Voetengetrappel voor onbekende Mascagni
Na maanden van coronastilte startte de NTR ZaterdagMatinee op 5 september zijn zestigste seizoen, traditiegetrouw met een opera. Het Radio Filharmonisch Orkest, het Groot Omroepkoor en een voortreffelijke cast gaven een geweldig pleidooi voor Mascagni’s vergeten opera Il piccolo Marat.
De helft van de Grote Zaal van het Concertgebouw wordt in beslag genomen door een immens podium, zodat alle musici voldoende afstand van elkaar kunnen houden. De directeur van de omroepserie, Kees Vlaardingerbroek, heet het publiek persoonlijk welkom. In de zaal zitten 150 toehoorders, 200 minder dan de schamele 350 die in het huidige tijdframe in het Concertgebouw binnengelaten mogen worden.
Vlaardingerbroek memoreert dat er gespannen uitgekeken is naar unieke event, maar dat hij met lede ogen aanziet dat er slechts 150 mensen getuige van kunnen zijn. Hij houdt een pleidooi dat de politiek meer oog moet krijgen voor de mogelijkheden in de huidige crisis. In Oostenrijk is de zaalbezetting van concerten 60 procent. Dat steekt ontegenzeggelijk af tegen de 150 op circa 2.000 plaatsen die het Concertgebouw vult (7,5 procent). Maar men houdt moed en demonstreert dat vervolgens met een boeiende aftrap van het bijzondere seizoen 2020/2021.
Zwanenzang
Op de lessenaars staat een onbekende opera van de wereldbekende Pietro Mascagni (1863-1945): Il piccolo Marat. Het eveneens jarige Groot Omroepkoor (75 jaar) vertolkt een belangrijke rol in de uitvoering van de opera van de Italiaanse componist (75 jaar geleden gestorven).
De carrière van Mascagni laat zich lastig beschrijven. Al jong (27 jaar) dong hij mee naar een compositiewedstrijd met zijn inzending Cavalleria rusticana. De wereldpremière van dit werk maakte hem in één klap een wereldster. Daarna zouden nog vijftien fantastische opera’s volgen, die bijna allemaal een succesvolle start hadden, maar binnen een paar jaar weer van het toneel verdwenen. Alleen die eerste kaskraker bleef.
Il piccolo Marat uit 1921 was Mascagni’s veertiende opera. De twee opera’s die nog volgden (Pinotta en Nerone) kwamen beide tot stand op basis van veel eerder geschreven muziek, dus feitelijk is Il piccolo Marat zijn echte zwanenzang.
De opera op een libretto van Forzano (bekend van Suor Angelica en Gianni Schicchi) houdt het midden tussen een sprookje en een kostuumdrama en speelt zich af tijdens de Franse Revolutie. De kleine Marat doet zich met die naam voor als een verzetsstrijder van de revolutie, maar is in werkelijkheid de Prins di Fleury, die zijn gevangengenomen moeder wil bevrijden van de Ork (L’orco). De Ork is een reusachtig, afschrikwekkend wezen dat enkel in sprookjes en fantasiespellen voorkomt. Zelfs zijn jonge, mooie nichtje Mariella is niet veilig in zijn buurt.
De kleine Marat wordt verliefd op haar en besluit niet alleen zijn moeder, maar ook Mariella uit de armen van de bruut te redden. Zonder de hulp van de timmerman (die in de revolutie dienst moet doen voor de beul) lukt dat echter niet, want het scheelt weinig of de Ork doodt de kleine Marat. In plaats daarvan slaagt de timmerman erin de Ork genadeloos te raken met een kandelaar, waarop de geliefden met moeder en timmerman per schip kunnen vluchten.
