Faust in de opera: Busoni’s Faust
Peter Franken bespreekt zes opera’s waarin Faust, de man die een pact met de duivel sluit, centraal staat. In aflevering 5: Doktor Faust van Ferruccio Busoni.
De opera
Ferruccio Busoni (1866-1924) werkte van 1916 tot zijn dood aan de opera Doktor Faust. Hij liet het werk onvoltooid achter, waarna het werd afgemaakt door zijn leerling Philipp Jarnach. Busoni schreef zelf het libretto, gebaseerd op de Faust-legende.
De Faust-legende is een bron van inspiratie geweest voor vele componisten. Opvallend is hoe verschillend men daarmee is omgegaan. Beperken we ons tot de meest gespeelde opera’s met dit thema, dan kan de volgende vergelijking worden gemaakt.
Bij Faust van Gounod draait het zozeer om Marguerite (Gretchen) dat men in Duitsland de opera ook zo noemt. Gretchen speelt eveneens een belangrijke rol bij Berlioz en Boito, maar ontbreekt feitelijk bij Busoni. Wel wordt gesproken over een dienstmeisje dat hij al eerder in problemen gebracht heeft. De vrouw die door Faust wordt verleid met hulp van Mephistopheles is hier de (aanstaande) hertogin van Parma, die hij meeneemt op haar huwelijksdag. Haar kind wordt hem later als lijk gepresenteerd; zij is aan lager wal geraakt en wordt door Faust aanvankelijk niet herkend. Onduidelijk is of ze het kind heeft gedood. Over straf en redding krijgen we niets mee.
In de middeleeuwen werd een versie van een Faust-legende als volksvermaak gespeeld met poppen. Samen met andere verhalen natuurlijk. Iets dergelijks zien we ook bij de legende van Marike van Nimwegen. In de versie hiervan die door OPERA2DAY werd gebracht was dan ook een lange scène opgenomen waarin deze theatervorm werd benut. Houten poppen met bewegende ledematen, een combinatie van handpoppen en marionetten.
Het verhaal
Doktor Faust bestaat uit een dubbele proloog en drie scènes (Hauptspiele). De eerste proloog speelt zich af in Wittenberg in de zestiende eeuw, na de opkomst van het lutheranisme. Faust is Rector Magnificus van de universiteit. Terwijl hij aan het werk is, komen er drie studenten uit Krakau onaangekondigd op bezoek, die hem een boek over Zwarte Magie overhandigen, Clavis Astarte Magica ofwel de sleutel tot de magie van Astarte. Op zijn vraag welke tegenprestatie er wordt verlangd, krijgt hij slechts als antwoord ‘later’.
De tweede proloog speelt zich diezelfde avond af. Faust volgt de instructies in het boek, maakt een cirkel op de vloer en gaat erin staan. Als hij Lucifer aanroept, verschijnen er vijf lichtende objecten: onderduivels die door Faust worden bevraagd op hun kunnen in termen van snelheid. De eerste is zo snel als het zand in een uurglas. De vijfde komt niet verder dan een storm.
Dan verschijnt er een zesde, Mephistopheles, die claimt zo snel te zijn ‘als wie des Menschen Gedanke’, waarna Faust hem als dienaar accepteert. Hij eist dat van nu af al zijn wensen worden vervuld, hij alle kennis verkrijgt en een genie wordt. Mephistopheles stelt dat hij in ruil daarvoor na zijn dood hem zal moeten dienen. Dat gaat Faust te ver, maar hij bedenkt dat hij de Meester is wiens wil wet zal blijven zolang hij wenst. Daarmee zou hij wellicht een betere deal kunnen afdwingen als het erom gaat spannen.
Mephistopheles is echter way ahead of Faust. Zijn schuldeisers staan voor de deur, de clerus is hem vijandig gezind wegens zijn lutherse sympathieën (in Spanje hadden ze hem allang verbrand) en de broer van het bezwangerde dienstmeisje is naar hem op zoek. Faust tekent met tegenzin het contract en valt flauw als hij zich realiseert zijn zielenheil te hebben verspeeld. Inmiddels heeft Mephistopheles op Fausts aangeven al diens vijanden dood laten neervallen.
