Achtergrond

De mooiste opnames van Die Frau ohne Schatten

Vanavond, zaterdag 25 april, zou bij De Nationale Opera in Amsterdam een nieuwe productie van Die Frau ohne Schatten in première zijn gegaan. Richard Strauss’ opera loopt als een rode draad door het operaleven van Lennaert van Anken. Hij bespreekt het werk aan de hand van een nieuwe opname en de favoriete registraties uit zijn cd-kast.

Richard Strauss (1864-1949).

Het is nu ongeveer twee maanden geleden dat we in De Doelen zaten te genieten van een magistrale concertante uitvoering van Die Frau ohne Schatten van Richard Strauss. Daar mijmerde ik reeds over de productie die vanavond zijn première zou beleven bij De Nationale Opera (DNO) in Amsterdam. Het zou genieten worden, met in ieder geval de Zuid-Afrikaanse Elza van den Heever in de rol van de keizerin, een partij die ze in Rotterdam schitterend zong. Helaas mocht het niet zo zijn, deze nieuwe productie van Katie Mitchell, die als afscheid zou hebben gediend voor Marc Albrecht, de chef-dirigent van DNO en het Nederlands Philharmonisch Orkest.

Wat de productie van Mitchell ons gebracht zou hebben, laat zich vooralsnog raden. De decors en de kostuums moeten wel zo ongeveer gereed zijn geweest, dus laten we hopen dat het voltallige team de voorstellingenreeks alsnog ergens in de toekomst op de Amsterdamse planken kan brengen.

Die Frau ohne Schatten loopt als een rode draad door mijn operaleven. Niet lang nadat ik aangestoken was met het operavirus bracht DNO zijn eerste productie van het werk, in een magistrale regie van wijlen Harry Kupfer. Destijds zat ik nog op de middelbare school. Mijn wiskundeleraar ving op dat ik naar de voorstelling zou gaan en leende prompt zijn opgenomen bandjes van de VARA-Matinee van 9 juli 1990 uit. Uiteraard kopieerde ik ze, waarna ik ze helemaal grijs draaide. Die uitvoering onder leiding van Edo de Waart had een fenomenale bezetting (Alessandra Marc, James King, Reinhild Runkel, Johanna Meier en Franz Grundheber). Met name de keizerin van Alessandra Marc kon mij zeer bekoren en zo raakte ik in 1991 verslingerd aan deze opera van Richard Strauss.

‘Ich will nicht!’

De sprookjesopera Die Frau ohne Schatten was de vierde opera die Strauss schreef op basis van een libretto van Hugo von Hofmannsthal. Tezamen hadden zij het idee opgevat om een destijds hedendaags alternatief te schrijven voor Die Zauberflöte.

Kostuumontwerp voor de Amme voor de wereldpremière van Die Frau ohne Schatten, door Alfred Roller.

FroSch (zoals de componist en de librettist de titel samenvatte) draait om een oosterse keizer die ooit zijn vrouw veroverde door een gazelle te schieten. De gazelle veranderde in een vrouw, die echter geen schaduw bij zich draagt (onder meer teken van onvruchtbaarheid). Haar vader, de tovenaar Keikobad (geen rol in de opera), sommeert haar voedster (Amme) middels zijn bode dat ze drie dagen de tijd krijgt om er één te verwerven, anders verwordt de keizer tot steen.

De voedster overtuigt de keizerin om haar schaduw bij de ‘Menschen’ te kopen, namelijk van een kwetsbare vrouw (Färberin) die uitgekeken is op haar man (Barak, de verver). De twee stellen worden op de proef gesteld in een drie uur verwikkeld drama. Aan het einde van de opera realiseert de keizerin zich dat ze de schaduw van de menselijke vrouw niet wil overnemen, geroerd als ze is door het menselijke van het gekissebis tussen Barak en zijn vrouw. Door het hartverscheurende exclamerende ‘Ich will nicht!’ van de keizerin ontdooit haar vader en daarmee ook de keizer, die al langzaam in steen aan het veranderen was. Eind goed, al goed, wat bejubelt wordt in het slotkwartet door de vier geliefdes.

