Wake is alleen theatraal krachtig
De Nationale Reisopera en de gemeente Enschede herdenken de Vuurwerkramp van tien jaar geleden met een opera: Wake. De term opera vind ik echter misleidend. De kracht van Wake zit in mijn ogen in het theater. De muziek voegt bar weinig toe.
De Nationale Reisopera gaf samen met de gemeente Enschede de componist Klaas de Vries de opdracht een opera te schrijven ter gelegenheid van de herdenking van de Vuurwerkramp, die tien jaar geleden plaatsvond in Enschede. De Vries sloeg de handen ineen met schrijver David Mitchell en produceerde Wake.
Wake gaat niet specifiek over de Vuurwerkramp, maar over een niet benoemde ingrijpende gebeurtenis die het ‘gewone’ leven van negen ‘gewone’ huishoudens in een flat overhoop gooit. Na een requiem in de eerste akte, laat de tweede akte die gewone levens zien, met al hun dagelijkse beslommeringen. De personages in de verschillende kamers van de flat worden vertolkt door telkens een zanger en een acteur (en in één geval twee acteurs).
Het derde bedrijf vindt plaats nadat de ramp voltrokken is. De zangers zijn allemaal overleden, de acteurs blijven achter. Zij vertellen over hun verdriet, hun herinneringen, hun rouw. Daarna eindigt de opera (vierde akte) met een ‘mysteriespel’, waarin de achterblijvers en de overledenen een ‘imaginaire dialoog’ aangaan.
De theatrale opbouw van het stuk vind ik knap krachtig. Het is even doorbijten in de tweede akte, aangezien de verhalen in de negen huishoudens zich snel achter elkaar en vaak door elkaar heen afspelen. Zonder grondige studie van Mitchells libretto kan het daarom even duren voordat je weet wie wie is en in welke situatie elk van de huishoudens verkeert.
In de derde akte komt dat echter allemaal op zijn pootjes terecht, als de acteurs vertellen over de ramp. Ze praten soms (bewust) door elkaar, maar aan de flarden heb je genoeg om een brok in je keel te krijgen. ‘De anderen kregen stuk voor stuk gehoor, maar mijn telefoon… Ik kreeg geen verbinding. Zelfs geen kiestoon.’ En: ‘Ik hoorde het… het kabaal… Dat zal ik me tot mijn dood blijven herinneren.’
De vierde akte heeft eveneens veel impact. Door het knappe acteerwerk van zowel de zangers als de acteurs wordt het enorme gewicht van ‘iemand verliezen’ voelbaar gemaakt. Eén van de rouwenden: ‘Er komen nog steeds reclamefolders voor jou.’
Warboel
Ondanks dit knappe theatrale werk, vind ik de productie als geheel matig. Zeker voor iets waar het etiket ‘opera’ op is geplakt. De muziek van De Vries draagt in mijn ogen bar weinig bij aan het verhaal.
Het verhaal gaat over universele emoties, die voor iedereen herkenbaar zijn, maar De Vries verpakt dat in een ontoegankelijke muzikale taal, een taal voor ingewijden, onherkenbaar voor het grote publiek. Of is het toeval dat de zaal voor minder dan de helft gevuld is?
Zoals Mitchell tekst formuleert die we kunnen herkennen, zo had De Vries naar mijn idee muziek moeten schrijven die we kunnen herkennen. Maar in plaats van daarvan horen we een in atonaliteit en onlogica verstrikte warboel.
Een bijkomstig nadeel daarvan is dat het flink lastig is voor de acteurs en zangers om ‘gewone’ mensen te zijn. Uit de muziek spreekt niets gewoons, niets alledaags, maar juist iets surreëels, mystieks, intellectueels. Dat botst.
Hier en daar dringen er passages door die wel effect hebben, zoals de aanzwelling wanneer het koor in het requiem over ‘brandende ingewanden’ zingt of de ijzige, sterk kleurende strijkers. Maar dat zijn slechts momenten. Voor de rest blijft de muziek voor mij verscholen onder een dikke laag ‘als het maar niet tonaal is’-denken. Je hoort veel hersens en theorie, je hoort geen hart.
Eigenlijk is dat frappant: de Engelse schrijver Mitchell roept met zijn Engelse tekst herkenbaarheid op, terwijl de Nederlandse componist De Vries met zijn Nederlandse muziek een vreemde taal lijkt te spreken.
Wake is tot en met 15 juni nog zeven keer te zien in diverse theaters in Nederland. Zie voor meer informatie de website van de Nationale Reisopera.