Mijn Strauss: Die ägyptische Helena
Richard Strauss componeerde vijftien opera’s. Peter Franken zag er elf meerdere keren in het theater. In een serie kijkt hij terug op memorabele voorstellingen van al die titels. In deel zes: Die ägyptische Helena in Berlijn.
Dit is één van Strauss’ minst gespeelde opera’s. Je moet echt op zoek naar een uitvoering van dit werk. In 2003 zette Stephan Soltesz het op het programma in Essen, als onderdeel van een grote Strauss-cyclus die hij jammer genoeg niet volledig heeft kunnen voltooien. Daarna zag ik dit werk nogmaals, nu bij de Deutsche Oper Berlin.
Centraal in dit werk staat een zeer ernstige huwelijkscrisis; niet zo’n stormpje in een glas water dat onderwerp was van de opera die eraan voorafging, Intermezzo.
Nadat de wonderschone Helena zich door Paris uit Sparta heeft laten meevoeren naar Troje, organiseren de Grieken een invasiemacht om haar terug te halen. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Maar liefst tien jaar wordt er gevochten onder de muren van deze stad. Vele duizenden mannen vinden de dood voordat Troje eindelijk veroverd wordt. Maar dan? Wat gaat er om in het hoofd van Menelas als hij zijn vrouw terugvindt in een brandend paleis en haar naar buiten draagt? Al die jaren is hij bij haar in de buurt geweest, in een tent net buiten de stad. Intussen was zij Paris’ bedgenote, die haar, zo wil het verhaal, deelde met een flink aantal broers. In de opera wordt Helena de ‘ideale schoonzuster’ genoemd…
Menelas acht haar verantwoordelijk voor al het leed dat is geschied sinds ze zich heeft laten schaken. Zijn persoonlijke woede en frustratie worden versterkt door nog niet verwerkt oorlogsleed. Op weg naar huis stopt hij Helena in het ruim van zijn schip, terwijl hij zelf permanent aan dek blijft. Uiteindelijk komt hij tot een besluit: hij moet Helena nu vermoorden en niet wachten tot in Sparta, om haar daar publiekelijk een offerdood te laten sterven.
Halfgodin Aïthra, uiteraard begiftigd met toverkrachten, bewoont een rotseiland waar Menelas’ schip langsvaart op het moment dat deze zijn vrouw te lijf wil gaan met de dolk waarmee hij ook Paris eigenhandig de keel heeft afgesneden. Een helderziende ‘Mossel’ waarschuwt Aïthra, die onmiddellijk een storm doet opsteken, waardoor het schip vergaat en Menelas en Helena als schipbreukelingen aan land komen.
Aïthra manipuleert het stel vervolgens met gebruik van een vergetelheidsdrankje, zodat Menelas in de waan verkeert dat zijn Helena nooit in Troje is geweest. Paris had slechts een fantoom als ‘trophy wife’ meegebracht, terwijl de echte Helena al die tijd in Egypte had liggen slapen, zonder ouder te worden.
Dit is slechts ten dele een hersenspinsel van Von Hofmannsthal: Euripides is hem in deze voorgegaan. In diens lezing gaat Menelas zijn vrouw ophalen in Egypte zodra hij op de hoogte gebracht is van de verwisseling. Von Hofmannsthal grijpt dit aan om de waanbeelden in het hoofd van Menelas te concretiseren. Enerzijds is de man ernstig getraumatiseerd door tien jaar oorlog voeren, anderzijds wil hij het niet waar hebben dat zijn vrouw al die tijd gedeeld is door een elftal van Priamus’ zonen.
Von Hofmannsthal plaatst de handeling weliswaar in mythologische tijden, maar geeft in zijn correspondentie met Strauss duidelijk aan dat de enscenering eigentijds moet zijn, geïnspireerd als hij is door het lot van getraumatiseerde soldaten die terugkeren van de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. Helena wordt getoond als sterke vrouw die de touwtjes vast in handen heeft, waar ze zich ook bevindt. Deze halfgodin is nooit anders gewend geweest dan dat mannen geheel in de war raken bij haar aanblik en weet daarmee om te gaan. In sommige opzichten heeft ze in dit werk trekjes die sterk aan Lulu doen denken. En ook wel aan Ayn Rands personage Dominique Francon uit The Fountainhead.
Het vele gebruik van vergetelheids- en herinneringsdranken als theatraal werktuig om de handeling te bespoedigen heeft een parallel in het gebruik van psychofarmaca bij de behandeling van geesteszieken. Eigentijdse psychiatrie in een mythologisch jasje.
Regisseur Marco Arturo Marelli heeft in deze productie uit 2008 de bedoelingen van Von Hofmannsthal goed opgepakt. Menelas wordt getoond in al zijn onbeheerste verwarring. Hij ziet overal spoken en wil voortdurend alles en iedereen te lijf gaan. Helena laat zich de hulp van Aïthra aanleunen, maar neemt uiteindelijk haar eigen besluiten.
Muzikaal sluit deze Strauss goed aan bij het slot van Ariadne auf Naxos en delen uit Die Frau ohne Schatten. De vocale eisen die aan Aïthra en Helena worden gesteld zijn vergelijkbaar met die van de Kaiserin en de Färberin. Menelas heeft een partij die doet denken aan Bacchus, maar dan een opera lang. Samenvattend: om dit werk goed uit te voeren heb je bijna een complete Wagnerbezetting nodig.
Bij de herneming in 2016 die ik zag werd de titelrol op bewonderenswaardige wijze ingevuld door Ricarda Merbeth. Laura Aikin, bekend van haar Lulu-vertolkingen, nam Aïthra voor haar rekening, een rol die haar werkelijk past als een handschoen. Beide vrouwen waren in ‘Hochform’. Alleen daardoor al kon de avond niet stuk.
Wagnertenor Stefan Vinke, in 2015 Siegfried in Bayreuth, zong Menelas. Hij zal nog weleens teruggedacht hebben aan die Siegfried: dat was hard werken, maar deze Menelas is pas echt zwaar. Niettemin bleef hij tot op het einde goed bij stem en in staat om de bijna tegen de stem geschreven partij beheerst en bij vlagen zelfs lyrisch te laten klinken. Een fenomenale prestatie. De rol van de helderziende Mossel werd heel aardig neergezet door Ronnita Miller. Haar inbreng kwam over als een komische variant van Ulrica in Un ballo in maschera.
Het orkest van Deutsche Oper Berlin stond onder leiding van Andrew Litton. Hij hield het geheel goed onder controle, wat absoluut noodzakelijk is om de solisten niet te laten verdrinken in het orkestrale geweld dat Strauss zo graag ontketent.