AchtergrondInterviews

Opera Zuid toont Káťa met Elmar Gilbertsson

Negen jaar geleden bracht Opera Zuid de opera Káťa Kabanová in de theaters. Het huis streamt vanaf 15 mei de video-opname uit 2011. François van den Anker sprak met tenor Elmar Gilbertsson, die in de voorstelling de rol van Kudrjaš zong. Hij woont en werkt tegenwoordig in Stuttgart.

Scène uit Káťa Kabanová, met Elmar Gilbertsson als derde van rechts, op de trap. (© Morten de Boer)

De laatste keer dat we Elmar Gilbertsson spraken, is bijna vijf jaar geleden. Een paar dingen zijn onveranderd. De vouwfiets, waarmee hij toen door Maastricht reed op weg naar de repetities van Opera Zuid, is er nog. Maar tegenwoordig fietst Gilbertsson in Stuttgart. Hij heeft een vaste verbintenis bij de Staatsoper Stuttgart, een ‘Residenzvertrag’, dat 25 voorstellingen per jaar omvat. Het geeft hem de ruimte om daarnaast ander werk te doen, zoals bij de opera in Reykjavik. Op die manier kan hij af en toe terugkeren naar zijn geboorteland IJsland.

In het vorige interview, toen hij bij Opera Zuid de hertog van Mantua in Rigoletto zong, kwam de rol ter sprake die hoog op zijn wensenlijstje stond: Lenski in Jevgeni Onjegin. Al een jaar na het vorige gesprek was het zover, bij The Icelandic Opera. De video van de grote aria van Lenski, ‘Kuda, kuda’, staat online.

Gilbertssons thuisbasis is sinds een paar jaar een appartement in het oosten van Stuttgart, niet ver van het centrum en de opera. De studio waar de Staatsoper Stuttgart repeteert ligt op een paar minuten fietsen door een park.

Op dit moment is het operahuis nog gesloten. ‘Ik voelde me de laatste twee maanden vooral veilig in huis’, vertelt Gilbertsson via Skype. ‘Nu komt het leven weer langzaam op gang. De winkels gaan open en ik heb vanavond voor het eerst weer een coachingsessie.’

‘Ik heb het podium en de muziek gemist’, vervolgt de zanger. Hij heeft wel meer tijd kunnen besteden aan studeren; dat komt er in een vol seizoen niet altijd voldoende van. ‘Natuurlijk zijn er meer mensen die een beetje zingen onder de douche, maar ik maak er de laatste tijd echt werk van.’

Kunstvoll stöhnen

Gilbertsson is gelukkig in Stuttgart. Het operahuis is uitstekend en zorgt goed voor zijn zangers, vindt hij. Er zijn veel goede zangers in een relatief groot ensemble (34 zangers). ‘Het aantal producties is de laatste jaren verder uitgebreid. De opera is geliefd bij het publiek en dat leidt tot goed bezette zalen. De Staatsoper is warm en huiselijk. Ik ben blij met de ruimte om daarnaast andere dingen te doen, al lukt dat niet altijd als bijvoorbeeld een productie van een nieuw stuk meer repetitietijd vraagt.’

De eerste rollen die Gilbertsson in Stuttgart zong, zijn hem goed bevallen. Hij was onder meer de prins in L’amour des trois oranges, in een enscenering van de jonge filmmaker Axel Ranisch. Naar aanleiding van de première schreef de Frankfurter Allgemeine Zeitung: ‘Elmar Gilbertsson als Prinz kann kunstvoll stöhnen, greinen und musikalisch punktgenau lachen.’ Hij had het ook naar zijn zin als Pylade in Glucks Iphigénie en Tauride, in een regie van Krzysztof Warlikowski die op andere plaatsen veel weerstand opriep. ‘Ik had nog nooit Gluck gezongen. Zijn muziek is een combinatie van late barok en vroeg-klassiek.’

Zijn eerste seizoen in Stuttgart eindigde in juli 2019 met de rol van Narraboth in Salome, naast Maria Riccarda Wesseling als Herodias. De recensent van Online Merker prees Gilbertssons ‘leuchtend tenoralem Schmelz und klarer Höhe’. De tenor zingt veel in het Duits en begint de taal aardig te leren. Het gesprek voeren we in het Engels, maar hij schakelt naar het Duits wanneer er vaktermen vallen, als het gaat over de ‘Spielzeit’ en de ‘Künstlerische Leitung’. Na elf jaar in Nederland begint het Duits nu te wennen.

‘Mijn Nederlands is ein bisschen slecht’, verontschuldigt Gilbertsson zich, ‘maar ik kan het nog wel. Nu ik hier woon, heb ik er last van dat sommige zinnen in het Nederlands in mijn hoofd zitten. In het theater is de voertaal Duits, al werken er bijvoorbeeld ook vier Amerikanen in het ensemble.’

