Mondtag forceert in Der Schmied von Gent
Opera Vlaanderen breng een verrassende productie van Franz Schrekers laatste opera Der Schmied von Gent. Het werk raakte kort na de wereldpremière op 29 oktober 1932 in de vergetelheid, evenals Schreker zelf. De première van deze nieuwe productie, afgelopen zondag in Antwerpen, was een muzikaal succes, met de nodige kanttekeningen bij de enscenering.
Franz Schreker brak als operacomponist door met Der ferne Klang uit 1909. Met daaropvolgende successen als Die Gezeichneten (1918) en Der Schatzgräber (1920) stak hij Richard Strauss naar de kroon als de meest succesvolle operacomponist van die tijd. Gaandeweg begon zijn ster echter te verbleken. Zijn wat gezwollen postromantische idioom liep niet langer in de pas met de tijdgeest. Ook de freudiaanse libretti die Schreker zelf schreef werden ervaren als sneeuw van gisteren.
Voor Der Schmied von Gent schreef Schreker opnieuw zelf het libretto, maar hij baseerde dit op een volksvertelling van Charles de Coster getiteld Smetse Smee. De titelheld heeft iets van de hoofdpersoon in een schelmenroman. Het verhaal speelt zich af in Gent in de periode na het terreurbewind van Alva en de Raad van Beroerten (Bloedraad). De smid Smee heeft met de geuzen de Spanjaarden bevochten in Zeeland, maar heeft daarna gekozen voor een bestaan in de luwte. Hij doet goede zaken door de vele opdrachten die hij krijgt van de Spaanse bezetter.
Als Smee door zijn collega Slimbroek wordt aangegeven als cryptogeus met reformatorische sympathieën, verliest hij zijn klandizie en moet hij zijn smidse sluiten. Smee ziet geen uitweg uit deze situatie en wil zich verdrinken. Net op tijd hoort hij drie stemmen, twee mannen en een vrouw. Het zijn duivels die hem tot een faustiaans pact kunnen bewegen. Zeven jaar voorspoed en rijkdom, daarna de weg naar de hel.
Door middel van list en bedrog weet Smee zich aan die afspraak te onttrekken. Geholpen door zijn gezellen worden de twee mannelijke duivels, de beul van de bloedraad (een soort Roland Freisler) en Alva zelf afgetuigd in een poging het door Smee ondertekende document terug te krijgen. Dat lukt niet, maar bij de duivelin Astarte heeft Smee meer succes. Hij weet haar op te sluiten in een zak en als ze door Smee’s vrouw met wijwater wordt besprenkeld en gedoopt, komt het gevraagde document naar beneden dwarrelen. De hel wil zo snel mogelijk een einde maken aan dat onzalige ritueel.
Smee is terug bij af. Zijn rijkdom is plotseling verdwenen en zijn smidse ligt in puin. Zelf is hij op slag een oude man geworden. Hij overlijdt en zijn geest meldt zich toch wel verrassend vrijwillig aan de hellepoort. Daar wordt hij weggestuurd omdat men hem te gevaarlijk vindt. Hij heeft drie duivels lichamelijk en geestelijk mishandeld, zo iemand mag er niet in. Ook aan de hemelpoort krijgt Smee nul op rekest, omdat hij met de duivel heeft geheuld. Op voorspraak van Sint Jozef wordt Smee uiteindelijk toch toegelaten en aldaar met zijn vrouw herenigd.
Het toneel werd beheerst door een groot, draaiend decorstuk, dat aan de ene kant het Gravensteen voorstelde, met daarop een reusachtig beeld van de duivel, en aan de andere kant een straatje in Gent. Carnavalsachtige kleding in de meest felle kleuren completeerde het beeld. In de derde akte werd dit vervangen door een expositieruimte met wisselende schilderijen, die betrekking hadden op Congo. Een doorgang naar de hemel was afgesloten door een rood koord.
De enscenering van Ersan Mondtag volgde in de eerste twee bedrijven het verhaal vrijwel op de voet. Bij aanvang van de derde akte kreeg het geheel echter een flinke twist. Mondtag ziet in de Vlaamse geschiedenis het voorbeeld van een volk dat van onderdrukten in onderdrukker veranderde zodra het tij zich keerde. Het land dat tot 1830 onder bestuur van vreemde mogendheden stond, maakte in de periode van 1880 tot 1960 carrière als kolonisator van de ergste soort. Om dat in Schrekers stuk te proppen, laat de regie de geest van Smee het uiterlijk van Leopold II aannemen.
De zwarte hel op aarde die Congo in veler ogen was geweest, staat nu voor de hel waar Leopold geen toegang toe krijgt. Hij zou daar weer van alles kapotmaken en bovendien is men nu onafhankelijk, dus heeft Leopold daar niets te zoeken. Merkwaardig genoeg houdt Congo zo wel de status van zwarte hel, ook nu men niet langer uitgebuit wordt door een kolonisator. Strikt genomen wordt dat door de voorbije zestig jaar ook wel bevestigd.
Wat de zaak erg ophoudt, is het afspelen van een geluidsband met de toespraak die Patrice Lumumba hield bij de onafhankelijkheidsceremonie. Iedereen maakt pas op de plaats; er gebeurt verder niets. Het is het zoveelste voorbeeld van een regisseur die het niet kan laten om een ‘Fremdkörper’ in een theaterstuk in te brengen om zijn eigen engagement te etaleren. Gelukkig ging het daarvoor anderhalf uur goed.
Schrekers muziek is volks, moderner dan voorheen, maar bij vlagen nog steeds postromantisch. Het klinkt zo nu en dan ook als Hindemith (denk aan Cardillac), Mahler en Strauss. In feite is Der Schmied een muzikale potpourri die vrij gemakkelijk in het gehoor ligt. Of het conform Schrekers aanwijzingen was, blijft onduidelijk, maar dirigent Alejo Pérez las in de partituur wel vaak forte en fortissimo. Mede door de bijdrage van extra koperblazers in een loge was het zo nu en dan een aanslag op het gehoor.
Smee staat vrijwel permanent op het toneel en heeft zeer veel te zingen. Bariton Leigh Melrose weerde zich uitstekend in deze rol, nergens forcerend en goed verstaanbaar. Zijn vrouw werd vertolkt door alt Kai Rüütel, eveneens een mooi optreden. In de overige rollen viel tenor Daniel Arnaldos op als de gezel Flipke.
Als duivelin was de Zuid-Afrikaanse sopraan Vuvu Mpofu aangetrokken. Zeker ook om haar vocale kwaliteiten, maar in deze productie toch vooral vanwege haar huidskleur. Een zwarte vrouw als de duivelin Astarte vormde goedbeschouwd de enige draad naar de zwarte hel en dus Congo.
De vele overige rollen waren adequaat bezet. Ook het koor en het kinderkoor leverden een prima prestatie.
Al met al een goede uitvoering van een interessant muziekstuk in een wat ongemakkelijke enscenering. Zonder de uitstap naar het koloniale verleden van België zou de productie meer recht hebben kunnen doen aan Schrekers werk. De rolwisseling van onderdrukte in onderdrukker is bijna een cliché, daarvan zijn er voorbeelden te over. Mondtag trapt met zijn productie een open deur in.
Der Schmied von Gent is tot en met 1 maart nog negen keer te zien in Antwerpen en Gent. Zie voor meer informatie de website van Opera Vlaanderen.