Die ersten Menschen: hutspot van lust en geloof
Voor een publiek van 350 op corona geteste bezoekers ontvouwde De Nationale Opera op 3 juni een tweedelige opera die in Nederland nog nooit werd opgevoerd en toch al ruim honderd jaar geleden werd gecomponeerd: Die ersten Menschen van de Duitse componist Rudi Stephan naar het gelijknamige toneelstuk van Otto Borngräber.
Het was op voorstel van regisseur Calixto Bieito dat DNO dit werk, met slechts vier solisten en geen koor, in de plaats zette van de geplande grootschalige productie van La damnation de Faust van Hector Berlioz. De voor die opera geëngageerde dirigent Francois-Xavier Roth ging van harte mee in de overstap naar de muziek van Stephan.
Grootschalige muziek overigens, waar het voltallig bezette Concertgebouworkest de Nederlandse première van speelde. Niet gezeten in de orkestbak van het theater aan het Waterlooplein, maar op het toneelpodium op een hoogoplopend amfitheatersgewijs gebouwde orkestplaats. De enscenering stond daarvóór op een over de orkestbak uitgebreide speelruimte. Deze omkering werd uiteraard ingegeven door de noodzaak om anderhalve meter tussen de musici te kunnen creëren.
Om het contact tussen de vier zangers en dirigent Roth hoog achterop mogelijk te maken, zat assistent-dirigent Aldert Vermeulen, voorzien van een monitor, in kleine bewegingen mee te zwaaien om tempo en inzetten aan te geven. Een vernuftige oplossing, die gesmeerd verliep.
Door de behoorlijk diepe orkestopstelling en doordat tussen orkest en speelpodium een weliswaar transparant maar duidelijk dempend scherm hing, ging er in de zachtere passages nogal wat van de gedetailleerde compositie verloren. Dat viel des te meer op toen bij een scène in het tweede bedrijf het scherm omhoog ging. Maar in de steviger aangezette passages van de soms heftige partituur kwam er een indrukwekkende kluit geluid uit het KCO.
In de knop gebroken
Rudi Stephan. Nooit van gehoord, zal menig operaliefhebber bekennen. Die ersten Menschen is het enige muziekdrama dat Stephan in zijn korte leven voltooide. Hij werd met miljoenen anderen het slachtoffer van de verwoestende Eerste Wereldoorlog. In 1915 nam hij – 27 jaar jong – vrijwillig dienst in de groothertogelijke Hessische bijdrage aan het Duitse leger. Had hij niet moeten doen, want tien dagen na zijn vertrek uit zijn woonplaats Worms werd hij aan het oostfront door een Russische tegenstander door het hoofd geschoten. Een veelbelovende muziekmaker werd in de knop gebroken. Want dat was Stephan; hij had al een paar orkestwerken op zijn naam, evenals stukken voor soloviool en voor ensembles.
Zijn opera was de eerste grote compositie, net klaar toen de oorlog in 1914 uitbrak. Een geplande première begin 1915 moest worden geschrapt. Postuum lukte dat wel in 1920 in Frankfurt. Her en der werden er nog opvoeringen gerealiseerd, maar de dode Stephan viel weg tussen de levende tijdgenoten die konden doorcomponeren als Franz Schreker, Erich Korngold, Alexander Zemlinsky, Alban Berg en niet te vergeten Richard Strauss. Met de nieuwe belangstelling voor de zogeheten ‘Zeitoper’ krijgt Stephan ook een kans om gehoord te worden. Die ersten Menschen blijkt een interessante aanvulling op het beeld van de operacultuur in de eerste helft van de twintigste eeuw.
Wat betreft noten zweeft Stephan tussen de overrijpe romantiek (denk aan Schönbergs Verklärte Nacht) en de uit tonale verbanden gesprongen expressiviteit van een Alban Berg cum suis. Volle, krachtige inkleuring van heftige emoties op het gebied van liefde en lust, naast intieme ontboezemingen voor de bijna mystieke momenten uit het leven van de eerste mensen: Adam en Eva en hun zonen Kaïn en Abel. In de muzikale kenschetsing zorgt Stephan voor een grote mate van toegankelijkheid.
Beeldend libretto
Die ersten Menschen is niettemin een moeilijk avondje (één uur en veertig minuten zonder pauze voor twee bedrijven) door de inhoudelijke kant van het verhaal dat Otto Borngräber ontwikkelde op basis van het Bijbelse verhaal over Adam en Eva na hun verdrijving uit de Hof van Eden. In het libretto (vol beeldende, soms poëtische zinnen) heten de eerste mensen Adahm (baspartij), Chawa (sopraan), Kajin (bariton) en Chabel (lyrische tenor). Borngräber plaatst ze in een reeds gevorderd leven. Daarin spelen herinneringen aan een gelukkige beginperiode bij Chawa de hoofdrol. Zij zou willen dat haar grote liefde weer de mooie jongeman is als toen, maar helaas, Adahm (in het libretto een landbouwer) gaat geheel op in zijn werk en de vruchten die dat oplevert.
