Dame Felicity Lott: mild en ondersteunend
Het 53ste Internationaal Vocalisten Concours in ’s-Hertogenbosch is helemaal gewijd aan het lied. Juryvoorzitter Dame Felicity Lott heeft een enorme staat van dienst als liedzangeres, met een grote liefde voor het Engelse en Duitse lied en de Franse mélodie. François van den Anker sprak met de Britse sopraan.
Dame Felicity Lott ziet als voorzitter van de jury deze week veertien duo’s optreden in het Theater aan de Parade in Den Bosch. Ze oordeelt over de jonge talenten; zangers en pianisten die als duo deelnemen en dat beschouwen als een zinvolle stap in hun carrière. Naar goede IVC-traditie is er veel meer te doen in Den Bosch dan alleen de halve finales en de finale op zondag. Er zijn coachings achter de schermen en openbare masterclasses op zaterdag en ook een recital van jurylid Thomas Oliemans is onderdeel van het stemmenfestijn.
Dame Felicity is zelf bepaald geen voorbeeld als het gaat om het ‘boosten’ van een carrière door deelname aan competities. Integendeel, de enige keer dat ze zich inschreef voor een concours lag ze er in de eerste ronde al uit. Dat heeft niet verhinderd dat ze sinds haar debuut in 1975 als Pamina bij de English National Opera een glanzende loopbaan kent, met zowel operarollen als liedrecitals in haar agenda. De Feldmarschallin in Der Rosenkavalier – ze zong de rol onder meer bij de New Yorkse Metropolitan Opera – is één van haar bijna legendarische prestaties. Opera, vooral van Strauss en Mozart, combineert ze met een enorm oeuvre aan liedopnamen. Bijna altijd zit Graham Johnson achter de vleugel.
We spreken Dame Felicity Lott op de ochtend na de officiële opening van het IVC, waar ze zelf een optreden gaf met pianist en collega-jurylid David Selig. Het is een rode draad in de interviews die ze door de jaren heen gegeven heeft en ook nu kan ze niet ontkennen: “Ik was zenuwachtig. Ik vrees het oordeel van mensen die zeggen: ze had jaren geleden al moeten stoppen. Zingend voor de jonge talenten van de competitie in de zaal en voor mijn medejuryleden gisteravond dacht ik: waarom doe ik dit?”
Als de interviewer – geheel buiten het protocol – de stelling poneert dat al die mensen in de zaal vermoedelijk vooral heel blij waren dat Dame Felicity niet gestopt is en voor ze zong, wordt ze even echt verlegen. De stralende ogen, net als haar stem een onmiskenbaar kenmerk van de zangeres Felicity Lott, knipperen even.
Ze is lovend over de stem van bariton Michael Wilmering, die met zijn programma Grenze(n)loos optrad op de openingsavond. “Hij was vocaal heel goed. Ik werd er erg door gegrepen. Mooi dat hij zo veel verschillende stijlen zong in het programma”, meent de sopraan. Zijn door het IVC geïnitieerde project met danser Ahmad Joudeh en onder regie van Monique Wagemakers had tot doel nieuwe vormen van het liedrecital te onderzoeken.
Dame Felicity is daar zelf niet erg naar op zoek, bekent ze. Ze zucht even als ze over haar antwoord nadenkt. “Vernieuwing in het liedrecital is een lastige. Ik hoop heel erg dat het publiek wordt gegrepen door de tekst, de emoties en de zanger, en dat alleen dat genoeg is. Maar de wereld is veranderd, mensen hebben minder geduld en willen soundbites. Ik zou heel eerlijk gezegd het programma van Michael ook prachtig hebben gevonden zonder de dans en de enscenering. Maar daar ben ik vast ouderwets in.”
“Ik heb uitstekende collega’s als Simon Keenlyside, die ook weleens een programma heeft gemaakt met dans en video. Met Laurent Pelly heb ik een paar jaar geleden een recital gedaan dat hij regisseerde, maar dat was met wat lichtere muziek.”
“Iets anders dan een zanger en een vleugel op het podium van bijvoorbeeld Wigmore Hall in Londen kan ik me niet voorstellen; het zou daar niet passen. Wigmore Hall, waar ik een sterke band mee heb, is de hemel voor kamermuziek en zang. Maar in een meer theatrale context, op een ander podium, zie ik innovatieve vormen wel lukken.”