De opera ging in 1919 in première en werd niet laaiend enthousiast ontvangen. De Eerste Wereldoorlog had net z’n beslag gekregen en al wonden likkend was men niet toe aan een overdramatisch sprookje met uiterst complexe muziek. De partituur is een tour de force voor orkest en solisten. Het zou pas tot na de Tweede wereldoorlog duren voordat het complexe werk de operawereld zou veroveren.

Opnames

Toevallig of niet: uitgerekend in deze tijd, waarin we ons zo veel mogelijk binnenshuis dienen te vermaken, verscheen een nieuwe opname van Die Frau ohne Schatten. Het label Orfeo bracht een live-registratie uit van de ‘centennial’ uitvoering onder de leiding van Christian Thielemann. Een mooie gelegenheid om deze nieuwe uitvoering tegen het licht te houden van de reeds bestaande FroSch-catalogus, die nu drie studio-opnames, circa tien live-uitvoeringen en vier dvd-opnames telt.

Ondanks de rijke catalogus is dit overigens pas de derde complete opname van de opera. Naar goed gebruik wordt er meestal flink geknipt in de uitvoeringen (een lot dat ook Der Rosenkavalier beschoren is; complete versies van dat werk zijn ook slechts sporadisch te vinden in de catalogus).

De legendarische Karl Böhm heeft een belangrijke rol gespeeld in de herintroductie van het werk vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw. Hij presenteerde de opera in 1955 bij de heropening van de Wiener Staatsoper. Van die uitvoering bestaat een opname. In dezelfde periode maakte hij tevens de eerste studio-opname van het werk. Opmerkelijk, want het was de begintijd van de complete operaopnames (enkele 78 toerenplaten van complete opera’s in de jaren dertig en veertig daargelaten) en Strauss was niet echt een gangbare componist in die tijd. De eerste opnames van Elektra en Salome en de beroemde Rosenkavalier onder Von Karajan waren toen nog niet uitgebracht. Deze FroSch was de eerste studio-opname van een opera van Strauss.

Hoewel de opname onder Böhm behoorlijk compleet is, bevat hij her en der toch wat inkortingen. Rond 1990 brachten zowel EMI als Decca (niet lang achter elkaar) de eerste complete studio-uitvoeringen uit, onder de leiding van respectievelijk Wolfgang Sawallisch en Sir Georg Solti. De live-opname uit 2019 die bij Orfeo is uitgebracht is de derde complete opname.

Een uitvoering onder leiding van Christian Thielemann was al eens eerder vereeuwigd, namelijk bij een productie voor de Salzburger Festspiele in 2011, maar dan op dvd. Ook die voorstellingsreeks betrof een complete versie van Die Frau ohne Schatten.

Contrastrijke stemmen

De nieuwe opname presenteert een keur aan hedendaagse zangers die helemaal thuis zijn in het Duitse romantische repertoire. Stephen Gould (laatst in Rotterdam te horen als keizer, tevens Siegfried en Tristan bij DNO) en Camilla Nylund (onder meer Chrysothemis en Marschallin bij DNO) vormen het keizerlijke duo. Nina Stemme en Wolfgang Koch zijn het verversduo. De Amme wordt gezongen door Evelyn Herlitzius, die bij DNO in 2008 schitterde als Färberin. Inmiddels is zij, naar voorbeeld van veel andere sopranen, afgedaald naar de mezzorol van de voedster.

Iedere nieuwe opname van dit werk is uiteraard een welkome toevoeging aan de catalogus, maar deze gaat niet de boeken in als mijn favoriet. Zoals de meeste Strauss-opera’s draait deze opera om de drie vrouwelijke hoofdrollen. De rol van de keizerin is een hoogdramatische sopraanpartij. Voor deze rol heb je een sopraan nodig die met uiterst gemak de allerhoogste noten moet kunnen zingen. Behalve dat dient ze ook zeer goede coloratuurvaardigheden te bezitten en moet ze met haar stem soevereiniteit kunnen uitstralen. Wendbaar stralend hoog enerzijds, onbuigzaam ijzingwekkend anderzijds. Een vrouw met introverte emoties, die ernaar verlangt mens te worden.