Grillig en robuust
Een Matinee als deze is er één uit duizenden. De concertserie is voorbestemd om onbekende opera’s een welverdiend podium te bieden. Het bijzondere van Mascagni is dat hij met ieder werk een andere compositiestijl wilde uitproberen. Daar waar zijn studievriend Puccini altijd in zijn eigen idioom opera’s schreef, probeerde Mascagni voor ieder nieuw werk een ander idioom uit. Daardoor is zijn muziek veel ongrijpbaarder dan die van zijn beroemde vriend.
De muziek in Il piccolo Marat is enerzijds grillig, robuust en revolutionair en anderzijds feeëriek en sprookjesachtig, uiteraard ingegeven door het libretto. Intrigerende melodieën mengen met opzwepende muziek. Het koor speelt daarbij een belangrijke rol. Niet zoals in Cavalleria rusticana, als het gelovige volk, maar meer als het beschouwende volk, dat aan de zijlijn de handelingen aanschouwt. Het jubilerende Groot Omroepkoor was helaas gehalveerd en daarom versterkt. Dat was echter nergens aan af te horen. Het koor klonk prachtig coherent en vol, alsof het hele Groot Omroepkoor aanwezig was.
Het Radio Filharmonisch Orkest was eveneens iets uitgedund ten opzichte van de door Mascagni gewenste bezetting, maar ook dat was nergens hoorbaar, tot wellicht de slotpassage van de opera. Elk van Mascagni’s opera’s bevat wel een prachtig intermezzo, maar in Il piccolo Marat is de belangrijkste solistische orkestpassage aan het einde geplaatst, als het viertal met het schip over de golven van de Seine wegvaren. Prachtige muziek, die met een voltallig orkest nog meer had kunnen overdonderen. Maar verder toonde het orkest zich een groot pleitbezorger van de fantastische partituur.
Voetengetrappel
De cast was top, ook haast iets traditiegetrouws bij de Matinee. De zware partij van de kleine Marat werd gezongen door de uitstekende Stefano La Colla. Zijn heroïsche tenor had veel stamina, waarmee hij moeiteloos de twee uur durende tour de force doorkwam.
Mariella werd prachtig gezongen door de Roemeense Anita Hartig. Met haar lyrische sopraan vervoerde zij de zaal. Haar exaltaties lieten het publiek sidderen.
De Ork werd fantastisch neergezet door de Canadees John Relyea, vorig jaar nog Zaccaria in Nabucco in de Matinee. In dit laatveristische werk was Relyea wat mij betreft meer in zijn element. Als Ork wist hij goed te bulderen, precies wat deze rol nodig heeft. De publieke bijval werd, verplicht zittend, ondersteund met hard voetengetrappel, ook sinds jaar en dag een Matinee-gebruik.
De bijrollen waren stuk voor stuk goed bezet. Indrukwekkend krachtig was bariton Ernesto Petti, die de rol van de timmerman vertolkte. De andere bariton, Andrea Borghini, liet duidelijk horen dat zijn rol van de soldaat wat hem betreft geen bijrol was. Met prachtige zang wist hij in de eerste akte veel aandacht naar zich toe te trekken.
Maria Riccarda Wesseling, voormalig hoofd van de Dutch National Opera Academy, zong gepassioneerd de rol van de moeder van Fleury. In het gevolg van de Ork schitterden nog twee jonge Nederlanders: bariton Tim Kuypers en bas Jasper Leever. Naast hen de eveneens goed zingende Italiaanse bas Alessio Cacciamani.
Het geheel stond onder de bezielende leiding van Pietro Rizzo, die hoorbaar voorvechter is van de opera’s van Mascagni. Hij liet de partituur schitteren door een zeer beheerste uitvoering te geven, zonder vulgair of sentimenteel te worden. Het schitterende duet tussen de twee geliefdes in de tweede akte eindigde wat ongecontroleerd, maar ook dat lag aan de coronamaatregelen, omdat de dirigent meer afstand moest houden van de solisten. Rizzo liet ons van begin tot eind genieten en maakte daarmee een niet mis te verstaan statement dat Mascagni’s andere opera’s eenzelfde herleving verdienen.