BuitenlandFeaturedOperarecensie

Hans Heiling als spannend Ruhr-drama

De sluiting van de laatste kolenmijn in het Ruhrgebied kleurt de nieuwe productie van de romantische opera Hans Heiling bij het Aalto-Musiktheater. De titelrol is gevormd naar beeld en gelijkenis van de legendarische Alfried Krupp. De aardgeesten blijken de steenkolendelvers in een Ruhr-drama. Zelfs Sankt Florian maakt plaats voor Sankt Barbara, patrones van mijnwerkers en metrobouwers.

Rebecca Teem in Hans Heiling. (© Thilo Beu)

Componist Heinrich Marschner en librettist Eduard Devrient schiepen in 1833 een opmerkelijke opera. De gebruikelijke ouverture volgt pas na een proloog, die met een lengte van ongeveer twintig minuten het karakter heeft van een eerste bedrijf. Daarin maakt Hans Heiling, koning van de onderwereld, bekend dat hij naar de bovenwereld vertrekt om te kunnen trouwen met een mens, Anna genaamd.

Dat wekt commotie op bij het volk der dwergen en vooral bij zijn moeder, de naamloze koningin van de aardgeesten. In een prachtig wisselspel van koor- en solozang bezweren zij Hans om zich niet in dat avontuur te storten, maar hij laat zich niet ompraten. Behalve een bruidsschat aan juwelen, die de aardgeesten in hun zwoegend onderaards bestaan hebben bijeengebracht, neemt hij uit voorzorg het toverboek mee, om als bovenaards mens toch over magische krachten te kunnen beschikken.

Dan volgt de ouverture. Wat moet je dan als regisseur? Het doek laten zakken om de oren ruim baan te geven voor het kleurrijke, expressieve, bijna negen minuten durende klankbeeld van Marschner? Een muziekstuk dat begint met een motief voor hoorn van drie tonen in een statig stijgende en dalende lijn, een noodlotsmotief dat in het derde bedrijf wederom klinkt en wordt uitgewerkt in de ondergang van Hans Heiling. Zou Antonín Dvořák, in zijn jonge jaren violist in een operaorkest, deze ouverture hebben gekend? Hij begint het laatste deel van zijn negende symfonie met exact hetzelfde motief, maar dan stoer gezet in een snel tempo.

Inderdaad liet regisseur Andreas Baesler het voordoek zakken in het Aalto-Musiktheater, meteen gevolgd door een wit projectiedoek, waarop een documentairefilm vertoond werd, getiteld Kohle. Een leerzaam verhaal over het ontstaan van steenkool door samenpersing van groene vegetatie in voorhistorische tijdperken en over de delving tijdens het industriële tijdperk van de negentiende en twintigste eeuw, compleet met zwoegende arbeiders in stoffige, onderaardse gangen. Het verhaal werd voorzien van de soms opvallend synchroon lopende ouverture uit de orkestbak, gespeeld door de Essener Philharmoniker onder Frank Beermann.

Scène uit Hans Heiling. (© Thilo Beu)

De film verwees naar de geschiedenis van het Ruhrgebied, waar rond 1830 de eerste mijnen werden gegraven. Eind 2018 stopt de kolenproductie echter als de laatste mijn wordt gesloten. De leiding van het Essener operahuis zag in Marschners drama aanknopingspunten om dat gegeven een cultureel accent te geven. Een Ruhr-drama werd het, waarbij Marschners opera over de onderwereldkoningin, haar zoon Hans en het geketende dwergvolk ingevuld werd met de historische figuren Bertha Krupp en haar zoon Alfried van het alles overheersende Krupp-concern en met de onderdrukte mijnwerkers.

Een slimme zet, want je kunt er een breed publiek mee trekken. Bovendien bevatten het operaverhaal en de historie een paar overeenkomsten. Hans voelde de drang naar menselijk leven zo sterk omdat hij een halfmens was, kind van een mensenvader en een geestenmoeder. Alfried Krupp was ook een halve Krupp; zijn vader was baron Von Bohlen. Alfried trouwde tegen de zin van de Krupp-familie een eigen keuze. Ook Hans zette door, maar beide relaties liepen slecht af. Verder biedt de hele zetting van onderaards werkende industrieslaven parallelen met Hans Heiling.

Villa Hügel

Marschner schreef met Hans Heiling een echte kooropera in de stijl van de toen populaire grand opéra. Als heuse kompels in authentieke kleding stond het grandioos zingende operakoor tijdens de proloog in een mijnschacht, als achtergrond van een getrouwe kopie van het riant ingerichte huis van de Krupps, de befaamde Villa Hügel.