De rol van Färberin (ook aangeduid als hoogdramatische sopraan) is bijna het tegenovergestelde: ijzingwekkend wendbaar en stralend onbuigzaam. Een vrouw met veel opgepropte agressie en extraverte emoties. Maar ook zij verlangt ernaar mens (als moeder welteverstaan) te worden. Voor de keizerin heb je een fluwelen, hoogdramatische, volumineuze sopraan nodig en voor de Färberin heb je een schurende powerstem nodig, die in haar eentje met gemak een geheel orkest wegblaast.

De stemmen van deze twee belangrijkste rollen dienen dus zeer contrastrijk te zijn. De uitvoeringen waarin dit het meeste het geval is, zijn naar mijn ervaring de betere opnames. Op dat vlak legt de nieuwe opname het af tegen de drie voorgaande studio-opnames. Niet direct door een zeer treffende Nina Stemme als Baraks vrouw, maar wel door de keizerin van Camilla Nylund. Haar sopraanstem flakkert mij te veel in de hoogte. Wellicht is het smaak, maar hierdoor vind ik haar ook niet contrastrijk genoeg met Stemme, die een goede weergave geeft van de rol, zoals bedoeld. Live zal zij zeker zeer indrukwekkend zijn geweest, maar op de cd doet ook Stemme mij verlangen naar het weer terugluisteren van eerdere interpreten van de rol.

De Amme van Evelyn Herlitzius was voor mij een kleine teleurstelling. Zoals reeds gemeld was zij een indrukwekkende Färberin in Amsterdam (en ook in Salzburg, uitgebracht op dvd), maar naar mijn mening is ze nog te veel in de ban van die rol om Amme goed te vertolken. Amme dient mysterieus-demonisch te zijn, enerzijds zoetgevooisd, anderzijds schril-donker. Herlitzius blijft ondanks of juist dankzij haar vele Elektra’s en Färberinnen nog steeds een hoogdramatische sopraan die ook lage noten blijkt te kunnen zingen. Ook bij haar merk je trouwens wel dat ze een goede zingende actrice is en waarschijnlijk zeer veel indruk maakte in het operahuis. Maar voor een geluidsopname heb je naar mijn idee strakkere stemmen nodig, die minder om de noten heen zwalken, iets waar Herlitzius wel last van heeft.

Van de heren kon mij Wolfgang Koch het meeste bekoren. Hij zette een goede interpretatie neer van Barak, die net als de keizer verraderlijk hoog moet kunnen zingen. Koch is misschien niet superkarakteristiek, maar hij heeft een prettige stem. Stephen Gould klinkt op de cd nog baritonaler dan op het podium. Bij een live-uitvoering zijn de krachtige hoge tonen van deze tenor indrukwekkend, maar op cd komen ze helaas minder treffend over.

Behrens, Domingo, Studer, Schwarz

Als ik mij puur laat leiden door de stemmen die op deze opname klinken, moet ik eerlijk bekennen dat de twee studio-opnames die ook de complete partituur ten gehore brengen prevaleren boven de nieuwste opname.

Het niveau van de zangers op de opname onder Solti bevalt mij nog steeds het beste. Hildegard Behrens is een fenomenale Färberin. Expressief als ze is, weet ze toch alle lyriek uit deze rol te treffen, waardoor ze welhaast de meest perfecte Färberin op plaat is. Ze steekt ver boven haar concurrente op de opname van Sawallisch uit, Ute Vinzing (overigens de minst bekende zangeres van alle hoofdrolprotagonisten die in omloop zijn).

