Nationale Opera opent seizoen met overvloed
Minder zangers, minder musici, minder publiek. De coronatijd kenmerkt zich door verkleining en inperking. De Nationale Opera wilde daar echter niet aan. Met FAUST [working title] opende het Amsterdamse operahuis zaterdag zijn seizoen op volwaardige schaal. Wat de jonge makers nou echt wilden communiceren, bleef echter gissen.
Voorheen gonsden de foyers van Nationale Opera & Ballet op premièreavonden van converserend publiek. Nu heb je het gevoel een presentatie voor uitverkorenen op een doordeweekse ochtend te bezoeken. Het toch al imposante gebouw aan de Amstel voelt immens leeg als er slechts zo’n klein plukje toeschouwers toegelaten kan worden.
Het personeel leidt de coronaproof entree perfect in banen. Op elk sleutelpunt van de looproute staan wel mensen om je te begeleiden, waarna je in alle rust en met ruime afstand de zaal in geëscorteerd wordt. Je stoel wordt je gewezen. Vóór je een lege rij, achter je een lege rij, links en rechts van je drie lege stoelen. Het is een bizar gezicht.
Des te groter het compliment voor het jonge makersteam van FAUST [working title], dat er op creatieve en inventieve wijze in geslaagd is om op het toneel géén schaarste af te beelden. Kinderen hoeven geen afstand te houden en dat buit het team meesterlijk uit. Het Nieuw Amsterdams Kinderkoor creëert een heerlijke drukte op de bühne en bekoort met zuivere kinderzang in onder meer ‘Cerf-Volant’ uit de film Les Choristes.
Door een aantal zangers op het tweede balkon te plaatsen, kan het Koor van DNO op goede sterkte aantreden. De orkestbak is ondanks de afstandsregels goedgevuld met musici van het Nederlands Philharmonisch Orkest. Manoj Kamps houdt het geheel met gracieuze gebaren bij elkaar. Dat is door de afstanden en doordat sommige instrumenten op de zijtonelen of de balkons zijn geplaatst (harp, vleugel, blazers) geen eenvoudige opgave. Het nadeel: het klankbeeld is onvermijdelijk minder organisch en evenwichtig. Individuele instrumenten springen eruit op momenten dat dat niet zou moeten.
Versluierd
Het uitgangspunt van de makers was het thema Faust uit de geannuleerde productie van Mefistofele. Van daaruit zijn regisseur Lisenka Heijboer Castañon en muzikaal leider Manoj Kamps op een, naar het lijkt, associatieve zoektocht gegaan, tot op het punt dat het Faust-verhaal vervaagde en het eigenlijke thema het body archive was geworden: het idee dat je lichaam een archief van herinneringen, emoties en ook muziek is.
Het is een intrigerende notie, maar als richtsnoer voor een voorstelling biedt het weinig focus. De ruim twintig muziekfragmenten die de uiteindelijke partituur van FAUST [working title] vormen lopen uiteen van een Roemeens volksliedje en een canción ranchera op band tot bewerkte fragmenten uit Mefistofele en Reinbert de Leeuws fascinerende versie van Schuberts ‘Gretchen am Spinnrade’. Er is geen duidelijk verhaal dat de fragmenten bijeenhoudt en aangezien veel van de gezongen teksten mij niet direct bekend zijn en dus wel heel snel voorbijflitsen, is het erg tasten naar de thematische cohesie.
De muziek is ingedeeld in vijf blokken, die als Futures, Homes, Dreams, Masks en Shadows zijn betiteld. De trefwoorden, die in grote letters op de achterwand worden weergegeven, bieden enig houvast, maar de intenties van de makers blijven voor mij in veel scènes versluierd. Het regiespel met gymbanken, afdekzeilen en een paar decorstukken uit het DNO-archief wekt de indruk heel betekenisvol te zijn, maar zegt mij niets, anders dan dat het af en toe spectaculaire scènebeelden oplevert, zoals de prachtig belichte (Hendrik Walther) regenbui tijdens ‘Paloma Negra’.
Excentriek
Vier solisten nemen de solo’s voor hun rekening, met sopraan Olga Busuioc, oorspronkelijk castlid van Mefistofele, als grootste naam. Ze blijkt een veelzijdige zangeres te zijn, met een imposant bereik; laag in een Roemeense volksmelodie, hoog in Mefistofele.
De jonge talenten Polly Leech en Martin Mkhize, gekweekt in de talentenstudio van DNO, laten zien klaar te zijn voor het grote toneel. Leech heeft een onmiskenbare présence op het toneel en heeft geen enkele moeite om de zaal met haar mezzostem te vullen. Haar grote solo komt uit Händels Rinaldo, op excentrieke wijze omgecomponeerd door Rick van Veldhuizen.
De subtiele en in dit geval minder subtiele inbreng van hedendaagse componisten is een extra laag in FAUST [working title], die bijvoorbeeld bij Martín Mayo’s arrangement van de ‘Prologo in cielo’ uit Mefistofele, het openingsnummer van de voorstelling, schitterend uitpakt. Op andere momenten geeft het de productie vooral een experimenteel karakter, wat nog meer vragen oproept.
Ik ben een simpele operaliefhebber. Geef mij een mooi verhaal dat door hoofdzakelijk zang en muziek tot leven wordt gewerkt en ik ben tevreden. Zo’n voorstelling is FAUST [working title] duidelijk niet. Ik kan me voorstellen dat dat ook voor andere liefhebbers, die na maanden wachten eindelijk weer naar de opera mogen, een tikje teleurstellend is.
De voorstellingen van FAUST [working title] zijn uitverkocht. Op 4 oktober wordt de productie gratis gestreamd. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.