Fijnzinnig Brahms Requiem in Den Haag
Met ‘Ein deutsches Requiem’ leverde het Residentie Orkest een mooie bijdrage aan de herdenking van Bevrijdingsdag, met een herhaling op zondagmiddag 7 mei in de fraai vormgegeven Amare concertzaal in Den Haag. Dat een symfonie-orkest zo’n werk programmeert, is eigenlijk de omgekeerde wereld. Want het oratorium van Johannes Brahms is in feite een geweldig koorwerk dat in deze uitvoering met elan en prachtige ensembleklank werd uitgewerkt door Cappella Amsterdam. Dit requiem, dat overigens geen dodenmis is, kan het ook zonder orkest stellen, want Brahms verzorgde zelf een begeleiding voor piano vierhandig. Kan een indrukwekkend resultaat opleveren, maar dan mis je wel de bijzondere kleuring die Brahms verwerkte in het omspelen en ondersteunen van de koorlijnen.
Onder leiding van Lawrence Renes ontwikkelde zich een expressieve meditatie over het leven en de dood. De eerste inzet, ‘Selig sind’ klonk met spannende ingetogenheid, waarna de toevoeging ‘die da Leid tragen’ met het door Brahms gevraagde espressivo prachtig werd ingevuld. Deze passage bleek maatgevend voor de hele uitvoering van het zevendelige, op teksten uit de Bijbel – vooral psalmen – gebaseerde ‘menselijk requiem’ zoals Brahms er zelf een omschrijving van gaf.
Klankboog
Erg mooi, zacht walsend, werkten het Residentie Orkest en dirigent Renes de orkestrale inleiding uit van het tweede, marsachtige deel dat teder driestemmig begint, maar forte vierstemmig uitbreekt in het ‘Denn alles Fleisch, es ist wie Gras, waarin het koor (ingestudeerd door Heide Müller) een indrukwekkende klankboog spande naar ‘des Grases Blumen’. Fijnzinnigheid kenmerkte deze uitvoering die zelfs in het uitbundige ‘Freude’ na het parmantige ‘Die Erlöseten’ met volle ensemble-klank werd gerealiseerd. Eén in klankkracht met het orkest, want het koor stond als een schil om de musici heen tegen de achterwand van het orkestpodium opgesteld. Het verraste mij dat de Cappella, die ik zeer waardeer van barokconcerten (vooral Bach passies) en Mozart-uitvoeringen met het Orkest van de Achttiende Eeuw, zich ook in de romantische stijl thuis voelt. In de balans met de koorgroepen zouden de alten wat meer potentie moeten uitstralen ten opzichte van de eclatante sopraangroep.
Brahms verwerkte twee solo-stemmen in zijn koor-oratorium. Overigens een work-in-progress want zijn eerste ideeën noteerde hij in 1861, waarna er per jaar delen bijgroeiden. Pas na de première in 1868 in Bremen, voegde hij de ontroerende solo toe voor sopraan ‘Ihr habt nun Traurigkeit’, die in 1869 voor het eerst meedeed bij de definitieve première in Leipzig. De sopraan, in de Haagse uitvoering de Belgische Katrien Baerts, een internationaal gerenommeerd operazangeres, moest wel vier delen uitzitten vóór zij haar hemelse inzet mocht doen. Maar zonder moeite steeg zij met grote stem op en vulde de akoestisch uitstekende Amare-zaal. In samenzang met het koor een indrukwekkende ervaring.
Raoul Steffani
Mijn belangstelling ging vooral uit naar de Nederlandse bariton Raoul Steffani, pas bekroond met de Nederlandse Muziekprijs. Hij kreeg van Brahms twee solo-stukken, in deel 3 ingebed in het koor met het befaamde ‘Herr, lehre doch mich’ en in het zesde deel schuift hij aan na de koorinzet met ‘Siehe, ich sage euch’. Met zijn lichte bariton maakte hij een stevige indruk in de hoog liggende lijn van het ‘Wir werden nicht alle entschlafen’. Spannend zoals koor en orkest beheerst voortjagend zongen over de dood die is overwonnen, kloek afgesloten in het woord ‘Sieg’. Overtuigend was ook Steffani’s bijdrage in het derde deel waar hij goed uitkwam boven de expressieve orkestpartij.
Raoul Steffani staat ook genoteerd op 20, 21 en 22 oktober voor de baspartij in het laatste deel van Beethovens Negende symfonie bij Phion onder leiding van Marc Soustrot waarbij Cappella voor de koorpartij is ingehuurd. Cappella staat ook klaar voor Beethovens Negende in samenwerking met het Orkest van de Achttiende Eeuw onder leiding van Jonathan Darlington in mei volgend jaar.