Glorieuze koorzang in Benoits ‘De Oorlog’
De concertzaal van Tivoli/Vredenburg bleek vrijdagavond 25 november de perfecte plek voor de uitvoering van het oratorium ‘De Oorlog’. De Belgische componist Peter Benoit zette het enorme werk op als een stereofonische aanklacht tegen machthebbers die volkeren tegen elkaar opzetten, en steeds weer oorlogen beginnen met alle ellende als gevolg. Vijf koorgroepen benut Benoit om strijdende partijen tot klinken te brengen, vooral in het tweede deel van het driedelige oratorium.
Dankzij de vele balcons in de amfitheatervormige zaal konden de koren prachtig over de ruimte worden opgesteld rond het orkestpodium. Leden van het Groot Omroepkoor zongen links en rechts flink uit elkaar opgesteld, terwijl het uit Rotterdam afkomstige Laurens Collegium het middenkoor vormde achter het Antwerp Symphony Orchestra, het symfonisch orkest van Antwerpen. Veel hoger op de middenbalcons een forse combinatie van drie Belgische koren: het Octopus Kamerkoor op de achterste rijen, en daarvóór het Waelrant Meisjesjeugdkoor en het gelijknamige kinderkoor. Bijelkaar zo’n 250 instrumentalisten en vocalisten, waarbij ook nog zeven solisten, die door dirigent Jac van Steen in goede banen moesten worden geleid. Dat lukte hem uitstekend.
Bastiaan Everink
‘Oorlog en vrede’ zo luidde het motto dat de programmeurs van het AVROTROS Vrijdagavondconcert aan de uitvoering hadden gehecht. Het genot van vrede komt in het eerste deel beeldend tot uitdrukking in de lieflijke beschrijving die tekstschrijver Jan van Beers geeft van de vreedzaam opbloeiende natuur in de lente. ‘Beken en vlieten verbreken hun hun boeien, en schieten, en vloeien, met tintelende glans. Kabbelend, en babbelend, hunne oevers langs’, zo zongen koren links en rechts elkaar toe op idyllisch klinkende melodieën die Benoit bij de teksten bedacht. ‘Welkom, Lente!’ jubelen het solistenkwartet en de koren van kinderen en volwassenen. Dan voert Van Beers ‘De Mensch’ op die zich op de borst slaat: ‘Ja, mijn is de aarde! Ik ben half koning’! Bij een trots klinkende begeleiding van blazers zong bariton Bastiaan Everink met élan. Maar het koor in de rol van ‘Spotgeest’ strafte hem af: ‘Hoor den trotsaard brallen’.
Einde eerste deel, weg idyllische sfeer. Het tweede deel begint meteen met donkere klanken uit altviolen, celli en bassen aangevuld met dreigende blazers. De ‘Geest der duisternis’ treedt naar voren. De bas Charles DeKeysere zette een flinke keel op om de ‘pestwalm uit der Helle kolken’ door de zaal te verspreiden. In spannende koorpartijen beschrijven ‘Aardgeesten’ de rollende wagens en roffelende trommen die daarna op gang op komen. De allegorische figuur ‘Geweld’ (de heroisch zingende Everink) hitst: ‘Macht is het enige recht op aarde.’ In steeds fellere bewoordingen en klankuitbarstingen wordt de oorlog harde werkelijkheid. Benoit zorgde met de ritmisch op elkaar botsende veelkorigheid en de dramatische oorlogsgeluiden uit het orkest plus extra blazersgroepen op de bovenste balcons van de zaal, voor een geweldige schildering van de verschrikkingen van de oorlog.
Aaklige raven!
Het derde deel opent met de Dood. In een meditatieve vertelling bezongen de koren, begeleid met een eenzame hoorn boven een intieme orkestpartij, de sfeer van ontreddering: ‘Wreed is de Mens, genadig is de Dood’. In dit deel geeft librettist Van Beers het woord aan personages zoals ‘De Gewonde’, ‘De Moeder’ en allegorische figuren: ‘Spotgeest’, ‘Geest der Duisternis’ en ‘Menschheid’ Tenor Frank van Aken zong zijn klacht van de stervende soldaat met ontroerende intensiteit: ‘Aaklige raven! Kunt ge niet wachten tot mijn licht is uitgedoofd?’
Aansluitend zong mezzo-sopraan Cécile van de Sant gepassioneerd de met snijdend klinkende strijkers omspeelde uitroep ‘Mijn zoon! Waar ligt mijn zoon?’ Een tweede stervende (bariton Lars Terray) beleefde visioenen van gelukkige tijden thuis, lieflijk omspeeld door een klarinetsolo. Bariton Ivan Thirion zong aansluitend met duivelse uitdrukking het commentaar van de ‘Spotgeest’.
Het aangrijpendst bleek het afsluitende, grote koordeel ‘Menschheid’. Unisono ingezet door een vrouwenkoor, en begeleid door een orgel, ontplooide zich een tekst vol verzuchtingen over zoveel domheid. ‘Wat baat de stem, in uw gemoed luid roepend: ‘elk bemin zijn broeder gelijk zichzelf’, als gij, verwoeder dan duivelen, dorst naar broederbloed?’ Het middenkoor zong deze in sobere zetting verpakte verzuchting met intense uitdrukking. In het dubbelkorige vervolg klonk enige hoop door, maar aan het slot bleef vertwijfeling bestaan. Benoit liet de koorzang niet oplossen, maar stelde een muzikaal vraagteken.
Extase
Hier had het oratorium wat mij betreft mogen eindigen. Maar de negentiende eeuw kon niet om God heen. ‘Geesten des Lichts’ zetten een massale lofzang in: ‘Looft den Heere! Wanhoop niet, maar denk: daarboven waakt mijn God en Opperheer!’ Weliswaar dichtte Van Beers regels die nog steeds actueel zijn zoals ‘Geef gelijkheid, vrijheid, rede over alle volk beheer’ maar het pathos van de muziek eromheen, was mij een tikje teveel. De extase werd hoog opgevoerd met een batterij trompetten op een van de bovenste balcons. Dirigent Jac van Steen hield de klankwervelingen goed in de hand.
De glorieuze zang van de koorgroepen, waarin ook de jeugd- en kinderkoren zich met frisse klanken zich mengden, bereikte hier zijn hoogtepunt. Met de solisten, waar in sopraan Katrien Baerts het vocale kwartet aanvoerde, en voortreffelijk spelende Antwerpse orkest, kreeg ‘De Oorlog’ een droomuitvoering. Het effect van de uiteen geplaatste koren bleek in de radio-opname nog spannender over te komen.
Verder lezen, luisteren en kijken
De uitzending is terug te luisteren via de website van AVROTROS Vrijdagavondconcert. Bovendien wordt het project op cd uitgebracht.
Franz Straatman schreef een artikel voorafgaand aan het concert.
Er is een ook complete opname van De oorlog van de uitvoering in 1993, door de BRT.