Operarecensie

Così op Coney Island: een theatrale triomf

Così fan tutte te midden van attractieparken en circusacts. Het lijkt vergezocht, maar regisseur Phelim McDermott maakt er bij de Metropolitan Opera een amuserende show van. De cast acteert ijzersterk en de muziek krijgt ruim baan.

Serena Malfi en Amanda Majeski als Dorabella en Fiordiligi. (© Marty Sohl / Metropolitan Opera)

Phelim McDermott plaatst Mozarts beroemde opera op Coney Island, in de jaren vijftig. De setting zal voor het matineepubliek in Manhattan meer betekenis hebben gehad dan voor de toeschouwers die zaterdagavond in duizenden bioscopen overal ter wereld live meekeken. Toch was het niet moeilijk de sprong van de achttiende naar de twintigste eeuw mee te maken.

Coney Island, een schiereiland in het zuiden van Brooklyn, was in de vorige eeuw een bruisend recreatiegebied met tal van attractieparken. McDermott voert een troep (echte) circusartiesten op om je mee te nemen naar deze bonte, levendige plek. De artiesten (zwaardslikkers, lilliputters, een vuurspuwer, een slangenbezweerder, etc.) leiden de opera tijdens de ouverture op grappige wijze in en zijn voortdurend nauw bij de handeling betrokken.

De spannende circusacts die de Met vooraf beloofde, vallen tegen. Er zijn wat vlugge hoogstandjes, maar het is marginaal. De artiesten fungeren veel meer als assistenten van spin-in-het-web Don Alfonso en helpen hem om het ‘liefdesexperiment’ met de twee paren Fiordiligi-Guglielmo en Dorabella-Ferrando te orkestreren. Het deed me denken aan de drie clowns in de recente productie van Trouble in Tahiti in Amsterdam, die eveneens een zowel figurerende als regisserende rol speelden.

De bedrijvigheid van de circusartiesten is af en toe ongepast dominant, maar in de meeste scènes vervullen ze een beleefde achtergrondrol, zodat de muziek en de zes hoofdrolspelers niets in de weg gelegd wordt. Tijdens de wat statischer aria’s, die normaliter de handeling stopzetten, stuwen ze het verhaal voort.

De hoofdrollen zijn voortreffelijk gecast en de zangers hebben duidelijk veel tijd aan hun acteerwerk en onderlinge chemie besteed. Gekunstelde gebaren blijven achterwege, hun spel is fris, vlot en vaardig.

De scènes zijn bovendien haarfijn op Mozarts muziek gezet. De aria’s, duetten en ensemblestukken sprankelen als vers voor Coney Island geschreven noten. Het resultaat is dat de voorstelling een heerlijk tempo heeft; in het bijzonder tijdens de scènes in de kamers van het ‘Skyline Motel’ waar Fiordiligi en Dorabella verblijven. Een briljant decor, dat door McDermott uiterst pienter wordt benut.

Scène uit Così fan tutte. (© Marty Sohl / Metropolitan Opera)

Amanda Majeski is in mijn ogen de perfecte Fiordiligi. Qua postuur en uitstraling is ze helemaal de ietwat stijve, zeer terughoudende jonge vrouw die met al haar wilskracht het juiste wil doen, maar uiteindelijk toch moet onderkennen dat er onvermoede, en onverhoopte, gevoelens in haar hart broeien. Vocaal krijgt Fiordiligi zeer pittige frases te verstouwen. De Amerikaanse sopraan raakt elke noot, al komt ze hier en daar wat gespannen over.

Haar zusje Dorabella is wat losser en vrijer, iets wat in handen van de charismatische mezzosopraan Serena Malfi uitstekend uit de verf komt. Malfi voorziet haar charmante spel van klankrijke zang, maar voor de enige Italiaanse in de cast vind ik haar dictie niet altijd even sterk.

Broadway-ster Kelli O’Hara (Despina) toont juist wel een uitstekende uitspraak, en weet qua acteren uiteraard ook van de hoed en de rand. Haar stem heeft echter niet zo veel body als de stemmen van haar operacollega’s.

Guglielmo en Ferrando, de heren die voor de tamelijk wrede weddenschap met Alfonso elkaars verloofden proberen te versieren, worden zeer dynamisch neergezet door respectievelijk Adam Plachetka en Ben Bliss. Hun transformatie van brave verloofden die als mariniers naar het front vertrekken tot extraverte, zelfverzekerde playboys is beter dan ik ooit gezien heb. Vooral Bliss maakt als gelikte lover een totaal andere indruk dan als Ferrando aan het begin van de opera.

Vocaal hebben beiden glansmomenten, zoals de jonge Bliss in de bekende aria ‘Un aura amorosa’. De tenor weet ook veel expressie in zijn recitatieven aan te brengen. Hier en daar klinkt zijn stem wel wat dun. Plachetka zet zijn zanglijnen soms wat ruw aan, maar dat past wel de manier waarop zijn Guglielmo voorgesteld wordt: een forse man, een echte beer.

De ervaren Mozart-zanger Christopher Maltman completeert de cast als een uitstekende, manipulerende Alfonso en dirigent David Robertson geeft geïnspireerd leiding. De ervaren beeldregisseur Gary Halvorson brengt het geheel met mooie, rake shots tot leven op het witte doek. Wat mij betreft één van de beste Live in HD-vertoningen van dit seizoen.

De Metropolitan Opera brengt dit seizoen nog twee producties in de bioscoop: Luisa Miller op 14 april en Cendrillon op 28 april.

Vorig artikel

Magazijn Hollandia: puur Nederlands

Volgend artikel

Kremer en Netopil delen hoofdrol in Salome

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.