Indrukwekkend Requiem Herreweghe
Theatraal of religieus? Deze vraag wordt gesteld al sinds de première van Giuseppe Verdi’s Messa da Requiem in de Milanese kerk San Marco, die de componist op 22 mei 1874 dirigeerde, precies één jaar na overlijden van de Italiaanse schrijver Alessandro Manzoni. Verdi was zo aangeslagen door de dood van zijn vriend dat hij geen kracht kon vinden om de begrafenis bij te wonen. Wel begon hij meteen aan het componeren van zijn muzikale afscheid van Manzoni: een grandioze mis voor een koor van meer dan honderd zangers, een groot orkest en een solistenkwartet. Een grote romantische schrijver en vrijdenker zoals Manzoni (Verdi vereerde hem als een heilige) verdiende de hommage die net zo groots en romantisch was.
Zelf vond Verdi dat zijn Requiem overal kon klinken, in de kerk maar ook in een concert- of een theaterzaal. In de Latijnse teksten van de dodenmis zocht hij naar dezelfde thema’s die hij ook in zijn opera’s het liefst ter sprake bracht: medeleven, hoop, genade, compassie en mededogen. Hoe theatraal dit Requiem wordt uitgevoerd, is de kwestie van de interpretatie. De keuze van de dirigent Philippe Herreweghe voor een ingetogen uitvoering liet de intensiteit van de kolkende gevoelens en uiteenlopende stemmingen bij Verdi nog beter uitkomen dan menige uitbundige theatrale presentatie. De innerlijke concentratie die zo voelbaar was tijdens het concert in Antwerpen, hield Verdi’s reusachtige mis als een monoliet bij elkaar en weerhield deze van het uiteenvallen in een reeks effectvolle opera-aria’s en koren.
Dat maakte de uitvoering van het Antwerp Symphony Orchestra en Collegium Vocale Gent zeker niet minder effectvol, integendeel, de muziek van Verdi klonk te allen tijden krachtig en aangrijpend. Het aandachtige en genuanceerde spel van het orkest, met trefzekere en loepzuivere solistische inzetten van hout- en koperblazers, vormde een stevige muzikale basis en dynamische stuwing voor aria’s, ensembles en koren. Het koor was in één woord indrukwekkend: dynamisch, machtig, met onberispelijke intonatie en heel goed verstaanbaar; zelfs het zachtste gefluister kwam duidelijk en helder over.
Vanaf de eerste maten van het Introïtus liet Herreweghe het orkest, koor en de solisten alle uitersten van dynamiek verkennen. Het lichte, zwevende pianissimo en de inzet van het koor met Requiem aeternam in unisono en sotto voce werd gevolgd door de krachtige, dramatische Dies Irae sequens, met het liefst tien contrasterende secties. In de steeds veranderende sfeer van Dies Irae, Tuba mirum, Mors stupebit, Liber scriptus, Quid sum miser, Rex tremendae, Recordare, Ingemisco, Confutatis en Lacrimosa versmolten de woorden en klanken van hoop, schrik, medelijden en smeekbeden. De stijgende onrust, aangekondigd door trompetten en trombones, werd steeds verder benadrukt door verontrustende woorden van de bassen: “Tuba mirum spargens sonum” (De trompet zal zijn klank over de graven van de landen verspreiden). De tot een enorm crescendo opzwellende klank van het koor en orkest vormde een groot contrast met de transparante lijnen van het Offertorium. Het feestelijke Sanctus, ingeleid door trompetten, mondde uit tot een virtuoze dubbelfuga met steeds nieuwe fortissimi en treffende accenten bij het koor (Hosanna in excelsis). Na het vredige Agnus Dei en het vocale trio van Lux Aeterna klonk het afsluitende Libera me als een ware cantate die met zijn fluisterende verzoek tot redding en verlossing het Requiem op een grandioze manier afsloot.
Dezelfde dynamische afwisseling, naast de grote lijnen en grote muzikale gebaren, voegde Verdi rijkelijk toe aan de aria’s en ensembles van de vier solisten. Hun partijen, hoe kort dan ook, hebben talloze lyrische en dramatische momenten waarbij de emotionele uitbarstingen en uitroepen niet zelden te midden van zangerige cantilenes voorkomen. De Australische sopraan Eleanor Lyons vormde een stralend middelpunt van de gehele uitvoering. Aangezien ze als enige uit het hoofd zong en daarom ook letterlijk vrije handen had, kon ze haar zang met kleine gebaren en gestes ondersteunen, wat haar voordracht alleen maar expressiever maakte. Ze richtte zich duidelijk tot het publiek en wist de aandacht dan ook vasthouden. Haar volle stem kwam mooi in Verdi’s vele crescendo’s uit en bloeide helemaal op in het afsluitende Libera me. Ook de bas Tareq Nazmi overtuigde met zijn sterke en krachtige solo’s (zoals het indrukwekkende Mors stupebit) en bijdragen aan solisten ensembles. De tenor Ilker Arcayürek maakte veel indruk met zijn solo in Ingemisco. De stem van de mezzosopraan Sophie Harmsen bleef steeds winnen aan kracht naarmate Verdi’s Missa vorderde. De zangeres bereikte één van haar beste momenten in Lux Aeterne waar ze zich uitstekend in de hoogte bleek te kunnen redden. In Recordare voegden Lyons en Harmsen hun stemmen bij elkaar in een teder en lyrisch wiegenlied. Vredig en aangrijpend klonk hun duet in octaaf in Agnus Dei.
De Antwerpse uitvoering van Verdi’s Missa da Requiem had weinig met uiterlijk vertoon en opera-bravoure te maken, maar vestigde de aandacht van de luisteraar op de rijke dynamiek, emotionele gelaagdheid en de expressieve eigenschappen van deze muziek. De solisten, koorzangers en orkestmusici onder leiding van Philippe Herreweghe hebben een imponerend en in alle opzichten sterk Requiem neergezet, dat Verdi’s doel – de Italiaanse romanticus Manzoni met een grote en waardige hommage te eren, maar ook de plaats geven aan voor alle mensen eigen gevoelens van verdriet, hoop, geloof, twijfel, wanhoop en vertrouw – zeker heeft bereikt.
Verder lezen