Semiramide: belcantofeest bij de Matinee
Een ongekend hoogtepunt: de NTR ZaterdagMatinee bracht op 1 februari een integrale uitvoering van Semiramide, de laatste opera seria van Rossini. Alles viel op zijn plek tijdens de concertante voorstelling in het Concertgebouw. De beste operamatinee in meer dan tien jaar tijd.
In de net geen twintig jaar dat Rossini actief was als operacomponist, schreef hij maar liefst 39 opera’s. Hij voltooide het ene werk nog sneller dan het andere, soms gebruikmakend van muziek uit eerdere opera’s, soms volledig nieuwe noten schrijvend.
Rossini was uiterst succesvol in het schrijven van komische opera’s. Dat hij echter minstens zo succesvol was in het schrijven van opera seria, is helaas niet bij iedereen bekend. Semiramide is een schakelwerk in de operageschiedenis. Het is door zijn lengte een voorloper van de grand opéra, maar door de overdadige coloraturen geeft Rossini blijk van zijn voorliefde voor de techniek van het zingen. Deze opera kan enkel gezongen worden door vier topzangers. Semiramide is ook hoorbaar een inspiratiebron geweest voor Verdi: je hoort een aanzet tot Nabucco (ook afspelend in Babylonië).
Gaetano Rossi schreef het libretto, losjes gebaseerd op de tragedie Sémiramis van Voltiare. De Babylonische koningin Semiramide heeft haar man (Nino) verloren en is op zoek naar een nieuwe echtgenoot. Een afstammeling van Baal, Assur, aast op de mannelijke troonopvolging. Semiramide verkiest echter Arsace, leider van het Assyrische leger. De laatste komt er echter achter dat hij de zoon van Semiramide en Nino is en daarmee ook de kroonprins. Tevens komt hij erachter dat zijn moeder tezamen met Assur verantwoordelijk is voor het overlijden van zijn vader. Hij besluit enkel Assur te doden en beslist niet zijn moeder, maar doordat het te donker is op de plek waar dat geschieden zal (de graftombe van Nino) doodt hij per ongeluk alsnog zijn moeder. Arsace wordt koning en Assur wordt gevangengenomen.
De matinee triomfeerde als vanouds in dit werk en de reden hiervoor heette Michele Mariotti, de dirigent. Mariotti dirigeerde het werk een half jaar geleden bij het Rossini Festival in Pesaro (geboortestad van Rossini) en dat was te horen. Hij kende de muziek van begin tot eind, zong alle partijen mee en liet zien wie de touwtjes in handen had. Hij leidde het Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor met veel finesse en liefde voor de muziek van Rossini. Hij wist wanneer het orkest aan moest trekken, wanneer rubato nodig was en ook wanneer het orkest zich gedeisd diende te houden.
Mariotti is de eerste dirigent die mij doet denken aan Claudio Abbado, die in zijn jongere jaren met veel passie Rossini dirigeerde. Abbado pakte Semiramide nooit aan, wat ik nu betreur, maar Mariotti vulde die leemte met dit optreden op.
Wat ook goed te horen was, was dat de dirigent met de zangers gerepeteerd had. Dat klinkt misschien vreemd – voor ieder concert wordt gerepeteerd – maar zelden hoor ik dat een zangersensemble zo gebalanceerd en op elkaar ingespeeld is. Er werd werkelijk muziek gemaakt met elkaar.
De zangers behoorden ieder voor zich tot de absolute wereldtop van zangers die opgewassen zijn tegen de belcantotechniek van Rossini. Alle dertien nummers, het ene nog langer dan het andere, waren een lust voor het oor en deden verlangen naar een vervlogen tijd waarin alles naar hartenlust gebisseerd werd. Stel je voor, dan duurde de middag geen vier uur, maar zeker zes uur.
Aangevoerd door Albina Shagimuratova, die nota bene liet weten ziek te zijn, zong een fenomenale Semiramide. Haar gloedvolle sopraan klonk superieur in het Concertgebouw. In haar bravourearia (‘Bel raggio lusinghier’) balanceerde ze perfect tussen haar coloraturen en haar prachtige legatolijnen. Zo hoort een belcantozangeres te klinken! Een topstem met een superieure techniek, die de dramatische ontwikkeling van de rol voortstuwt.
Naast haar stond een fenomenale Arsace van Varduhi Abrahamyan. Met haar ronde en volle mezzo-alt veroverde ze de zaal. Haar aria (tweede nummer van de opera) zette de toon voor de solistische bijdragen die middag. In haar twee duetten met Semiramide excelleerde de mezzo; ze klonk geweldig samen met de volle sopraan van Shagimuratova.
Net als de vertolking van de hoofdrolzangeres werd de Assur van Mirco Palazzi twee jaar geleden vereeuwigd op de complete opname van de opera bij Opera Rara. Palazzi beschikt over een mooie bas met een fenomenale coloratuurtechniek, wat voor een mannenstem absoluut uniek is. Live is dat zeker indrukwekkend. Palazzi deed me erg aan de Assur van Samuel Ramey denken. Enkel de hoge noten klonken aan de voorzichtige kant, wat hem zelf ook enigszins teleurstelde in zijn grote aria aan het eind. Maar verder leverde hij een topprestatie.
De verrassing van de middag kwam van Michele Angelini als Idreno. In de opera een randfiguur, maar voor een complete uitvoering een hondsmoeilijke rol, die om een topzanger vraagt. Angelini heeft een hemels stemgeluid, met eveneens een onberispelijke coloratuurtechniek en een zeldzame vaardigheid om zeer geleidelijk zijn stem van zijn borstregister naar zijn falsetregister te transporteren. Een fenomenale stem, die een glorieuze carrière tegemoet gaat.
De cast werd verder aangevuld door een zeer overtuigende Fabrizio Beggi als Oroe, de hogepriester die het verraad uit de doeken doet bij Arsace, en een prachtig zingende Maria Novella Malfatti in de kleinere rol van Azema.
Na vier uur puur belcantogenot verliet iedereen voldaan de concerttempel in Amsterdam, wetende dat zij iets unieks hadden meegemaakt, waar ze nog vaak aan zullen terugdenken. Al mijmerend kan ik zeggen: ik was erbij.