‘We moeten het lied niet laten uitsterven’
Met een zanger die stijfjes in de bocht van de vleugel een paar bekende liederen staat af te werken, hoef je bij Reinild Mees niet aan te komen. Met haar Stichting 20ste-eeuwse Lied kiest ze voor nieuwe vormen en onbekend repertoire. ,,We moeten het liedrecital aanpassen aan de huidige tijd.”
Sinds 1998 presenteert Stichting 20ste-eeuwse Lied ieder jaar een paar vernieuwende liedrecitals met onbekend repertoire, onder de noemer SPOTLIGHTS Concerten. Ook de komende tijd staan er weer enkele concerten gepland.
De zangers Claron McFadden, Roberta Alexander en Marcel Reijans trekken rond met een reprise van het succesvolle concert ‘The unforgettable songs van Leonard Bernstein’, begeleid door Reinild Mees op de piano en Tonnie Kievits op de trompet.
Sopraan Charlotte Margiono en bariton Konrad Jarnot verzorgen in maart een portret van Erich Wolfgang Korngold in het Concertgebouw, met begeleiding van Mees en een inleiding van Caspar Wintermans.
Geen gangbare componisten voor recitals, maar dat is precies wat de stichting van pianiste Mees voor ogen heeft: onbekende componisten voor het voetlicht brengen.
Mees woonde een paar jaar in München toen ze begon te zoeken naar repertoire uit het interbellum. ,,Ergens op een achterplankje in de winkel vond ik bijvoorbeeld iets van Franz Schreker. Ik dacht: Wat is dit voor raars? Waarom wordt dit nooit meer gespeeld?”
Veel van de componisten uit het interbellum bleken uit het geheugen van muziekminnaars te zijn verdwenen. Deels door de Tweede Wereldoorlog (en het uitbannen van de muziek van Joodse componisten), maar ook doordat de atonale muziek na de oorlog welig tierde, waarbij de romantische stijl van voor de oorlog in de vergetelheid raakte.
Waar een componist als Respighi bijvoorbeeld zeer populair was in zijn tijd (Strawinsky en Prokofiev kwamen zelfs naar Amsterdam om een concert van hem bij te wonen) was er na de oorlog niemand meer die omkijken naar hem had.
Mees denkt dat daar door het naderen van een nieuw millennium, een nieuw tijdperk, verandering in is gekomen. ,,Mensen gingen terugkijken op de voorgaande eeuw. De muziek uit het begin van die eeuw werd daardoor meer gewaardeerd. Maar toen ik als één van de pioniers hiermee begon, had ik niet durven hopen dat het zó zou terugkeren.”
Mees kwam op het idee om liederen van diverse vergeten componisten op te gaan nemen. Ze vond bij Jared Sacks van Channel Classics een gewillig oor. Samen bedachten zij het concept ‘The Complete Songs’. In die reeks zijn inmiddels alle liederen van Ottorino Respighi, Karol Szymanowski, Franz Schreker en Edward Elgar opgenomen. De Stichting 20ste-eeuwse Lied werd opgericht om een en ander in goede banen te leiden.
Intiem
Mees is van jongs af aan bezig met muziek. ,,Volgens mijn ouders al vanaf mijn tweede”, vertelt ze. ,,Als ik uit school kwam, ging ik direct naar de piano en kon ik uren en uren spelen. En ik wilde alles luisteren.”
Vocale muziek trok haar echter niet direct. ,,Tot mijn achttiende hoorde ik wel veel zang, maar ik had niets met de teksten. Die waren vaak zo romantisch en sentimenteel, dat vond ik een beetje eng. Of ik vond de thema’s te zwaar.”
Maar toen ze op haar negentiende meedeed aan een zomercursus bij het Mozarteum in Salzburg werd ze gegrepen door de menselijke stem en besloot zich te specialiseren als begeleider van zangers – een tak van sport die spaarzaam bezet is.
Terwijl ze een studie musicologie deed, bereidde Mees zich bij diverse privédocenten voor op het staatsexamen piano. Ondertussen ging ze diverse talen leren, zodat ze ‘steeds dieper in de materie kon duiken’.
,,Ik heb ook heel veel kamermuziek gespeeld, maar het bijzondere van zang is dat er tekst bij komt kijken. Dat maakt het zo persoonlijk. Als hetzelfde Schubert-lied door twintig zangers wordt uigevoerd, is het bij iedereen weer anders. Ieder heeft een persoonlijke klank, ademhaling, kleur, volume, uitspraak: dat is fantastisch, het ligt niet vast.”
‘Zangers zijn zo overboekt dat ze de rust niet hebben om zich te verdiepen in liederen’
Mees’ eerste baan was repetitor bij De Nederlandse Opera. In de twee jaar die ze daar werkte, ontdekte ze dat ze toch liever zelf op het toneel wilde staan. Bovendien merkte ze dat ze veel plezier had in het coachen van zangers en begeleiden van jonge mensen. Ze ging zelfstandig verder en ontwikkelde zich op al die drie gebieden.
