Ruimtevrees in reprise Così fan tutte bij DNO
Het enorme paviljoen dat Jossi Wieler en Sergio Morabito in 2006 voor Così fan tutte ontwierpen, is terug op het toneel van De Nationale Opera. Het liet bij de première op donderdagavond weinig plaats voor intimiteit, maar de twee sterk bezette liefdesparen maakten veel goed.
Voor de derde keer zet De Nationale Opera de productie op het toneel die het regisseursduo Jossi Wieler/Sergio Morabito in 2006 afleverde in het kader van een zogeheten Da Ponte-cyclus. Hun Così fan tutte was het minst controversiële, zelfs waarderend ontvangen onderdeel, waarin Don Giovanni (het beddenpaleis) en Le nozze di Figaro (de autosalon) negatief werden beoordeeld.
In 2009 ging Così als reprise en nu is er de hernieuwde kennismaking met het zomerkamp uit de jaren zestig. Het is gesitueerd aan een strand met in het midden een lelijk ogend, enorm paviljoen (ontwerp Barbara Ehnes), dat verdeeld is in een draaiende serie inloopkasten (onder meer een loungebar en een slaapkamer met stapelbedden).
Welbeschouwd is het ‘dramma giocoso’ in twee bedrijven een klein, intiem spel met slechts zes personen en voor de couleur locale een paar kleine koren. Het biedt een verhaal met dramatische kanten over de valkuilen waarin verliefde jongelingen kunnen vallen, een ‘leerschool’ gegoten in een speelse zetting. Mij overviel weer een gevoel van ruimtevrees, aankijkend tegen zo’n overdonderend paviljoen, nogal fel belicht, op het verder immense en lege toneel. Niks geen intimiteit met daarbinnen een gevoel van spanning van doorgaans subtiele, een enkele maal overkokende emoties. Voelde het eerste van de twee bedrijven daarom zo lang?
Gloedvolle Fiordiligi
In het tweede bedrijf kwam er vuur en vaart in het spel dankzij een weldaad aan muzikale emoties, die Mozart op weergaloze wijze verwerkte in aria’s, duetten en grotere vormen, die in mijn beleving het decor wegdraaiden. De beide paren, door de liefde op hol geslagen, ontplooiden hier hun diepste gevoelens. Die werden met toenemende stuwing ingekleurd door het Nederlands Kamerorkest onder leiding van Ivor Bolton.
Anett Fritsch toonde zich een gloedvolle Fiordiligi, die in stemkleuring en houding steeds iets van de standvastige rots uitstraalde waarmee zij zich in het eerste bedrijf karakteriseert. Overigens is het tekenend dat juist zij de eerste is die opmerkt dat zij ‘graag iets geks zou doen’!
De rol van Dorabella had van mij door een donkerder, sensueler stem bezet mogen worden dan de overigens prachtig zingende Angela Brower liet horen. Het gaat wel over twee zussen, maar ze zijn toch erg verschillend van karakter. Met twee gelijkaardige sopranen in ‘duetterende’ recitatieven klonk bijvoorbeeld hun reactie op Despina’s levensles (‘Una donna a quindici anni’) als gepiep.
Zwarte kuif
De rollen van Ferrando en Guglielmo zijn bezet met levendige en potente stemmen. De qua lichaam ook dominerende tenor Sebastian Kohlhepp zong zich met woedende hartstocht naar een hoogtepunt in zijn recitatief en de opvolgende cavatine ‘Tradito, schernito’. Zijn maat in het experiment, Guglielmo, had in de persoon van Davide Luciano niet mooier bezet kunnen worden. Dankzij zijn forse, glanzend zwarte kuif en zijn viriele bas was het logisch dat het meteen klikte bij de weinig preutse Dorabella.
De aanjager, de spelmaker in dit geheel is Don Alfonso. Tot drie keer toe in het libretto wordt hij als een ‘oude’ (maar wat was oud eind achttiende eeuw?) man aangeduid. Over zichzelf zingt hij: “Ik heb al grijze haren.” “Geklets van oude mannen”, merkt Guglielmo op. En Despina sneert: “Voor een jong meisje kan een oude man als u niets doen.” In de regie is Don Alfonso een vriend tussen vrienden. In een zomerkamp van uit de band springende jongeren past een oude, cynische filosoof niet. Het karakter van Mozarts en Da Pontes Don kwam niet uit de verf.
In de producties van 2006 en 2009 was de hele bezetting buitenlands. Zowaar in de huidige reprise heeft een Nederlandse zanger een plek gekregen (zijn er geen geschikte Despina’s, Fiordiligi’s en Dorabella’s van eigen bodem te vinden?). Met zijn optreden als de vrolijke en frisse vogelvanger in Die Zauberflöte in het geheugen, was ik zeer benieuwd naar Thomas Oliemans’ tweede Mozart-rol bij DNO. Hij was vriend met de vrienden, ook al wekte de aangeplakte baard en de pijp (echt jaren zestig) de indruk van een bezadigd ouder mens. Ook in zijn licht gekleurde bariton hoorde ik een sympathieke vriend in een clubje vakantievierders.
Zoet-loom
Dan was Sophia Burgos als Despina veel beter op haar plaats. Had een vorige Despina lang rood haar, Burgos trok de ogen naar zich toe met lange zwarte haren. In stem en voorkomen echt een type dat – anders dan de vrouwen die zij dient – al als meisje van vijftien jaren doorhad hoe de wereld in elkaar steekt. Heerlijk jolig zoals zij dat beroemde liedje zong.
Mozart schreef prachtige, sfeerbepalende muziek onder dit speelse drama. Heel mooi was de uitwerking van de zoet-lome harmoniemuziek door het blazersensemble van het NKO als inleiding van het tuinfeest. Jammer genoeg had de ouverture te lijden onder de gestreste gebaren van Bolton. Maar in het vervolg sloten de muzikale rijen zich. Wonderlijke toevoeging: een gitarist (Michael Freimuth), uitgedost als een strandzwerver, die met nauwelijks waarneembare pingeltjes de recitatieven van akkoorden voorziet.
Così fan tutte is tot en met 21 oktober te zien. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.