Zeffirelli’s Traviata bedient vooral het oog
De klassieke Zeffirelli-productie van La Traviata bij de Metropolitan Opera is er eentje van de grote proporties. Het acteerwerk en de zang ontbreekt het echter aan verfijning en dat vind ik een gemis. Net als de afwezigheid van de zieke Angela Gheorghiu.
De Traviata-voorstelling bij de Met op dinsdagavond 13 april was de 957e keer dat de Verdi-opera in het beroemde operahuis opgevoerd werd. En het was de zoveelste keer dat dat in het jasje van de Italiaanse regisseur Franco Zeffirelli gebeurde, nog net voordat de Met eind dit jaar overschakelt op de befaamde Salzburg-productie van Willy Decker, vorig jaar nog in Amsterdam te zien.
De decors van Zeffirelli oogstten terecht iedere akte weer applaus. Je keek je ogen uit. Zo groots, zo overvloedig aan details, zo realistisch. Een toonbeeld van een zeer goed aangepakte traditionele regie; een spectaculair kostuumdrama van het hoogste niveau.
Echter: La Traviata is meer dan spektakel. Veel meer. Het draait in essentie om de relaties tussen drie personen, en die vond ik er wat bekaaid vanaf komen in de regie van Zeffirelli. Hij werkte de verschillende karakters nogal statisch uit. Had hij maar net zoveel creativiteit in zijn personenregie gelegd als in zijn decors, dan was het verhaal naar mijn idee veel meer gaan leven.
Uiteraard komt het op dit punt ook sterk aan op de cast en die vond ik wisselvallig van niveau. Wellicht dat het kwam door de afwezigheid van de ster van de avond: Angela Gheorghiu. Zij moest vanwege ziekte de rol van Violetta overlaten aan Hei-Kyung Hong. Na afloop van de voorstelling blijft de vraag dan toch aan je knagen hoe de avond zou zijn geweest als zíj had gezongen.
Niettemin stond Hong knap te zingen, zeker gezien de omstandigheden. Haar hoogte was schitterend en ze liet op enkele goed getimede momenten veelzeggende stiltes vallen, waarna ze met fraai pianissimo al je aandacht opeiste.
Intens werd haar karakter echter niet. In de eerste akte was ze vooral bezig met haar techniek en klonk ze te licht en te lief, terwijl ze in de laatste akte wel erg veel adem en kracht aan de dag legde voor iemand die op sterven ligt.
Tegenover Hong stond James Valenti als Alfredo, die met deze voorstellingenreeks zijn debuut maakt bij de Met, nadat hij in 2002 de National Council Auditions van het operahuis won. Ik was onder de indruk van de rijke stem van de tenor, die hij over het algemeen overtuigend gebruikte. De enigszins opvliegerige Provencaal kwam in hem niet echt naar boven, maar een oprechte geliefde was hij wel. In ‘Parigi o cara’ smolt zijn zang prachtig samen met die van Hong.
Het meest overtuigend vond ik Thomas Hampson als vader Germont. Toen hij in de tweede akte zijn entree maakte, begonnen er dingen te veranderen. Het leek alsof er meer chemie kwam tussen de solisten.
Hampson zette zijn rol autoritair en gewichtig neer, met zijn grootse stem en verrukkelijke klank. De hoogtepunten van de avond waren voor mij dan ook zijn solo’s in de tweede akte.
Het Met-orkest stond onder leiding van Yves Abel – invaller voor Leonard Slatkin, de dirigent die nog nooit Traviata had geleid en dus overboord werd gezet. Begin en eind vond ik erg fraai, maar daar tussenin was het soms wat rommelig, waarbij de orkestbak vaak het toneel overheerste. Hierdoor vielen enkele koorscènes in het water.
Al met al een Traviata met visuele eigenschappen die voor een Nederlander heel nieuw aan kunnen doen, maar die qua diepgang toch minder voorstelde dan ik had verwacht bij mijn eerste bezoek aan ’s werelds meest prominente operahuis.
1 Reactie
Dank voor deze mooie recensie. Dank ook voor uw terechte bewondering voor Zeffirelli’s « authentieke » decors, die ik door dik en dun zal verdedigen. Maar inderdaad: mooie decors alléén kunnen een voorstelling niet dragen als je niet over de relatief zeldzame zangers beschikt die met hun stem alleen al het type kunnen acteren dat ze moeten uitbeelden. En dat Zeffirelli ook wel eens kon doorschieten blijkt uit een bespreking in de Metropolitain Guide to Opera on Video, van Albert Innaurato van eenzelfde Zeffirelli-Traviata uit 1982 met Teresa Stratas en Placido Domingo.
Eerlijk gezegd betwijfel ik of Angela Gheorghiu zo’n ideale Violetta zou zijn. Ik ken haar alleen van een Decca DVD met een uitstekende Leo Nucci in de rol van Giorgio Delmont. Zich in de eerste akte voordoen als een gezelschapsdame van stand lukt haar best, maar de bedroefde, diep-menselijke emoties van een vrouw van minder gegoede komaf die in de tweede akte nodig zijn komen niet uit haar gezicht en wat mij betreft ook lang niet genoeg uit haar stem. Die gebroken stem vind je wel perfect terug bij Magda Olivero, of bij Maria Callas. Maar helaas, van hen hebben we dan weer geen Traviata op DVD…