Aan het bureau in Villa Hügel zat Hans Heiling, door een knappe make-over lijkend op Alfried Krupp. Heiko Trinsinger gaf de rol een geloofwaardige invulling met zijn statige figuur en dominantie uitstralende baritonstem. De stevig ogende Rebecca Teem belichaamde de combinatie Bertha Krupp/onderwereldkoningin in een felrode jarendertigjapon overtuigend, ook wat betreft de robuuste klank en voordracht van haar enigszins craquelé sopraan.

Spookachtig belicht

Het eerste bedrijf introduceert de persoon waar Hans verlangend naar uitziet, Anna. Zij is de lieve, naïeve dochter van moeder Gertrude, die de verbintenis met een vermogend zakenman wel ziet zitten, ook al is diens achtergrond schimmig en gedraagt hij zich weinig sociaal. Marschner karakteriseerde Anna met een lyrische, breed uitgesponnen sopraanpartij, die in het tweede bedrijf het hoogtepunt bereikt in de smeltende melodische lijnen van haar aria ‘Einst war so tiefer Friede in meinem Herze’.

Jessica Muirhead gaf een intense, met veel nuances uitgewerkte verklanking van Anna’s totale verwarring. Ze wantrouwt Hans, maar heeft wel ingestemd met hun huwelijk. Verrassend grijpt op dat moment de onderwereldkoningin in. Zij raadt een huwelijk met Hans af. Een fantastisch geregisseerde en spookachtig belichte scène, waarin ook het dwergen/mijnwerkerskoor zich mengt.

Scène uit Hans Heiling. (© Thilo Beu)

Anna koestert ook diepe genegenheid voor Konrad, een ongecompliceerde boerenzoon die hartstikke verliefd op haar is. Tenor Jeffrey Dowd wierp zich als Konrad overtuigend op als verdediger tegen de woedend jaloerse Hans. Componist Marschner trok de vocale spanningslijnen geweldig door in de instrumentale ondersteuning (door dirigent Beermann en het orkest virtuoos uitgewerkt), waardoor dit hele tweede bedrijf als een topstuk uit de operaliteratuur mag worden genoemd. Merkwaardig dat deze opera nooit in Nederland op de planken kwam.

Duistere monoloog

Het derde bedrijf begint met het duistere beginmotief van de ouverture. Heiling overweegt in een grootse monologue interieur dat hij gefaald heeft. “Alles is dahin. Sie hat mich nie geliebt”, klinkt het verslagen. Hij wil terug naar zijn onderwereld. Maar het dwergenvolk bespot hem en vertelt dat zijn tegenstander Konrad helemaal niet dood is, maar Anna gaat huwen. De demonie breekt in Heiling los, aangevuurd in de orkestbegeleiding, een scène waar Richard Wagner (die de opera verschillende keren dirigeerde) zijn vingers bij aflikte.

Jammer genoeg mist het derde bedrijf één grote, meespelende lijn door de veelheid aan scènetjes hierna, zoals een huwelijksinzegening met bruidslied en een huldiging van het bruidspaar. Bovendien was vanwege de couleur locale een mijnwerkerslied (‘Glück auf’) ingevoegd – dat in de zaal hier en daar werd meegezongen – begeleid door een echte mijnwerkersharmonie in galakostuum.

De spanning keerde terug op het moment dat Heiling zich op het huwelijksfeest vertoont om wraak te nemen, scènisch en muzikaal een adembenemend moment. Weer komt zijn moeder beslissend tussenbeide.

De regie maakt het Ruhr-drama compleet doordat Heiling met zijn laatste krachten het hele industriële complex opblaast, op spectaculaire wijze gefilmd. Zo onromantisch bedoelden Eduard Devrient (behalve librettist ook de eerste Heiling-vertolker) en Heinrich Marschner het vast niet. Een jubelkoor besluit het verhaal vroom: “Gottes Almacht hat entschieden. Allen Recht und Allen Frieden.”

Hans Heiling is nog tot en met 22 juni te zien. Zie voor meer informatie de website van het Aalto-Musiktheater.

Vorig artikel

YouTube-portret: Sonya Yoncheva

Volgend artikel

Seizoen NTR ZaterdagMatinee 2018/2019

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman

1 Reactie

  1. Ben Siebers
    4 maart 2018 at 11:33

    Heb de voorstelling op 3 maart bezocht. Helaas had de griep toegeslagen en konden er 2 solisten (Jeffry Dowd en Bettina Ranch) niet zingen. Ze speelden wel en werden zingend vanuit de coulissen vervangen. Gelukkig waren de uitstekend zingende Muirhead en Trinsinger er wel en uiteraard dirigent Frank Beermann die het orkest fantastisch liet spelen.
    Een hele mooie opera in een fraaie enscenering en ik raad alle operaliefhebbers aan hiervoor naar Essen af te reizen. Misschien ook een tip voor onze Nationale Opera om deze opera eens te brengen.