Tsunami
De vragen voor het gesprek zijn deels ontleend aan de vele clips op YouTube van de sopraan. De eerste is een opname van de BBC, waar de zangeres de aria van de gravin in Le nozze di Figaro zingt. ‘Dove sono i bei momenti (waar zijn de mooie momenten gebleven)?’
Welke mooie momenten herinnert u zich?
“Het zijn er vele in mijn loopbaan, maar meteen komen onze optredens in Japan me voor de geest. Met pianist Graham Johnson was ik daar in 2011, heel kort na de tsunami. Veel mensen annuleerden in die periode hun reis naar Japan, maar wij gingen. Ik zong ‘Morgen’ van Richard Strauss, en Graham zei daar kort iets over: ‘In this song, Felicity and I wish to express all our hopes that tomorrow Japan will be as great as it always has been.’ Ik schiet weer vol als ik daaraan terugdenk.”
“De ontvangst in Tokio was heel bijzonder. Er werd ons verteld dat het veilig was, al waren er voortdurend naschokken. Tokio leek uitgestorven. De mensen gaven me het gevoel dat ze troost putten uit de muziek die we maakten.”
“Na het recital in Oji Hall was ons tweede optreden in een enorme zaal in Tokio. Ik was er eerder geweest, toen we een tournee maakten met Der Rosenkavalier onder leiding van dirigent Carlos Kleiber. Die was een enorme ster daar en werd riant gehonoreerd. Hij had een limousine tot zijn beschikking en wij kregen kaartjes voor de metro, haha!”
Dat is een mooie overgang naar een volgend lied, ‘La Diva de l’Empire’ van Erik Satie.
Hebt u zich weleens een echte diva gevoeld?
“Eigenlijk ben ik nooit een diva geweest, dat wilde ik ook niet. Er stond eens op de voorpagina van een bekend weekblad in Parijs bij een interview met mij de kop: ‘Moi? Diva?’ Nu ik eraan denk: in de jaren negentig deed ik een recital met alleen werk van Poulenc in het Théâtre des Champs Elysées. Op het podium droeg ik een prachtige jurk van Givenchy, die speciaal voor me gemaakt was. Tóen was ik even een prinses. Na afloop liepen we naar Chez Francis, op de Place de l’Alma, met het riante uitzicht op de Eiffeltoren. Ik was bedolven onder de bloemen en mijn man moest de andere boeketten dragen. Dan voel je je even diva.”
Eén van uw bekendste rollen is die van Elle in La voix humaine van Poulenc. Een fragment uit de tekst luidt: “Que je te joue la comédie, moi! Tu me connais, je suis incapable de prendre sur moi.” (Dat ik komedie speel, ik! Je kent me, ik kan me niet anders voordoen dan ik ben.)
Jezelf zijn en jezelf laten zien in de onwennige omgeving van een podium, dat lijkt lastig. Hoe doet een zanger dat?
“Als je niet iets van je eigen leven in een optreden stopt, dan blijft het alleen een partituur. La voix humaine is hartverscheurend om te doen. Het is opera, dus meer dramatisch. Ik denk dat we verloren hebben om op de tekst te letten. De woorden zijn heel belangrijk, maar het accent lijkt tegenwoordig soms meer op de klank te liggen. Als zanger maak je je de tekst eigen door oprecht te zijn, door het van binnenuit te laten komen.”
U hebt weleens gezegd dat u nooit populaire opera’s hebt gezongen.
“Ik wist al heel vroeg dat ik daar geen stem voor had. Niet erg, want ik was er niet echt gek op. Vermoedelijk kon ik het ook niet door mijn lichte verlegenheid. Om dan in een opera van Verdi of Puccini te gaan staan zingen, dat werkt niet. Dus nee, ik ben zelden op het toneel gestorven. Hooguit een keer als Euridice, maar dat is niet te vergelijken.”
U hebt een heel eigen repertoire, met internationale liederen en operarollen die vaak door Mozart en Strauss werden gecomponeerd.
“In de tijd op de Royal Academy of Music dacht ik nog dat ik een mezzosopraan was. Ik kreeg later meer hoogte. Ik zong in die tijd rollen als Dorabella en Pamina, en die van Octavian. In mijn studententijd ontdekte ik Régine Crespin en haar opname van Shéhérazade. Ik studeerde Frans in die tijd en was nog niet met zang bezig. In haar stem komt alles samen wat ik zo mooi vind aan Frankrijk en de Franse taal. En ze heeft humor!”
