Recensies

Coronaproof Figaro overtuigt bij DNO

De herneming van Le nozze di Figaro bij De Nationale Opera kon niet doorgaan, ook niet met aanpassingen aan David Bösch’ regie, maar een online première zat er op zondag 29 november wel in. In een lege zaal, ingekort en coronaproof. Maar desondanks overtuigend.

Scène uit Le nozze di Figaro. (© DNO/Marco Borggreve)

Een livestream is inmiddels een gebruikelijke oplossing in operaland als voorstellingen voor publiek echt niet meer mogelijk zijn. En dus speelde De Nationale Opera op 29 november zonder publiek eenmalig een voorstelling van Le nozze di Figaro, live te zien op verschillende online kanalen.

Toen er nog sprake van was dat Figaro voor een klein publiek opgevoerd zou kunnen worden, had DNO de productie van David Bösch al coronaproof gemaakt, zodat die zonder pauze kon worden gespeeld. Hiertoe werd het werk met ongeveer drie kwartier ingekort. De personenregie werd aangepast aan de anderhalvemeterregel.

Kortgeleden schreef ik een recensie van de oorspronkelijke productie uit 2016, die op dvd en blu-ray is uitgebracht. Hierdoor had ik de voorstelling redelijk op het netvlies toen ik de stream bekeek. Mijn complimenten voor de wijze waarop de coupures zijn aangebracht. Het verloop is steeds vloeiend en iemand die de opera voor het eerst ziet, zal nergens een ongemakkelijke overgang bemerken.

In het begin missen we het duet van Figaro en Susanna en de catfight tussen Susanna en Marcellina. Verder is Cherubino’s rol wat gekortwiekt en ontbreekt Barbarina geheel. Dat zijn de meest opvallende ingrepen. Op andere plekken is voorzichtig de schaar gehanteerd. Dat het voortdurend afstand moeten houden tot onnatuurlijke momenten leidt, was helaas onvermijdelijk. Ook ontbreekt het koor op het toneel, waardoor de bruiloft erg kaal aandoet, maar dat moeten we maar voor lief nemen. Voor het overige staat deze ingekorte Nozze op zichzelf, geschikt voor toekomstig jongerentheater of andere doelgroepen met een spanningsboog die niet tot 180 minuten reikt.

Het adellijke koppel was in goede handen bij de Italiaanse bariton Davide Luciano als Il Conte di Almaviva en Ruzan Mantashyan als La Contessa. Luciano was deze zomer gecast als Don Giovanni in Salzburg, wat natuurlijk niet doorging, en zag nu ook deze Nozze aan zijn neus voorbijgaan, al is zo’n streaming natuurlijk een schrale troost. De Armeense sopraan heeft hetzelfde probleem als Gilda: je kunt je niet gemakkelijk voorstellen dat een man zo snel op haar uitgekeken raakt. Mantashyans zang was uitstekend verzorgd, met een fraaie vertolking van haar twee aria’s.

Het bediendenkoppel werd vertolkt door de Chinese sopraan Ying Fang en de Italiaanse bas Riccardo Fassi. Yangs Susanna was minder dominant dan ik van deze rol gewend ben, maar op haar zang was in het geheel niets aan te merken, mooi optreden. Fassi zette een heel behoorlijke Figaro neer, maar had naar mijn smaak van alle protagonisten het meeste te lijden onder de coronaregie.

Ook Polly Leech als Cherubino kwam daardoor iets minder uit de verf dan normaal, ook al vanwege de coupures. Gezegd moet worden dat Leech dit prima wist te compenseren met haar zang. De regie veroorloofde zich een ondeugende ingreep door haar niet een lint van de gravin te laten inpikken, maar een slipje. Zoiets werkt natuurlijk altijd.

Van de overige rollen was slechts het absolute minimum bewaard gebleven, adequaat vertolkt. Riccardo Minasi had de muzikale leiding, met een goed spelend Nederlands Kamerorkest in de bak.

Bring me a Storm

Als ‘commentaar’ op deze Nozze was in het kader van het Opera Forward Festival een korte eenakter geproduceerd op muziek en tekst van Boris Bezemer. Het uitgangspunt van dit werk, getiteld Bring me a Storm, vormt de tirade van Figaro in de laatste akte van Beaumarchais’ toneelstuk. Omdat dit werk in het Engels wordt gezongen, veroorloof ik me hieruit een citaat in dezelfde taal:

‘No, my lord Count, you shan’t have her… you shall not have her! Just because you are a great nobleman, you think you are a great genius—Nobility, fortune, rank, position! How proud they make a man feel! What have you done to deserve such advantages? Put yourself to the trouble of being born—nothing more. For the rest—a very ordinary man! Whereas I, lost among the obscure crowd, have had to deploy more knowledge, more calculation and skill merely to survive than has sufficed to rule all the provinces of Spain for a century!’

Almaviva’s enige wapenfeit is zijn geboorte, terwijl Figaro altijd alles zelf heeft moeten opknappen. Danton zag het later als een voorbode van de revolutie. Altijd makkelijk natuurlijk, achteraf praten, maar dat de tekst een schrikreactie bij het hof en dus ook de censuur teweegbracht, is zeer begrijpelijk.

Angelo Custódio in Bring me a Storm. (© DNO/Kim Krijnen)

Bezemer voert een solozanger op als Figaro, vertolkt door de Portugese countertenor Angelo Custódio. Hij speelt op een vrijwel leeg toneel. Er ligt een rond zandheuveltje, waar Custodio wat in graait. Hij begint zijn monoloog in overeenstemming met de bedoeling van Beaumarchais, maar is daar al vrij snel mee klaar. Het gegeven is te beperkt – arm tegen rijk, fair tegen unfair – dat moet anders, liefst met geweld.

Behalve dat het een commentaar op Nozze moest zijn, moest de voorstelling ook worden geplaatst in de Amsterdamse context, neem bijvoorbeeld de bevolking in een achterstandswijk. Zodoende gaat Figaro’s monoloog al snel over in de klaagzang van een eenzame, verdoolde ziel, ook nog eens als wees uit een ver land in een onbekende omgeving getransplanteerd. Daarmee blijft de verwachte ‘storm’ echter steken in het begin en wordt de verbinding met Nozze verbroken.

Bezemer laat zijn zanger vooral parlando zingen. Het is een tamelijk monotone voordracht, met pas tegen het einde een kort moment van lyriek. Custódio kwijt zich uitstekend van zijn opdracht, maar zijn tekst kan me niet langdurig boeien.

De begeleiding wordt verzorgd door een veertienkoppig ensemble dat aanvankelijk een zeer nerveuze indruk maakt, met veel piep- en knarsgeluiden. Dat is het deel van Figaro’s tirade. Zijn lamenteren krijgt iets welluidender muziek, met af en toe zeer prominente inbreng van het koper. De lyrische accenten komen vooral voor rekening van de strijkers.

Met goed gevarieerde belichting weet Django Walon het toneelbeeld voor eentonigheid te behoeden; niet eenvoudig met een solist in een kale ruimte. Coen Stuit heeft de muzikale leiding.

Beide streams zijn nog tot het einde van het kalenderjaar op de website van DNO terug te zien.

Vorig artikel

Vermeulen wint Edison met Dirty Minds

Volgend artikel

Cité de l’Opera: Sonya, Michel en Ed

De auteur

Peter Franken

Peter Franken