BuitenlandOperarecensie

Essener Trovatore overtuigt vooral muzikaal

Het Aalto-Musiktheater in Essen brengt dit seizoen een nieuwe productie van Il trovatore, in een regie van het vermaarde duo Caurier en Leiser. Afgelopen zaterdag was de première en Peter Franken was erbij.

Aurelia Florian als Leonora in Il trovatore bij het Aalto-Musiktheater. (© Matthias Jung)

Il trovatore is in muzikaal opzicht één van Verdi’s populairste werken, maar op het toneel wil het werk weleens wat ongeloofwaardig overkomen. Volg je gewoon het verhaal, dan moet je onwaarschijnlijke wendingen zonder commentaar voor lief nemen. Laat je er een concept op los, dan dwing je het geheel al gauw in een keurslijf, waardoor het eigenlijke verhaal in de knel komt. Dat hebben ook Leiser en Caurier moeten ervaren. Luid boegeroep werd hun deel.

Muzikaal viel er veel te genieten bij deze Trovatore. De Essener Philharmoniker liet onder leiding van Giacomo Sagripanti prachtige klanken uit de orkestbak komen, een feest om naar te luisteren. De bijdrage van het koor, ingestudeerd door Jens Bingert, was wisselend van kwaliteit. Maar het kan ook opzet zijn geweest om het soldatenkoor zo luidruchtig te laten klinken. Bijna schreeuwen werd namelijk afgewisseld met een fluwelen geluid. Het blijft een keuze natuurlijk.

Roemeense kracht

Van de kleinere rollen viel de bijdrage van Liliana de Sousa op. Zij zette een heel mooie Ines neer, de vertrouwelinge van Leonora. Ook de Ferrando van Baurzhan Anderzhanov kwam goed uit de verf. Zijn grote aria ‘Di due figli vivea padre beato’, waarin hij de voorgeschiedenis van het verhaal samenvat, werd met veel overtuiging gebracht. Beide zangers behoren tot het ensemble van het Aalto-Musiktheater.

Ook uit het eigen ensemble kwam Nikoloz Lagvilava, die de hoofdrol voor bariton vertolkte. Zijn Conte di Luna was een goed geacteerd personage, dat afwisselend ten prooi viel aan jaloezie, woede, wraakgevoelens en verbittering. Luna is geen moment gelukkig en dat liet Lagvilava in zijn zang duidelijk tot uiting komen. Het is een rol die hem goed ligt, ook qua stem.

Voor de vrouwelijke hoofdrollen was een beroep gedaan op twee gastzangeressen, beiden afkomstig uit Roemenië. Carmen Topciu blonk uit als de zigeunerin Azucena, een rol die ze al in meerdere theaters heeft vertolkt. Carmen en Fenena zijn andere ankerpunten in haar repertoire. Topciu’s stem heeft een mooi, vol mezzogeluid en mede door haar grote bereik kan ze zonder forceren de hoogste passages over het voetlicht brengen. Met een gedragen ‘Condotta ell’era in ceppi’ zette ze de toon voor een muzikaal prachtig optreden. Acterend wist ze minder indruk te maken, maar dat lag vooral aan de regie.

Scène uit Il trovatore bij het Aalto-Musiktheater. (© Matthias Jung)

Leonora was toevertrouwd aan Aurelia Florian, die momenteel in Europese theaters vooral te horen is als Violetta. Haar Leonora was een compleet personage, geloofwaardig in elke scène. Dat zegt veel, aangezien ze emotioneel van hot naar her wordt gesleept. Vocaal kan ze de rol prima aan, maar ze vertoonde onnodig risicomijdend gedrag, met name bij het attaqueren van de hoge passages. De ene keer zette ze een keel op, in een volgende, vergelijkbare passage zong ze mezzo forte. Verder niets dan lof voor deze Aurelia: ze was van begin tot eind een vast baken in deze rollercoaster, met als hoogtepunt een indrukwekkende vertolking van Leonora’s topnummer ‘D’amor sull’ali rosee’.

De inmiddels wereldwijd optredende stertenor Gaston Rivero zette een uitstekende Manrico neer. De rol is hem op het lijf geschreven, maar afgaande op zijn reputatie had ik net iets meer van hem verwacht. Rivero’s Manrico heeft de bravoure van een man die in alles uitblinkt, van minstreel tot vechtersbaas. Logisch dat Leonora voor hem valt, en niet voor zijn veel saaiere broer. Rivero ging zoals verwacht helemaal los in ‘Di quella pira’, maar bleef (bewust?) hangen onder de hoge C. Mooie tenor, maar niet de ster van de show.