Het eerste Hauptspiel voltrekt zich aan het hof van de hertog van Parma, op diens huwelijksdag. Faust arriveert als bijzondere gast met magische krachten en laat op verzoek wat kunstjes zien in de vorm van geestverschijningen. Ondertussen is hij druk bezig de hertogin te versieren en de hertog krijgt dat in de gaten. Ze gaan er samen vandoor, terwijl de als kardinaal vermomde Mephistopheles de hertog kalmeert door te wijzen op het bovennatuurlijke van hun wijze van verdwijning.
Na een symfonisch intermezzo begint het tweede Hauptspiel, nu in een herberg in Wittenberg. Mephistopheles verschijnt met de mededeling dat de hertogin is overleden en haar kind is gestorven. Faust krijgt dit als herinnering aangeboden, maar het blijkt slechts een bundel stro te zijn. Als Mephistopheles deze laat branden, verschijnt de schim van Helena. Faust probeert haar te omhelzen, maar ze blijft buiten zijn bereik. Dan komen de drie studenten uit Krakau weer opdagen om hun boek terug te vragen. Faust heeft dit echter verbrand en krijgt dan te horen dat hij om middernacht zal sterven.
Het derde Hauptspiel vindt plaats op een plein voor een kerk in Wittenberg. Mephistopheles eist Fausts ziel op, maar deze weet zich te redden door het bestaan van god en de duivel te ontkennen. Zodoende kan hij ook niet naar de hel gaan, een hiernamaals is er immers niet.
Doktor Faust op dvd
In 2006 was in Zürich een uitstekende productie van dit weinig gespeelde werk te zien in een regie van Klaus Michaël Grüber, bekend van zijn Parsifal bij De Nationale Opera. Een opname hiervan is op blu-ray en dvd verschenen bij Arthaus Musik.
Het toneelbeeld wordt bepaald door de decors van Eduardo Arroyo en de kostuums van Eva Dessecker, terwijl de belichting van Jürgen Hoffmann bepalend is voor het succes van de bijzondere effecten. Er zijn immers nogal wat geestverschijningen die geloofwaardig moeten worden getoond.
De eerste scènes spelen zich af in een grote ruimte met aan de wanden rekken waarin zich flessen en specialistisch glaswerk bevinden, wat de associatie met een laboratorium oproept. De Parmascène heeft een balzaaluitdossing met sierlijk gewrochte kostuums, die stuk voor stuk over de top zijn, blauw en zilverkleurig met enorme hoofddeksels. De laatste scène is gedeeld tussen het kerkplein en de kerk met kruis, waaraan een naakte Helena (pop) hangt.
Busoni’s muziek is grotendeels neoclassicistisch aan het begin, maar gaat tegen het einde steeds meer richting het idioom van de vroege Korngold. Als enige vrouw in het gezelschap moet sopraan Sandra Trattnigg als de hertogin de eer van haar vakgenoten hoog houden en daar slaagt ze uitstekend in. Het is bijna spijtig te noemen dat ze maar zo kort op het toneel aanwezig is. Dat geldt natuurlijk niet voor Gregory Kunde, die de altijd dankbare rol van de duivel mag vervullen. Hij is goed bij stem en acteert zeer overtuigend.
De titelrol is in handen van Thomas Hampson, die een wat verwilderde Faust neerzet, een effect dat wordt versterkt door zijn wilde haardos en onverzorgde baard. Hij weet goed te tonen dat Faust alles tegelijk wil en daardoor als vanzelf zijn richting niet kan bepalen. Dat maakt hem uiteindelijk tot een gemakkelijke prooi voor Mephistopheles. Diens openlijke chantage met schuldeisers en vijandige clerus geeft overigens wel een aparte wending aan het geheel; Faust was nog volop aan het twijfelen over zijn besluit, maar de deur werd voor hem dichtgegooid. Hampsons zang is volledig in overeenstemming met wat men van hem gewend is. Een prima invulling van deze zware rol.
De muzikale leiding is in handen van Philippe Jordan, die er een prachtig geheel van weet te maken.