Als de keizerin bij Solti moet Julia Varady haar meerdere erkennen in Cheryl Studer, die deze rol op de opname van Sawallisch zingt. Studer heeft een prachtige, stralende, hoogdramatische sopraan, die geknipt is voor deze rol. Varady heeft een wat droog stemgeluid, met een minder sprankelende hoogte als haar destijds vijftien jaar jongere collega. Gek genoeg is de Duitse Varady zelfs minder indrukwekkend in het exclamatiedeel in de derde akte dan de Amerikaanse Cheryl Studer.

Reinhild Runkel, de Amme van Solti, moet het nipt afleggen ten opzichte van Hanna Schwarz bij Sawallisch. Runkel heeft een wat schelle, grovere stem dan Schwarz. De Amme van Sawallisch weet allebei de kanten van de rol te belichten, terwijl Runkel een wat eendimensionale invulling geeft: enkel de demonische kant weet zij te raken, de mysterieuze kant ontbreekt grotendeels. Schwarz is daarentegen een haast perfecte Amme. Ze is in staat om de twee tegengestelde elementen tegelijkertijd in klanken over te brengen.

Dat de opname van Solti toch mijn voorkeur verdient, ondanks een iets mindere Varady en Runkel, komt door de mannelijke zangers. Niemand minder dan Plácido Domingo zong de rol van de keizer voor de Solti-opname. Zijn Duits is niet vlekkeloos, maar wat hij aan kleur en glans aanbrengt in de twee hondsmoeilijke aria’s is uniek. Hier zingt een keizer die boven de mensen staat en die liefde voor zijn keizerin uitstraalt.

Zijn tegenhanger op de andere opname is de verdienstelijk en uitstekend verstaanbaar zingende René Kollo. Deze tenor is echter nooit mijn favoriete tenor geweest: hij klinkt erg beknepen en schril in de hoogte. Maar laten we eerlijk zijn, zonder het referentiekader van Domingo stond deze keizer ook als een huis.

In de rol van Barak tot slot moet Alfred Muff zijn meerdere herkennen in de Belgische veteraan José van Dam. Toegegeven, Van Dam is al wat ouder op deze opname, maar hij geeft met zijn prachtige lyrische bariton de juiste kleurschakeringen aan de wat sullige en naïeve verver, die niet goed raad weet met de opgekropte woede van zijn vrouw. Hij weet de rol op een dusdanige manier neer te zetten dat je eigenlijk niet merkt dat dit personage minder uit de verf was gekomen dan dat zijn beroep deed vermoeden. Alfred Muff geeft een goede vertolking van de rol, heeft een mooi stemgeluid, maar weet niks uit de rol zodanig op te lichten dat het je vervoert tot zwijmelen. Muff slaagt er niet in om de tweedimensionaliteit uit de rol te verdrijven.

Beide studio-opnames hebben ook sterke zangers in de bijrollen, waar ook de opname van Solti in het voordeel uitpakt met Albert Dohmen als Geisterbote en Sumi Jo als de Stimme des Falken, om een paar te noemen. De nieuwe opname van Thielemann legt het op dit vlak ook af.

Titanenstrijd

Wat betreft de bezettingen is de opname van Solti voor mijn oren dus in het voordeel ten opzichte van zijn concurrenten, waarbij Sawallisch een uitstekend alternatief biedt. Maar een Strauss-opera gaat uiteraard ook om de directie. Wat dat betreft is het tussen de drie grootmeesters echt een titanenstrijd.

Thielemann valt op met een prachtig spelend orkest van de Wiener Staatsoper. De vioolsolo in de derde akte, vlak voor de tweestrijd van de keizerin, die uiteindelijk in haar verzet uitmondt, klinkt prachtig berustend. De cellosolo voor de grote aria van de keizer idem dito. In de interludes tussen alle scènes blinkt het orkest. Zo her en der kiest Thielemann wel minder snelle tempi, maar die zijn niet echt storend, op het begin van de tweede scène in de eerste akte na. Daar miste ik net even wat pit. Nee, voor het orkestspel hoef je deze opname zeker niet links te laten liggen.

