Bachvereniging houdt passie levend met Keiser
Ook in 2021 valt het Nederlandse passieseizoen in het water. Maar dankzij het radio- en internetbereik van de NTR ZaterdagMatinee ontglipte de Brockes Passion van Reinhard Keiser de malaise. Op 13 maart deed de Nederlandse Bachvereniging dit transparante doch indringende pionierswerk geheel recht, met een glansrol voor sopraan Rachel Redmond.
Een mens leeft niet van Bach alleen. Slechts in een context van ‘mindere goden’ kunnen we diens grootsheid benaderen. Welkom nieuws dus dat de Nederlandse Bachvereniging jaarlijks alternatieve passiemuziek zal verkennen in de ZaterdagMatinee. De zogeheten passieoratoria, met hun uitgewerkte rollen en poëtische parafrases op de evangeliën, zijn uiteraard interessant voor operafans. Ook intrigeren de aspecten die Bach overnam in zijn eigen strengere passies, waarin de originele Bijbeltekst als rode draad fungeert.
Zeker dertien componisten zetten het gedicht ‘Der für die Sünde der Welt gemarterte und sterbende Jesus’ van Barthold Heinrich Brockes op muziek. Een libretto mogen we wel zeggen, gezien de met bloed en tranen doordrenkte frasen die Brockes zijn karakters in de mond legt. De verlokking voor operamakers was even logisch als de weerstand van de kerk. Reinhard Keisers toonzetting uit 1712, de vroegste, zag het licht dan ook niet in een godshuis, maar in Brockes Hamburgse stadsvilla.
Anders was de setting zaterdag: een desolaat Concertgebouw, de stilte van de vastentijd ademend. Instrumentalisten en vocalisten richtten zich tot elkaar in een ellips, met artistiek leider Shunske Sato als gretige spin in het web. Met of zonder viool in de hand zweepte hij de koortjes van discipelen en krijgsknechten op tot levensechte taferelen. Complex contrapunt was niet Keisers sterkte, en zou in de galmende leegte ook minder effect sorteren, maar hij kon ensembles meesterlijk op poten zetten.
Sobere tekstexpressie
Als theaterman pur sang was Keiser begin achttiende eeuw ster van de Oper am Gänsemarkt. Hij was befaamd om zijn gave om met orkestkleur drama te scheppen. Beeldschoon hoe hier in het tafereel bij de Olijfberg Jezus’ kwetsbare aria met traverso en luit terugkeerde in een smartelijker gewaad van hobo en fagot. Nog iets terughoudend klonk Felix Schwandtke in het recitatief ertussen, maar allengs mengde hij alle angsten en tederheden van deze humane Jezus overtuigend in de bezonken rust van zijn basstem.
Onrust typeert juist Petrus, wiens verhaal van verraad en berouw Keiser in vlot opvolgende aria’s kleurrijk schildert. Vertolker Benjamin Glaubitz gaf sleutelfrasen de vereiste jammerlijke lading, maar was zo wijs zijn slanke, lyrische tenor niet tot melodrama te dwingen. Als Judas benutte Jakob Pilgrim zijn robuustere tenor eveneens voor een scherpomlijnde, maar sobere tekstexpressie.
Ook orkestraal schuilt Keisers kracht vooral in een heldere, wendbare structuur. Het continuo domineert de veelal beknopte aria’s. De instrumentalisten van de Bachvereniging speelden hun solo’s prachtig, maar het basfundament had mij persoonlijk soms minder nadrukkelijk gemogen. Heerlijk echter hoe de grote luit van Mike Fentross hier en daar snaakse accenten wist te zetten.
Glanzende sopraan
Los van een nogal grotesk kraaiende haan kweet evangelist Eric Stoklossa zich uitstekend van zijn bescheiden taak. Maar de ware bespiegelende motor in dit werk is het allegorische personage van Tochter Zion, een veeleisende partij die destijds vermoedelijk door een diva van de Gänsemarkt werd vertolkt. Zaterdag trad de Schotse sopraan Rachel Redmond aan, grootgebracht in de Jardin des Voix van William Christie en gezegend met een van zonlicht glanzende sopraan.
In één van haar vijftien aria’s waren de coloraturen zelfs voor Redmonds beweeglijke keeltje te rap om woorden als ‘berenpoten en leeuwenklauwen’ het volle pond te geven. Ik vermoed opzet bij Keiser: Tochter Zions onmacht tegenover Jezus’ beulen kwam zo scherp tot uiting. Diep betrokken richt het karakter zich tot andere ‘Gläubige Seelen’ en Jezus zelf. De boog van naïef onbegrip via meelij tot dankbare berusting kleurde Redmond knap in en slechts de dictie liet iets te wensen over.
Hoogtepunt was de aria ‘Heil der Welt’, waarvan de delicate orkestratie met traverso (een schitterende Marten Root) en vioolsolo (Sato zelf) vooruitblikt naar de galante stijl. ‘Erbärmlich schön’, fluisterde Redmond viermaal, haast een kenschets van het gehele werk. Telemann zet Brockes’ gruwelwoorden in zijn latere toonzetting dik in de verf, maar Keiser lijkt erop gespitst ze met milde pracht te lenigen.
Toch opent de componist alle registers in het natuurgeweld na Jezus’ dood en de prima bas Matthias Helm kon als Gelovige Ziel Shunske Sato’s drive slechts met moeite volgen. De prille maar standvastige sopraanstem van Viola Blache roerde optimaal als Maria in een accompagnato en duet met Jezus. De gewichtige begeleiding droeg bij aan het karakter van een miniatuur Stabat Mater.
Voordat één van de schaarse atypische koralen het werk besloot, troostte Blaches slotaria ons in een aparte setting van continuo met drie fagotten. Het typeert Keisers lang onderschatte vindingrijkheid en maakt nieuwsgierig naar de passievondst van volgend seizoen. Nu was het ‘applausje voor jezelf’ een karig loon, dan zitten de banken hopelijk weer vol met enthousiaste Matineeklanten.