Scène uit Káťa Kabanová, met van links naar rechts Jacques de Faber, Elmar Gilbertsson en Henk van Heijnsbergen. (© Morten de Boer)

Terug naar negen jaar geleden. Opera Zuid-intendant Miranda van Kralingen engageerde de befaamde operaregisseur Harry Kupfer (die afgelopen december overleed) voor een productie van Káťa Kabanová. Ze kende hem nog uit haar periode bij de Komische Oper Berlin. Kupfer, eigenlijk al met pensioen, reageerde positief. ‘Ja, Mirandachen, ik doe het, maar op voorwaarde dat jij Kabanicha zingt’, moet hij gezegd hebben toen de intendant hem polste. Johanni van Oostrum zong de titelrol, Karin Strobos was Varvara en Elmar Gilbertsson zong de leraar Kudrjaš, haar verloofde. Het was zijn eerste grote rol bij Opera Zuid.

Miranda van Kralingen spotte Gilbertsson toen hij nog deel uitmaakte van Opera Studio Nederland. In samenwerking met Opera Zuid produceerde de studio de opera Dido and Aeneas. ‘Ik had er een kleine rol in, die van Sailor, met iets van 50 seconden muziek’, zegt de tenor. Zelfs in die kleine rol viel de tenor op. ‘Iemand die er direct uitspringt, is Elmar Gilbertsson als de Sailor. Hij straalt energie uit, acteert knap en zingt ook nog eens prima’, schreef Place de l’Opera in de recensie van september 2009.

Gilbersson was blij met de vooraanstaande regisseur Kupfer te kunnen werken. ‘Ik heb daar echt geluk mee gehad. Ik was nog maar net klaar met mijn opleiding, waar je meestal met heel jonge, vaak nog onervaren regisseurs werkt, die zelf nog volop in ontwikkeling zijn. Bij Kupfer kwam ik in een compleet professionele sfeer. Ik keek graag naar hoe hij werkte. Hij wist precies waar hij naartoe wilde en leidde je professioneel en liefdevol in die richting. Ik voelde nooit druk om dingen te doen die me niet lagen.’

‘Het decorontwerp was prachtig: een donker, bijna mystiek en toch romantisch beeld. Het riep een Russisch gevoel op. Kupfer bleef trouw aan de periode waarin het verhaal zich afspeelt, de jaren zestig van de negentiende eeuw in Rusland. De opera is in het Tsjechisch, dat was natuurlijk nogal een uitdaging in deze productie.’

De leraar Váňa Kudrjaš is in het verhaal de geliefde van Varvara, de stiefdochter. Hij houdt van haar. Hij is ook gefascineerd door de wetenschap. Hij heeft grote belangstelling voor de elektriciteit van het onweer. Het is Kudrjaš die de voorstelling opent, met een ode aan de Wolga. Gilbertsson weet nog: ‘Ik stond net voor aanvang, als het doek opging, op een trap aan de rivier. Het is cool om als eerste te zingen.’

Zangersleven

Opera Zuid toerde in november en december 2011 met Káťa Kabanová langs tien theaters in Nederland. Bijzonder was het vervolg: een jaar later werd de hele productie uitgenodigd voor een optreden tijdens het Janáček-Festival in Brno. Dat was op het podium van het Nationaal Theater, waar de opera van Janáček op 23 november 1921 zijn wereldpremière beleefde. ‘Drie jaar later kreeg ik de kans om Kudrjaš nog eens te zingen, in Toulon’, zegt Gilbertsson. ‘Het is een prachtige rol, die goed ligt voor mijn stem en waarin je veel kleuren van je stem kunt laten horen.’

Na maanden van thuiszitten begint het gewone zangersleven van de tenor binnenkort weer vorm te krijgen. Hij zal bij de Staatsoper een rol zingen in de double bill van Cavalleria rusticana en een recente, nogal atonale opera van Salvatore Sciarrino, Luci mie traditrici. ‘Ik heb er al even op gestudeerd. Het is geen gemakkelijk stuk. We beginnen nu eerst met intensieve coaching. Het huidige seizoen van de Staatsoper is volledig afgelast, hoe het verdergaat is aan de politiek. We hopen eind mei weer te kunnen repeteren voor het najaar.’

De opera Káťa Kabanová van Leoš Janáček is vanaf 15 mei te zien op de speciale Opera Zuid Online-website.

Vorig artikel

Karina Gauvin aan het Russische hof

Volgend artikel

Concertgebouw blijft tot 1 september dicht

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.