie voor een nog steeds opwindende en eigentijds aanvoelende verklanking van liederen over opkomst en ondergang (het beroemde openingslied ‘O Fortuna’), over de lente en de liefde, over losbandig leven (in de Duitse drink- en spotliederen) en over de wispelturigheden van Amor.
Orff arrangeerde de teksten met medewerking van een student klassieke talen tot een libretto voor een groots theaterstuk met dans en magische beelden. In 1937 vond de première plaats in Frankfurt, met jubelende bijval aan het einde.
Trio Jussen
Carmina Burana werd onmiddellijk herkend als een groots werk, zeer geschikt voor de concertzaal. In 1956 verzorgde een leerling van Orff een arrangement waarin het raffinement van de ritmische patronen prachtig en nog beter dan in de orkestversie tot uitdrukking kwam, dankzij een percussie-ensemble met zes slagwerkers en twee pianisten. Daar speelden de gebroeders Jussen tijdens de Amsterdamse uitvoering een geweldige rol in.
Het zal weinig voorkomen dat de vader van de twee klavierleeuwen zelf een belangrijke rol speelt. Vader-paukenist Paul Jussen leidde het zeskoppige slagwerkensemble uit het Radio Filharmonisch Orkest en excelleerde met zijn zoons in een instrumentaal trio getiteld Tanz. Een uniek moment, dat herhaald gaat worden op 8 februari volgend jaar in de Rotterdamse Doelen, als de Jussens en de slagwerkers meespelen in een uitvoering van Carmina Burana door het Laurens Collegium en het Codart-koor.
Geen ruige kroeg
Het Biënnale Festivalkoor reageerde alert op de beheerst stuwende gebaren van dirigent Béni Csillag. Het vrouwenkoor kwam het best tot klinken met stralende hoge stemmen zoals in het zevende nummer ‘Floret silva nobilis’ (het edele woud staat in bloei). Maar het mannenkoor miste klankkracht, waardoor het openingslied ‘O Fortuna’ net niet die vocale klap uitdeelde waar je kippenvel van krijgt. Virtuoos waren de festivalzangers wel in de snelle uitspraak van het Latijn.
Dirigent Csillag mikte duidelijk op zekerheid, waardoor de totale indruk van een beschaafde uitvoering ontstond. Zo miste het lange lied ‘In taberna’ (in de kroeg) ruige beschonkenheid.
Orff verdeelde de solopartijen vreemd. De tenor heeft één nummer (over een mooie zwaan die aan het spit komt), maar wel met een helshoge partij, die de kermende zwaan uitbeeldt. Iets wat Yves Saelens fantastisch deed. De sopraan heeft er twee, onder meer het korte ‘Dulcissime! Ah!’, dat door de invallende sopraan Katharine Dain hemelsmooi werd gezongen. Bariton Dietrich Henschel kreeg van Orff zes bijdragen, waarin hij de teksten vooral expressief, bijna zingzeggend vertolkte, maar in klank wegviel in de grote zaal.
Nog vier Carmina’s
Deze uitvoering was de eerste van nog vier Carmina-projecten. Op 2 september kunnen zanglustigen deelnemen aan een meezing-Carmina (met slagwerk en twee piano’s) in de Janskerk te Gouda (hele dag repeteren, ’s avonds concert). Tussen 8 en 18 november voeren het Internationaal Symfonie Orkest en het Nieuw Roemeens Koor de orkestversie uit, waarbij vier keer in het Amsterdams Concertgebouw. Tussen 30 januari en 4 februari voorziet de ‘Nationale Opera van Rusland’ het werk zelfs van een ballet en op 8 februari vindt de boven aangekondigde uitvoering in de Rotterdamse Doelen plaats, met de Jussens erbij. O Fortuna!