Alarcón doet Acis & Galatea glanzen
Alarcón doet Mozart-bril op Händel glanzen
‘Waarom repareren wat niet kapot is?’ Aan deze wijsheid had Mozart geen boodschap toen hij 70 jaar na de première Acis and Galatea bewerkte. Terwijl Händels eerste Engelstalige opera ook toen al gold als ideale pastorale, onverbeterbaar qua expressie en proportie. De oerversie staat nu weer op 1 maar boeiend blijft hoe men oude muziek benaderde vóór het begrip authenticiteit in zwang kwam.
Mozart was hierin baanbreker dus dit werk past binnen de ‘grenzeloze’ programma’s die Pierre Audi en het Koninklijk Concertgebouworkest beogen, al verraste de naam van singer-songwriter Damon Albarn bij hun eerste project meer. Met drie seizoenen als creatief partner van het orkest bevestigt de oud-chef van de Nationale Opera zijn blijvende betrokkenheid bij het Nederlandse muziekleven. Een discrete mise-en-espace in de Grote Zaal is daarbij een kolfje naar Audi’s minimalistische hand.
Vrijdag was de deftige première tijdens het Annual Gala, zondagmiddag genoot meer casual publiek van een nog beter ingespeeld ensemble. Op het podium een smalle groene helling met een rotsblok, hintend op de enige concrete actie in het verhaal: de jaloerse reus Polyphemus slaat met een kei op het hoofd van herder Acis diens idyllische romance met Galatea kapot. Diep tragisch wordt het niet want de halfgodin Galatea tovert Acis om tot een fontein die eeuwig troost en lafenis zal schenken.
Verrassingen
Na een door dirigent Leonardo García Alarcón delicaat ingezette maar levendig vervolgde ouverture, bood het Nederlands Kamerkoor twee verrassingen, los van hun weldadig robuuste zang. Ten eerste de originele Engelse woorden in plaats van de Duitse vertaling uit 1788 door baron van Swieten. Ook muzikaal bleken gedurende de middag niet al van Mozarts aanpassingen en toevoegingen nagevolgd. Ten tweede showden de zangers kortstondig prints van groen gebladerte onder hun donkere jassen.
Een thema van kwetsbare natuur belaagd door bruut ingrijpen ligt voor de hand. Audi omringde dat groene talud met lelijk zwart plastic, waarin de ook in glimmend zwart gehulde Polyphemus schuilde. Doem was voelbaar in zang en lichaamstaal van Keri Fuge tijdens haar dialoog met de dwarsfluit, die deze middag Händels blokfluiten heerlijk verving. In Galatea’s milde vermaning tot zangvogels klonk angst of ergernis door, met een bewust schel randje aan het wendbare sopraangeluid van de Britse.
Händel met Mozart tinten
Tenor Mark Milhofer blonk als Acis evenmin uit in stemfluweel maar toonde zich vaardig en trefzeker in zijn veeleisende partij. Hij en zijn collega’s ornamenteerden de da capo’s in Händel-stijl, zoals ook het continuo met klavecimbel en cello echt barok was. Maar de bijgevoegde houtblazers vulden Acis’ liefdesverklaring met weelderige Mozart-tinten. Acis leek Galatea’s aanwezigheid pas in deze aria te bemerken en de titel van hun duet Happy we! maakten ze in stem en gebaar met enige moeite waar.
Onverwijld (dus zonder Mozarts pauzenoten) mengde een uitstekend Nederlands Kamerkoor droeve lange lijnen met virtuoze imitaties van de aanstampende en eenieder opschrikkende reus. Eenzelfde geduchte tekstexpressie toonde de jonge Servische bas Sreten Manojlović, al zat zijn rake acteerwerk hem vocaal soms in de weg. Maar enkele slordige coloraturen en een wat vrij opgevatte melodielijn deden nauwelijks afbreek aan zijn portret van de tragikomische wellusteling Polyphemus.
Personenregie
In twee tenor-bijrollen contrasteerde de viriele Valerio Contaldo met de zoetgevooisde Guy Cutting. Na een krachtdadige start had Contaldo het lastiger met Damons milde tweede aria. Veel vergoedde echter het vraag-antwoord-spel tussen hem en de traverso, boven muiszachte strijkers. Cutting deed de woorden ‘softly, gently’ in zijn aria geheel recht, met toch afdoende draagkracht. Curieus liet Audi hem Coridons raadgeving om ‘zachtaardig te beminnen’ tot Acis richten in plaats van Polyphemus.
Het schort de herder immers aan spierballen, niet tederheid. De ironie in Acis’ krijgshaftige aria ging teloor omdat Audi’s personenregie hem bang maakte van zichzelf, met de handen voor de oren, wat ook Mark Milhofers stemklank beïnvloedde. De moord baadde de zaal in rode gloed, Galatea’s roze-witte pak bloederig oplichtend. Expressief spon Milhofer zijn sterffrasen waarop het koor prachtig begon te rouwen, deels a capella, deels ondersteund door het machtige Maarschalkerweerdorgel.
Alarcón maakt middag memorabel
Dit hoogtepunt typeerde Alarcóns balanceren tussen praal en eenvoud. Soms ontlokten zijn zwierige gebaren een volbloedige orkestklank, inclusief Mozarts knorrende fagotten en sonore altviolen, dan weer lichtte hij de essentie uit, zoals fragiele violen of Händels sublieme eenzame hobo in Galatea’s klaagzang. Barokmuziek op moderne instrumenten heeft zelden mijn voorkeur maar in deze mengversie liet het Concertgebouworkest weinig wensen onvervuld.
In de slotscène vond Keri Fuge dan toch de noblesse die een zeenimf past. Bij zachtjes kabbelende tonen overspoelde het licht van Acis’ blauwwitte pak alles, fraai maar niet opzienbarend bedacht. Meer dan Audi’s regieconcept of de vocale prestaties maakten Alarcóns leiding de middag voor mij memorabel. Met bijvoorbeeld betekenisvolle fermaten in het slotkoor gaf hij dit werk veel muzikaal gewicht, het daarmee uittillend boven de pretentieloze onschuld die onze cynische tijd minder past.
Verder lezen, luisteren en kijken