Banaal

Il trovatore speelt zich af tijdens een burgeroorlog en Leiser en Caurier hebben de verleiding niet kunnen weerstaan om daar al hun kaarten op te zetten, zonder ze vervolgens echt uit te spelen. Tijdens de openingsaria van Ferrando zitten zijn soldaten – keurig gekleed in grijze kostuums, als personeel tijdens een kantoorvergadering – in een wijde kring. Op het middenterrein zit een groep ongeregelde tokkies, die kennelijk moeten doorgaan voor zigeuners. Ze worden gekneveld en aan het einde van de scène worden er een paar afgeknald. Een grote waaier van bloed verschijnt op het achtertoneel, om vervolgens niet meer te verdwijnen.

Diezelfde tokkies zien we later terug in het zigeunerkamp en, vreemd genoeg, ook nog eens als de opstandige troepen die onder leiding van Manrico de vesting Castellor moeten verdedigen. Net als je denkt dat zo het contrast tussen ‘high life’ en ‘low life’ wordt verbeeld, komen de soldaten van Luna in de derde akte op als het inmiddels overbekende ‘Bosnië-personeel’. Luna houdt hun voor dat ze na de verovering van Castellor ongehinderd hun gang mogen gaan en gooit hen voor alle duidelijkheid een opblaaspop toe, waarover één van de soldaten zich zo hardhandig ontfermt dat ze lek raakt. Ondertussen zingen ze ‘Squilli, echeggi la tromba guerrierra’.

Carmen Topciu als Azucena en Gaston Rivero als Manrico in Il trovatore bij het Aalto-Musiktheater. (© Matthias Jung)

Als ik heel eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik de koormuziek in Il trovatore een beetje banaal vind, zowel muzikaal als tekstueel. Als het dan ook nog eens banaal geënsceneerd wordt, krijgt irritatie de overhand. Dat was niet alleen in het soldatenkoor het geval, maar ook in het aambeeldenkoor van de zigeuners, ‘Chi del gitano i giorni abbella’, waarin ze blèren dat er altijd troost is in de vorm van een zigeunerinnetje. Hier stond de hele troep rondom een ijzeren ziekenhuisbed. Op dit bed lag Azucena, twee mannen timmerden in de maat met ijzeren staven op het hoofdeinde. Brullend hard allemaal. Er leek geen einde aan te komen.

Verder waren er natuurlijk veel automatische wapens en was er veel oorlogsschade. Dood en verwoesting alom. Decorbouwer Christian Fenouillat en kostuumontwerper Agostino Cavalca wisten het, dat moet gezegd worden, voortreffelijk vorm te geven. Ik vond het toneelbeeld weliswaar onprettig, maar het was wel uitstekend gedaan. Niettemin: mijn vertrouwen in de heren Leiser en Caurier heeft een deukje opgelopen.

Il trovatore is dit seizoen nog twaalf keer te zien, op 9 juni is de laatste uitvoering. Zie voor meer informatie de website van het Aalto-Musiktheater.

Vorig artikel

Andrews viert het leven in La bohème

Volgend artikel

Metropolitan Opera schorst James Levine

De auteur

Peter Franken

Peter Franken

4Reacties

  1. J de Vries
    4 december 2017 at 13:45

    Inderdaad muzikaal een avond van goed niveau.Dat zijn we al jaren gewend in Essen.Regie , decor en kostuums waren beneden alle pijl.Onbegrijpelijk dat deze heren overal in europa worden uitgenodigd.Een flinke misser van intendant Hein Mulders.Het Essener publiek liet gelukkig blijken dat ze hier niet van gediend zijn.

  2. Hans van Verseveld
    4 december 2017 at 19:59

    Als ik het verhaal van Peter Franken goed begrijp, dan is ook in Essen het verval ingetreden, waarbij de echte opera- en zangliefhebbers vanzelf afhaken, omdat ze geen zin meer hebben in het afgrijselijke regisseurs vandalisme, dat in de tegenwoordige operatheaters heerst.

  3. Stefan Caprasse
    5 december 2017 at 09:24

    Ik zou mij (in alle bescheidenheid) toch wel een ‘echte’ operaliefhebber durven noemen, maa zo snel haak ik niet af, integendeel zelfs. Zal wel aan mijn slechte smaak liggen…

  4. Stefan Caprasse
    5 december 2017 at 09:45

    Trouwens, wat Leiser & Caurier betreft: hun enscenering van de Otello van Rossini (in de Vlaamse Opera en ook op BluRay met Bartoli) beviel me zeer.
    Ik weet niet wat ik van deze Trovatore zou gedacht hebben, het ziet er nogal zeer gewelddadig en bloedig uit…

    Het niveau van regisseurs kan moeilijk steeds op hetzelfde pijl staan…
    Als men natuurlijk sowieso een hekel aan transposities naar het heden heeft…