Momenteel coacht ze nog steeds diverse zangers en geeft ze bijvoorbeeld les aan het conservatorium, maar het merendeel van haar tijd gaat naar de stichting. Naar het lied. ,,Het lied is een speciale kunstvorm. Het is een hele compact vorm, eigenlijk een soort miniscène. In één minuut wordt iets enorms uitgebeeld.”
,,Maar het is ook iets intiems. Het komt niet voor niets uit de huiselijke kring. Dat is problematisch tegenwoordig, want alles moet massaal zijn.”
Het blijkt vaak ook problematisch te zijn voor zangers. ,,Zangers zijn zo overboekt dat ze de rust niet hebben om zich te verdiepen in de liederen. Terwijl het juist een sterk individuele bezigheid is. Je staat er alleen voor”, zegt Mees.
Die problemen ziet Mees echter als een uitdaging. ,,We moeten het lied niet laten uitsterven.”
Twee minuten
Wat heel belangrijk is als je het lied toekomst wil geven, is dat de recitalvorm geactualiseerd wordt, meent Mees. ,,De Nederlandse traditie is gestoeld op de ouderwetse recitalvorm, waarbij je als een pilaar in de bocht van de vleugel staat. Maar die vorm is voor mijn gevoel niet meer levensvatbaar, die gaat uitsterven. De huidige mens is erg visueel ingesteld, dus het moet anders.”
Bij de Stichting 20ste-eeuwse Lied gáát het anders. De programma’s die Mees samenstelt, hebben altijd een illustratief karakter. Er is regie of een decor, of er wordt wat gedeclameerd: altijd gebeurt er iets.
Mees is voortdurend bezig de formule uit te bouwen, mede doordat ze bij het publiek merkt dat het aanslaat. ,,Pas werd ons gevraagd of we geen boventiteling konden geven bij de concerten. Dat is weer een bewijs dat het publiek mee wil in de visuele ontwikkeling, en ook dat mensen graag de tekst willen volgen. Ze willen ingeleid worden in het onderwerp en misschien ook wel een beetje opgevoed worden.”
Ook zangers zijn enthousiast. Charlotte Margiono zei bijvoorbeeld na twee minuten ja toen Mees haar vroeg om mee te doen met het Korngold-programma. De pianiste durft daarom op een briefje te geven dat nieuwe vormen van recitals binnenkort op meer plekken te zien zullen zijn.
Het enige probleem is dat het meer tijd en meer geld kost. En daar wringt de schoen nog wel eens. Het is moeilijk subsidie te krijgen. De stichting is bijvoorbeeld afgewezen voor de pas verdeelde structurele subsidie van vier jaar.
,,Soms denk ik bijna aan stoppen”, zegt Mees. ,,Fondsen snappen bijvoorbeeld niet dat je dit soort recitals met bekende, goede zangers moet doen, niet met beginnelingen.”
Mees is sowieso niet te spreken over de plek die muziek momenteel in de maatschappij heeft. ,,Ik zie de rol van muziek veel groter. Ik zie wat je ermee kan doen. Het is een tegenwicht voor het harde leven, voor het materialisme, voor zoveel dingen. En het verbindt naties: wij zijn ook een soort diplomaten. Muziek is een soort geestelijk voedsel, het geeft diepgang.”
,,Dat is ook waarom ik eigenlijk steeds enthousiaster wordt; de rol van muziek in mijn leven wordt steeds groter. Mijn droom is dan ook dat er meer ruimte komt voor muziek, en in het bijzonder voor het lied. Dat we ‘Stichting Lied’ kunnen worden, dat we groeien. Wij zijn niet voor niets een stichting, we hebben een goed doel voor ogen. We willen dat de liedcultuur voortgezet wordt. Dat het lied in leven blijft.”
Zie voor meer informatie, waaronder de speeldata van de komende producties, de website van Stichting 20ste-eeuwse Lied.
2Reacties
Goed dat dit artikel hier is geplaatst, en de lezer daarbij in één stuk veel achtergrondinformatie krijgt over de geweldige kwaliteiten van Reinild Mees. Als pianiste begeleidt ze alle liedvertolkers altijd heel schitterend, en is ze op fantastische wijze een Rots in de Branding voor haar Stichting 20ste-eeuwse Lied met bijzondere programma’s!
Dat je als zanger(es) niet meer in de bocht van de piano, of vlak daarnaast, zou kunnen staan, strookt niet met mijn ervaring. Alles hangt ook hier weer af van de speciale uitstraling die alleen toptalenten bezitten. Zet Bryn Terfel, Cecilia Bartoli of Maria Callas naast de dirigent of naast de piano, het maakt niet uit: je wordt als een magneet naar het personage getrokken dat wordt uitgebeeld. Alles eromheen lijkt weg te vallen. Alleen de ogen en de handen blijven zichtbaar. En dat geldt niet alleen voor operazang: ook Juliette Gréco had aan haar ogen en haar handen genoeg, gekleed als ze ging in het zwart. N’importe où.