De opname van Sawallisch met het Beierse radio-orkest vind ik op dit vlak wel de mindere. Dat komt mede door de wat blikkerige geluidskwaliteit. Het klinkt niet sprankelend, wat je nieuwsgierig maakt naar de exacte opnamelocatie (Herkuleszaal in München). Het meest storende van de directie van Sawallisch zit wat mij betreft in een enkel fragment, dat twee keer voorkomt: aan het einde van de eerste scène van de tweede akte en aan het einde van de opera staat een repeterende paukenslag gecomponeerd, die een soort hartslag van de opera vormt. In de partituur staan deze passages aangeduid met forte (kracht). Bij Sawallisch zijn deze hartslagen niet te horen, wat bij mij als een groot gemis voorkomt.

De opname van Solti laat wat betreft het orkestspel niets te wensen over. Solti heeft ook de beschikking over een fenomenaal orkest, de Wiener Philharmoniker, uitgerekend het orkest dat Böhm ook ter beschikking had bij de allereerste opname van het werk. Solti dirigeert gepassioneerd, met enorm pathos in de hartverscheurende momenten. Hij loodst het orkest vurig door alle tsunamiklanken die de partituur rijk is.

Solti, die in 1957 een legendarische Arabella opnam en in de jaren zestig legendarische registraties van Salome en Elektra met Nilsson in de hoofdrol maakte, was op het moment van de opname (periodes in 1989 en 1991) aan het einde van zijn carrière beland en zijn ervarenheid is hoorbaar in iedere passage. Uiteindelijk is Solti dan ook de reden waarom ik meestal naar zijn opname grijp.

Sinopoli

Uiteraard doe ik de opname van Böhm tekort als ik die ongenoemd laat. Deze uitvoering, net niet compleet, is evenzo een juweeltje. Uiteraard klinkt het allemaal minder dan wat we vandaag de dag gewend zijn, maar er wordt door de Wiener Philharmoniker naar hartenlust gemusiceerd.

Böhm had ook een twee topsopranen tot zijn beschikking: Leonie Rysanek als de keizerin en Christel Goltz als Färberin. Beide dames weten de tegenstellingen in hun rollen uit te diepen zoals Behrens bij Solti en Studer bij Sawallisch. De rest van de cast met Höngen, Schoeffler en Hopf is ook absolute top, maar de twee sopranen springen er echt uit.

Van Böhm circuleren nog een aantal liveopnames, waaronder dus de opname van de heropening van de Wiener Staatsoper (met nagenoeg dezelfde bezetting als de studio-opname). Er is ook een latere opname uit de jaren zestig met Birgit Nilsson als de Färberin, die in theorie de gedoodverfde vertolkster zou moeten zijn van die rol. Gek genoeg slaagt ze er niet in de rol het cachet te geven dat die verlangt. Samen met een veel oudere Rysanek, die wederom de rol van de keizerin op zich nam, is het niet de sterkste optie.

Tot slot wil ik de liveopname onder Giuseppe Sinopoli uit 1996 niet ongenoemd laten. De helaas veel te vroeg overleden dirigent laat de Staatskapelle Dresden schitteren. Hij dirigeert fantastisch. Helaas is dit wel de meest gehavende opname die ik ken: er zijn veel maten uit gehaald. Onbegrijpelijke beslissingen voor een liefhebber als ik.

Sinopoli heeft een uitstekende bezetting bijeenvergaard. Het keizerlijke duo betrof twee wereldberoemde zangers die nog aan het begin van hun carrière stonden: Deborah Voigt en Ben Heppner. Beiden klinken zeer fris en jeugdig. Voigt is haast nog mooier dan Studer. Heppner komt absoluut in de buurt van Domingo. Barak wordt gezongen door de prachtige bariton Franz Grundheber en zijn vrouw wordt gezongen door een ijzersterke, eveneens te vroeg overleden, Sabine Hass. Hanna Schwarz herhaalt haar demonische Amme in deze erg verfrissende, maar gehavende opname.

Vorig artikel

Elza van den Heever maakt zich op voor Met-gala

Volgend artikel

Studio Nibelheim: Guy Coolens lockdown

De auteur

Lennaert van Anken

Lennaert van Anken