Aida in Salzburg teleurstellend
Lennaert van Anken toog deze zomer naar Salzburg voor het zomerfestival aldaar en doet in de komende dagen verslag van zes opera’s en één concert. Na Káťa Kabanova, en Puccini’s Il Trittico volgde Aida.
In 2017 presenteerde het festival te Salzburg een nieuwe productie van Aida van Giuseppe Verdi. Voor de productie had het festival destijds de Iranese kunstenaar en cineast Shirin Neshat uitgenodigd om de regie voor haar rekening te nemen. Het was haar eerste uitstap naar de opera en tot op heden lijkt het ook haar enige. Ik kan mij voorstellen dat deze regie niet tot een storm van aanvragen voor andere opera producties heeft geleid. Het geheel was erg statisch en deed bij vlagen aan een productie van Robert Wilson denken, een regisseur die de zangers in al zijn producties de gehele opera lang in slow motion laat bewegen .
Neshat verplaatste de opera naar ergens in het heden, tussen 1990 en het nu. De Ethiopiërs waren moslims versus de Egyptenaren die niet direct een geloof leken aan te hangen, hoewel Ramfis en zijn gevolg er ouderwets uitzagen met lange baarden en in de veroordelingsscène kardinaalrood droegen. Het decor bestond uit twee grote witte bakken die op vele manier in de lege ruimte geplaceerd werden. De kleding was passend bij het concept en leverde veel gewaden op voor zowel mannen als vrouwen. Radames droeg de gehele voorstelling een uniform, Amonasro een pak. Weinig coherente keuzes.
Accenten
Ondanks de moderne aankleding ontvouwt de opera voorts geheel conform het originele script, met wat opvallende nieuwe accenten. Zo verwordt de ritueelscène in de eerste akte, waarin Radames normaal officieel gekleed wordt voor de strijd, een moordscène, waarin Radames een look-a-like van Aida de keel door moet snijden. Waarom een look-a-like en niet Aida zelf wordt mij (en mijn omstanders) niet geheel duidelijk.
Een vergelijkbare vervreemding geschiedt aan het eind van de tweede akte waar Amonasro het eveneens moet ontgelden, waarbij zijn keel door het gevolg van de Egyptische Koning wordt doorgesneden. In de derde akte wordt hij met brancard ten tonele gebracht, staat op en zingt vervolgens zijn prachtige duet met Aida.
De slotscène wordt ontsierd door een groepje van acht flink gesluierde vrouwen die eveneens in de tombe zitten waarin Radames en Aida gevangen zitten en daardoor zullen sterven. Dit groepje van acht wandelt tijdens de scène vrolijk door de deur naar buiten, waarmee het hele beklemmende van het slot volledig wordt ontkracht. Een visuele afknapper van jewelste.
Aardig
Vocaal was het een aardige uitvoering, maar niet meer dan dat. De Aida van 2017 was de Russische Anna Netrebko die destijds stampij maakte omdat ze haar schoensmeer niet op haar gezicht mocht smeren om Aida’s Ethiopische achtergrond te benadrukken. Nu was het de eer aan de eveneens Russische Elena Stikhina (die in het eerste Covid jaar bij DNO ook gecontracteerd was voor de Aida).
Stikhina zong de rol met verve, maar ik was niet echt onder de indruk. Bij vlagen zong ze wat tegen de noten aan, soms erboven, soms eronder. Haar Nijl-aria was goed met een prima hoge c, maar het was niet overweldigend. Voor DNO zou het mogelijk een redelijke vertolking zijn, maar voor de Salzburger Festspiele verwacht je net iets meer.
Van de Radames van Piotr Beczala was ik meer onder de indruk, mede omdat ik dat niet direct had verwacht. Zijn lyrische tenor is niet direct geschikt voor het dramatische Verdi-repertoire, maar deze Radames is wat minder een held en wat meer de gewone legerleider. Zijn openingsaria “Celeste Aida” sloot hij mooi af in falset gezongen laatste frasen en ook in de wat heftigere passages zong hij met kloeke stem.
De Amneris was wat problematischer. Oorspronkelijk stond Georgische Anita Rachvelishvili gecontracteerd voor deze rol (die ook bij DNO de rol van Amneris zou hebben gezongen in december 2020). Rachvelishvili is aan de repetities begonnen, maar moest afhaken wegens gezondheidsredenen: ze heeft eind november vorig jaar een kind gekregen en sindsdien is zij aan het kwakkelen met haar stem. Enfin, als vervangster was de Zwitserse Ève-Maud Hubeaux te elfder uren ingevlogen. Wat dat betreft had ze geen gemakkelijke taak: snel even de rol haar eigen maken (roldebuut!) en de immens populaire Rachvelishvili te doen vergeten. Ik moet zeggen, gegeven de omstandigheden, deed Hubeaux het zeker zeer respectabel, maar haar stem is feitelijk niet geschikt voor Amneris. De stem is mooi, maar veel te lieflijk en daarmee niet dramatisch genoeg in de fascinerende slotscène.
Luca Salsi zong de rol van Amonasro. Zijn krachtige bariton is zeer geschikt voor de rol, maar hij zong wat onderkoeld, alsof het hem niet heel erg kon schelen allemaal. Beter was de Ramfis van Erwin Schrott, die inmiddels is uitgegroeid tot een betrouwbare bas, die alle grote Verdi baspartijen op zijn repertoire kan nemen. Op de cruciale momenten schalt zijn stem boven alles uit. Een intelligente zanger die weet wat hij doet. Hetzelfde geldt voor de sympathieke Roberto Tagliavini ( enkele malen te gast bij DNO) die als Koning eigenlijk overbezet was voor de rol.
De solisten, de Wiener Philharmoniker en de Konzertvereinigung Wiener Staatsopernchor stonden onder leiding van de Franse Alain Altinoglu, die al enige tijd de chef is in de Munt te Brussel. Daar verandert hij alles in goud, maar hier leek de dirigent wat verdwaalt in de grote orkestbak. Net als bij Il Trittico was het orkest vaak rommelig en niet gelijk te krijgen. Wellicht komt het omdat Verdi niet direct zijn specialiteit is, maar dan had hij deze opdracht niet aan moeten nemen. In ieder geval vond ik het niet echt inspirerend, waardoor de gehele avond voor mij nogal vlak bleef. Al met al dus een teleurstellende avond.
Verder lezen, luisteren en kijken
Hier een video van Aida in Salzburg met een toelichting van regisseur Shirin Neshat
Een interview met Shirin Neshat over haar herinstudering van Aida in 2022
Al in 2010 omschreef Jordi Kooiman Piotr Beczala als een tenor met een strot van goud.