Andrea Bocelli is geen Andrea Chénier
Ik heb veel respect voor Andrea Bocelli, maar om nu een Andrea Chénier op cd te zetten met hem in de titelrol voert naar mijn idee toch wat ver. De Italiaanse tenor is simpelweg te licht om wat van het personage te maken. Gelukkig zijn de andere rollen op de Decca-uitgave beter bezet.
Ik heb een zwak voor Andrea Bocelli. Hij was het die ooit mijn hart won voor opera, met een cd-opname van La Bohème. Ik ben me daarom zeer bewust van de drempelverlagende werking die een volledige opera-opname met Bocelli in de hoofdrol kan hebben. Het kan zomaar wat leken aan de operahaak slaan, en dat is natuurlijk altijd goed.
Dat maakt het wel lastig om kritiek te leveren op de nieuwe Decca-uitgave van Andrea Chénier, waarin de populaire Italiaan de titelrol zingt. Toch moet ik gewoon eerlijk zeggen dat Bocelli’s vertolking me helemaal niets gedaan heeft. Voor mij klonk hij aan het begin even onbewogen als aan het einde.
Het probleem is naar mijn idee dat Bocelli gewoon de stem niet heeft om een geloofwaardige Chénier neer te zetten. Zijn stem is egaal, licht en lyrisch. Prima voor wat populairdere muziek en misschien voor bepaalde operarollen, maar niet voor zo’n intense partij als Chénier. De woede, de koppigheid, de liefde, simpelweg de expressie: ik miste het allemaal.
Violeta Urmana was als Maddalena een wereld van verschil ten opzichte van haar geliefde. Vooral haar ontzettend trieste klank als ze zich inhield qua volume maakte veel indruk op me. Dat maakte haar bekendste aria ‘La mamma morta’ prachtig, heel doorleefd.
Jammer alleen dat de rollen van Bersi en de Contessa di Coigny bezet waren door vrouwen die qua stemkleur heel dichtbij Urmana zaten. Dat kwam de pit en levendigheid in de verschillende dialogen niet ten goede.
Lucio Gallo zette een prima Gérard neer. Vooral in de vurige momenten vond ik hem sterk, met een paar zeer klinkende hoge uitspattingen. Misschien had hij voor de diepgang zijn innerlijk worsteling vocaal nog wat meer kunnen uitbeelden.
In de kleinere rollen waren heel mooie dingen te horen. Zo vond ik Roberto Accurso een heerlijk dromerige kunstenaar als Fléville en zorgde Elena Obraztsova voor een emotie-explosie als de oude Madelon. Ik vond haar in de hoogte wat overdrijven, maar in de laagte greep ze je naar het hart. Simone Alberghini zette tot slot een wijze, warme Roucher neer.
Het waren mooie inbrengen in de uitvoering, maar feit blijft dat een Andrea Chénier niet zonder een goede Andrea kan bestaan. Dan zijn er vast tal van andere opnamen die meer waar voor je geld bieden.
En toch: ben je operaleek en Bocelli-fan, dan zal ik je nooit afraden de dubbel-cd te kopen…