Muziek had het laatste woord
Een Russisch muziekprogramma dat in deze tijd doorgaat is zo zeldzaam, dat je jezelf meteen afvraagt waarom het inhoudelijk ongewijzigd is gebleven. Dat Glinka, Tsjaikovski en Rachmaninov niets aan de oorlog kunnen veranderen, begrijpt men wel, maar hun nog tot voor kort zo geliefde namen in een concertprogramma, zorgen toch voor een zekere spanning en vragen tenminste om uitleg.
De artistieke leider van de Zeister Muziekdagen Alexander Pavlovsky was meer dan bereid om deze uitleg te geven. Voor het begin van het concert in de Grote Kerkzaal van de Evangelische Broedergemeente vertelde hij dat het programma niet voor niets “Voices and Destinies” heet. Elke geprogrammeerde componist deze avond, wist hoe het was om een banneling of een andersdenkende in zijn eigen land te zijn. Ze hadden allen een bewondering voor volksmuziek en lieten zich niet zelden door de Oekraïense folklore inspireren. Tot slot citeerde Pavlovsky de woorden van zijn vader, aan wiens boek hij de titel van het concert ontleende: ‘Iedere componist en musicus heeft zijn eigen stem, bestemming en verhaal’.
Het werd een mooie avond met vele muzikale verhalen, die de muziek in haar eigen waarde liet. Het eerste Trio élègiaque (1892) van Sergej Rachmaninov leek nog nooit zo puur en aangrijpend te hebben geklonken en het Pianotrio op.8 (1923) van Dmitri Sjostakovitsj – zo hoopvol. Anton Arenski’s nostalgisch gekleurde Tweede Kwartet (1894), dat ter nagedachtenis aan Tsjaikovski is gecomponeerd, vormde met zijn fraaie variaties een waardige slot van dit warme en emotioneel beladen programma. Met hun bezielde spel lieten de pianist Roman Zaslavsky, violist Dmitri Makhtin, altist Alexander Pavlovsky en cellisten Kyril Zlotnikov en Gavriel Lipkind opnieuw horen dat de muzikale taal de meest universele en begrijpelijke is.
Vocaal aandeel
Voor de liederen van Glinka, Tsjaikovski, Dargomizjski en Rachamninov, die afwisselend met de kamermuziekwerken gezongen werden, moesten de meeste luisteraars wel steeds de vertaling raadplegen.
Sopraan Nina Vitol, geboren in St Petersburg en opgeleid in Stuttgart en pianist Roman Zaslavsky kozen een gevarieerd programma met de hoogtepunten van het Russische romantische liedrepertoire.
Glinka’s De leeuwerik, Of de dag heerst van Tsjaikovski, Ik ben bedroefd van Dargomyzjski, Hier is het mooi en Lentestromen van Rachmaninov – het waren stuk voor stuk warmbloedige verhalen waar klankkleur en klankexpressie steeds op de eerste plaats komen. Alle liederen konden zo als muzikale illustraties dienen bij de uitspraak van Alexander Dargomyzjski die niets liever wilde dan van ‘de klank een directe uitbeelding van het woord’ maken.
De mooie, volle stem en gedegen vocale techniek van Nina Vitol stelden de jonge sopraan in staat al deze verschillende liederen met hetzelfde vocaal gemak te zingen, ongeacht de uitdagingen die een componist voor haar in petto had.
Jammer genoeg was de zangeres minder op haar gemak in haar scenische presentatie. Ze leek emotioneel gezien weinig betrokken bij de poëtische teksten van Poesjkin, Lermontov, Apoechtin en Tjoettsjev die werkelijk barsten van vertwijfeling, uitbundige vreugde en andere tegenstrijdige emoties. Vitols houding en mimiek was eenvoudigweg statisch en ze zong ogenschijnlijk onaangedaan over zowel liefdesverdriet als liefdesvreugde. Haar duo-partner Roman Zaslavsky genoot wel van de pianopartij van elk lied en maakte veel indruk met zijn geanimeerde, virtuoze en uiterst verfijnde pianospel. En zo had de muziek toch het laatste woord deze avond.
Verder kijken en luisteren
Nina Vitol en Roman Zaslavsky voeren Tchaikovsky’s ‘It happend in the early spring’ uit.