“Mensen aan het lachen maken is heerlijk, al kreeg ik niet veel kansen in het repertoire dat ik zong. Daarom was ik zo blij als ik eens een operette van Offenbach kon doen. Iemand met wie ik heel graag werkte, was Bernard Haitink. Ik heb één keer bij hem geauditeerd, de enige keer overigens dat een auditie iets opleverde: een rol in Glyndebourne, in The Rake’s Progress.”
Op uw repertoire staat ook ‘An die Musik’, Schuberts ode aan de muziek, waarin de tekst luidt:
“Du holde Kunst, in wie viel grauen Stunden,
wo mich des Lebens wilder Kreis umstrickt,
hast du mein Herz zu warmer Lieb entzunden,
hast mich in eine beßre Welt entrückt.”
Welke muziek buiten uw eigen genre hoort u graag?
“Ik luister niet veel naar vocale muziek, moet ik bekennen. Ik had laatst een optreden met een violiste en haar spel deed me denken aan Roby Lakatos, een Hongaar. Hij is geweldig, zijn muziek is zo opwindend. Ik hoor graag strijkkwartetten, vooral die van Debussy en Ravel, eigenlijk al hun kamermuziek. Maar vaak is het bij mij thuis stil. Hele moderne muziek hoor ik niet veel. Ik hield indertijd van de Beatles en Jacques Brel. Mijn dochter heeft me kennis laten maken met een eigentijdse zanger, die ook al twee opera’s heeft geschreven: Rufus Wainwright. Die vind ik heerlijk om te horen.”
Niet op uw repertoire, maar wel een bekend lied is ‘Abschied‘, een tekst van Mörike op muziek van Wolf. Het zal door één van de liedduo’s tijdens het IVC gebracht worden. ‘Ward das ein Gerumpel, ein Gepurzel, ein Gehumpel!’ zingt de ik-figuur als hij een recensent een zetje op de trap heeft gegeven. Hoe is uw relatie met de pers?
“Eigenlijk heel goed, met een paar uitzonderingen. Er is één recensent die me duidelijk niet mag en dat is wederzijds. Michael Kennedy, een criticus die onder meer bekend is van zijn boeken over Elgar en Strauss, waardeerde de manier waarop ik Strauss zong. Hij wist daar veel van en schreef constructieve recensies. Een recensie kan zoveel pijn doen. Ik probeerde tijdens een serie voorstellingen de recensies bewust te mijden, maar dan kwam er altijd wel iemand die zei: let er maar niet op, wij vonden je wel goed. En dan wist ik genoeg.”
“Als zanger gebruik je je stem en dat is zo persoonlijk. Het kan pijnlijk zijn als iemand wijst op een zwakte die je zelf wel kent. Anne Evans, een collega-sopraan, heeft eens heel dapper een glas rode wijn over een criticus gegooid. Dat wilden we allemaal wel doen in zijn geval.”
Hoe moet de jonge generatie omgaan met pers?
“Met de sociale media is het lastiger geworden. Ik ben blij dat zoiets niet bestond in mijn eerste jaren. Je moet Twitter-volgers hebben en die zijn soms keihard. En het blijft voor eeuwig op internet staan.”
Die ene keer dat u deelnam aan een zangcompetitie, de Kathleen Ferrier Competition, was geen groot succes. Gaat u dus heel mild jureren?
“Oh zeker, ik ga mild zijn en ondersteunend en bemoedigend.”
De tijd voor het gesprek is al om, maar Dame Felicity wil nog iets kwijt: “U hebt helemaal niet gevraagd hoe ik het hier vind. De ontvangst was geweldig en warm. Ik kende Den Bosch niet, maar het is een prachtige stad. Het is lang geleden dat ik in Nederland was. Met Haitink heb ik optredens gedaan in het Concertgebouw en, oh ja, er was eens sprake van een operarol, maar Charles Mackerras, met wie ik toen veel samenwerkte, raadde me die af.”
“Ik heb fijne collega’s in de jury. Met Thomas Oliemans heb ik weleens gezongen, samen met Graham Johnson in Antwerpen. Jard van Nes had ik lang niet meer gezien en met David Selig heb ik ook weleens samengewerkt. Ik verheug me op de komende dagen!”
Het Internationaal Vocalisten Concours duurt nog tot en met zondag. Vanavond, vrijdag 22 november, is de tweede halve finale en op zaterdag zijn er masterclasses en een optreden van Thomas Oliemans en Graham Johnson met Die schöne Müllerin van Schubert. Zondag is de grote finale, die later op de dag is terug te luisteren op NPO Radio 4. Zie voor alle informatie de website van het Internationaal Vocalisten Concours.