En dan die zonen: twee totaal verschillende typen. Niet meer de lieve jongetjes waar Chawa aan terugdenkt. Kajin is de ruige jager die vooral op zoek is naar aardse lust bij een mooie, wilde vrouw. Ook al heeft hij de hele wereld rondgetrokken, hij vond haar niet. Chabel daarentegen zoekt het geluk in de geest, beleeft visioenen over God en over het Lam. Maar zijn vleselijke lust komt ook tot uiting in de liefde voor zijn moeder. Omgekeerd ziet Chawa in haar mooie zoon de afspiegeling van de jonge Adahm. Als Chawa en Chabel zich in elkaar verlieven, breekt de hel los bij Kajin, die uit jaloezie zijn broer vermoordt.
Heftige dialogen
Regisseur Bieito plaatst dit familiedrama in een grote witte tent naar ontwerp van Rebecca Ringst. De uitvoering begint met een minutenlange, gewijde stilte. Eén voor één komen de gezinsleden op, chique gekleed, als voor een familiediner. Op de tafel een groots en paradijselijk ogend tafelstuk van bloemen en vruchten. De eerste mensen hebben duidelijk succes geboekt in hun leven buiten Eden. Het samen toeven duurt echter niet lang. Chawa kan zich niet inhouden en kruipt in erotische bewegingen door bloemen en fruit naar Adahm, die zich verschuilt achter zijn laptop. Zij heeft andere honger dan voor sappig fruit.
Heel duidelijk transponeert Bieito dit oergezin naar onze eigen tijd met gebroken gezinnen, uiteenspattende relaties en erotische fantasieën die in allerlei programma’s in tv en film voorbij denderen. Hij laat alles rond, op en onder de steeds chaotischer uitziende tafel afspelen. Librettist Borngräber biedt Bieito alle mogelijkheden met zijn vooruitziende blik. Maar Borngräber maakte ook een hutspotje van freudiaanse aardse lusten en complexen, gemengd met mystieke, hemels aandoende ervaringen als een soort middeleeuwse visioenen in de trant van zuster Hadewych.
Het leverde heftige dialogen op, die Stephan op spannende wijze met klank onderbouwde en die dirigent Francois-Xavier Roth met verve overbracht naar het orkest. Meesterlijk becomponeerde Stephan de langere monologen en een klein aantal duetten. Natuurmens Kajin karakteriseerde hij met brute expressie in diens wilde verlangens (‘als het beuken van de orkaan’), door Leigh Melrose met passie geacteerd en gezongen.
Hallucinerend lijntje
De meer verstandelijk oordelende en realistische Adahm wordt getekend met gelijkmatig klinkende, rustige lijnen. Het koele basgeluid van Kyle Ketelsen en diens statige bewegen pasten precies bij het karakter van de ouder geworden eerste man op aarde: ‘Maar toen kwam de tijd. Ik groeide gewoon door en uit mij groeide de mens.’
De figuur Chabel komt nogal complex over. Hij is een dromer, vol van visioenen over een geest die als een liefhebbende vader de armen om Chabel heenslaat. ‘Den Geist hiess ich: Gott!’ (Die geest noemde ik: God!’). Stephan bedacht voor die vijf woorden een oplopende reeks van dis, eis, fis, gis naar een hoge a op het woord Gott. Een hallucinerend lijntje dat nog twee keer terugkeert in het zweverig betoog (een theologisch tractaat gelijk) over God en het Lam. Tenor John Osborn maakte er magische momentjes van. Ook zijn hele vertolking van de lyrische partij was prachtig. Jammer dat de regie hem met een lullig ogende witte knuffel liet rondstappen, die fungeerde als het lam dat geslacht wordt (met echt toneelbloed).
Mystieke liefdeslyriek
De diepste indruk maakte sopraan Annette Dasch als Chawa. Zij is de spil in het spel, voortdurend vol lustige driften aanwezig. Zij profileert zich in het eerste bedrijf met kleurrijke zang als een naar vrolijkheid en levenslust strevende vrouw. ‘Er bruisen veel levendiger bronnen in ons lichaam! Ingehouden, wild! Laat ze bruisen, laat ze razen’, werpt ze Adahm toe.
Vooral bijzonder is de grote monoloog waar het tweede bedrijf mee opent. Daarin roept zij de Almachtige aan, en smeekt om de terugkeer van de jonge Adahm. Het is pure mystieke liefdeslyriek die de librettist haar in de mond legde. En Stephan greep zijn kans voor een geweldige vermenging van ritmen en thema’s uit eerdere passages, die door dirigent en orkest gloedvol in klank werden overgezet.
Chawa denkt dat God haar heeft verhoord, want er treedt uit de schaduw van de nacht (volgens het libretto, maar zonder poëzie geënsceneeerd) een gestalte naar voren die lijkt op de jonge Adahm. Het is echter zoon Chabel. Erop volgt een mooi en innig getoonzet liefdesduet, dat echter fataal afloopt. Kajin doodt zijn broer met een knots. Adahm sluit de scène met een uitspraak over zijn vermoorde zoon: ‘Sterren zullen komen en stralen en als eeuwige pool boven de onrust van de wereld staan!’ Een voorspellende zin over het tragische lot van componist-soldaat Stephan.
Nog zes voorstellingen voor 250 bezoekers die zich niet hoeven te laten testen. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.