Bravogeroep voor Mijnssens tweede Mozart
De Nederlandse regisseur Jetske Mijnssen en haar team oogstten op 4 februari samen met een cast vol jonge solisten veel applaus voor hun nieuwe, sterk ingetogen enscenering van Mozarts Idomeneo bij het Opernhaus Zürich.
Het kan in de winter zeer koud worden in Zürich. De bergen zijn dichtbij, de zee is ver weg. Ver voorbij de grenzen van dit alpinistische, calvinistische land, waar onder de beroemde wolkenzeeën vooral introverte, aan hun werk toegewijde mensen wonen, die hun gevechten allereerst voeren op de innerlijke, gure, diepe of juist vlakke binnenzee van hun eigen ziel.
Een symbool daarvan is Idomeneo, koning van Kreta, die na de oorlog om Troje naar huis terugkeert, maar op zee met de woede van Neptunus geconfronteerd wordt. Hij bereikt uiteindelijk toch zijn vaderland, maar ondekt dat zich in zijn hart een nog veel ontembaarder zee bevindt, zoals hij het in de beroemde, halsbrekende aria ‘Fuor del mar ho un mar in seno’ verwoordt.
Innerlijke conflicten, trauma’s en zielenafgronden kenmerken deze opera seria van de jonge Mozart. De rigide, statueske klassieke periode begint in dit werk af te brokkelen, de “edle Einfalt und stille Grösse” van het classicisme volgens Johann Joachim Winckelmann hint naar de romantiek. En daarmee naar de moderne mens, zoals we haar vandaag kennen.
Met dit in gedachten zet Jetske Mijnssen op de onopgesmukte bühne van haar nieuwe Idomeneo mensen uit het heden. Mijnssen heeft al veel geregisseerd in Zwitserland en Zürich, maar vertelt in het programmaboek dat Idomeneo pas de tweede Mozart-enscenering in haar carrière is. Haar idee achter deze productie zet ze helder uiteen in een video van het Opernhaus.
Goden als Neptunus bestaan niet, ze zijn door ons gecreëerd, als projecties van onze angst voor het lot. Daarom vertoont Mijnssen liever normale mensen, met wonden en trauma’s in hun ziel. Geen koningen, maar zakenmensen uit gegoede families, zoals de kostuums van Dieuweke van Reij laten zien.
Het decor doet in plaats van aan Griekse tempels denken aan de monumentale therme van het dorpje Vals, een architecturaal kunstwerk van Peter Zumthor, gebouwd met kwartsiet. Het decorontwerp van Gideon Davey lijkt ernaar te verwijzen. De zee is gereduceerd tot zwembadformaat.
In feite is alles in deze voorstelling gereduceerd. Dat had interessant kunnen zijn en zelfs een bijzondere fascinatie kunnen opwekken, zou de voorstelling muzikaal en qua casting meer te bieden hebben gehad dan nu het geval was.
De muzikale visie van Giovanni Antonini bleef voor mij onnavolgbaar. Hij leidde het Orchestra La Scintilla op vluchtige wijze door een avond zonder veel samenhang, waarin alle nummers op elk moment van de rails leken te kunnen raken. Korte momenten met levendige of intieme accenten konden de afstandelijke, saaie en grauwe tweeënhalve uur opera helaas niet op gang helpen.
De mooie, solide stemmen van Hanna-Elisabeth Müller als Ilia en Guanqun Yu als Elettra klonken goed – werkelijk goed – maar tegelijk onbezield en uitdrukkingsloos. Op onoverkomelijke moeilijkheden stuitte Joseph Kaiser toen hij de coloratuurgolven in zijn partij meester probeerde te zijn, maar er hopeloos in verzonk. Zijn Idomeneo was muzikaal vermoeiend en theatraal over de top; stijl en dictie klopten niet. Weinig overtuigend was ook Anna Stéphany, die zich als Idamante in haar tekst verloor en een bleek figuur neerzette.
Alle pogingen om meer expressie in de vertolkingen te brengen mislukten door de pathetische of op z’n minst kunstmatig overkomende poses die de personages moesten aannemen. Live-theater moet het hebben van grote persoonlijkheden die menselijke zwakheid tonen. Hoe onbekoorlijk wordt het spektakel als zwakke mensen grote persoonlijkheden proberen na te bootsen.
Het koor van het operahuis staat gelukkig altijd garant voor fraaie momenten. In elke uitvoering creëert het eilanden van stijlvastheid en edele klanken. Het was alsof de alledaagse routine van het operabedrijf onderbroken werd en we eraan herinnerd werden hoe het geheel eigenlijk had moeten klinken.
Het is ongelofelijk hoevelen in het publiek nog over de onvergetelijke Idomeneo van Ponnelle en Harnoncourt uit 1980 praten. In die tijd zocht het Opernhaus Zürich zijn weg naar de top van de operawereld. Tegenwoordig lijkt het stap voor stap, met avonden als deze, naar provinciale dimensies terug te keren. Maar goed, het kan niet altijd top of the top zijn. En het moet gezegd worden: op de premièreavond werd veel en lang geapplaudisseerd. De solisten, het regieteam en het orkest leken geheel aan de verwachtingen van het publiek van vandaag te voldoen.
Idomeneo is nog tot en met 2 maart te zien. Zie voor meer informatie de website van het Opernhaus Zürich.