FeaturedRecensiesRedactioneel

Orkest 18e vol Beethovens emotionaliteit

Tientallen jaren geleden was het vaste prik dat symfonieorkesten in de lente een Beethoven cyclus organiseerden. Diens muziek trok weliswaar veel publiek, maar de concerten raakten toch uit de mode. Het Beethoven Festival dat het Orkest van de Achttiende Eeuw tussen 23 en 25 mei organiseerde in het Amsterdams Concertgebouw, deed mij terugdenken aan die mooie traditie. Die eindigde steevast met de indrukwekkende Negende symfonie, net als nu. De uitwerking van Beethovens vreugde fantasie over gelijkheid en broederschap kreeg een verpletterende uitvoering.

Beethoven in 1806, schilderij van Isodor Neugaß.© Beethoven-Haus Bonn.

Bedoeld als bijdrage in 2020 aan het jaar dat Beethoven 250 jaar eerder werd geboren, moest het feest worden uitgesteld door de corona-perikelen. Als er nog een jaartje was gewacht, had gevierd kunnen worden dat de Negende precies tweehonderd jaar geleden tot klinken kwam in Wenen, op de zevende dag in de maand mei. Er waren liefst tweeduizend toehoorders bij aanwezig in het Kärtnertor-theater, net zoveel als op donderdag 25 mei in het Amsterdamse Concertgebouw. Na de geweldige climax waarmee de ‘Ode an die Freude’ eindigt, bejubelde het Weense publiek de componist en de uitvoerenden. In Amsterdam was het niet anders.

In drie programma’s liet het orkest horen dat er veel veranderd is ten opzichte van de vroegere uitvoeringspraktijk van Beethovens muziek. Befaamd is nog de uitspraak in 1980 van Frans Brüggen – dat alle muziek van Mozart en Beethoven gespeeld door het Concertgebouworkest van A tot Z gelogen was. Hij richtte in 1981 met medestanders het nu internationaal geroemde Orkest van de Achttiende Eeuw op, met instrumenten die rond 1800 in gebruik waren, in uitvoeringen die werden omschreven als ‘historisch geïnformeerd’ wat betreft de speelstijl en de stilistische interpretatie van de composities.

Cappella Amsterdam, het Orkest van de Achttiende Eeuw Foto:© Janko Duinker

Felheid

Met concertmeester Alexander Janiczek als leidende spil tijdens de eerste twee programma’s werd duidelijk dat de ontwikkelingen doorgaan. De expressieve kracht die Janiczek in zijn vioolspel uitstraalde, gaf een enorm elan aan het ensemble-spel. De felheid waarmee de strijkstokken op de snaren werden afgezet en de scherp geprofileerde ritmiek gaven de Derde symfonie tijdens het tweede concert in de cyclus, het heroïsche en vooral het revolutionaire gevoel dat Beethoven in zijn noten legde. Ik kan mij niet herinneren dat het orkest in vroegere uitvoeringen zo diep doordrong in de emotionaliteit van Beethoven. Het beroemde tweede deel, de treurmars, klonk verrassend lyrisch en niet dramatisch afgemeten zoals vaker gehoord.

Aan de Eroica ging een al even fameus stuk vooraf, het pianoconcert nummer 5. Ook al stond in het programmaboek Jonathan Darlington als dirigent aangekondigd, toch werd ook in dit concertdeel gespeeld zonder dirigent. Op gedreven wijze stuwden concertmeester Janiczek en pianist Alexander Melnikov, met brede armzwaaien, de uitvoering voort. Alhoewel het orkest met 28 strijkers niet bijzonder groot was, bleek de balans in het nadeel van de pianosolist. Melnikov speelde op een nieuwbouw kopie van een Conrad Graf-vleugel uit 1826, die tegen het krachtige geluid uit het orkest niet opgewassen bleek.  Bovendien is zo’n historische vleugel te klein van klank voor een zaal als het Concertgebouw. In het tweede deel viel bijvoorbeeld het virtuoze tegenspel van de vleugel weg tegen de leidende melodie in het orkest.

Opvallende cadens

Tijdens de eerste avond had vioolsoliste Alena Baeva geen last met balansproblemen door het behoorlijke volume van haar Guarneri viool uit 1738 waar zij doorgaans de grote romantische en modernere concerten op speelt. Voor de gelegenheid had zij, zich conformerend aan het strijkorkest dat op darmsnaren speelt, ook haar snaren verwisseld.

Violist Alena Baeva, met leden van het Orkest 18de. foto: © Janko Duinker

Met glasheldere, zilveren toon droeg zij haar lyrische partijen voor, gebed in de rijke kleuren van de orkestpartijen. Opvallend was haar keuze voor een zelden gespeelde cadens in het eerste deel (in het programmaboek niet vermeld). Die schreef Beethoven toen hij het vioolconcert omzette naar een versie voor piano en orkest (het zogenoemde Zesde pianoconcert), waarin hij de solist laat samenspelen met de pauken. Baeva draaide als het ware de zaak terug. Zij ging een boeiend wisselspel aan met de prachtig reagerende paukenist Michael Juen.

Deze musicus had de partij van zijn leven in de uitvoering van de Negende symfonie op de slotavond van de cyclus. Deze keer wel gedirigeerd door Jonathan Darlington, en in het laatste deel vocaal ingevuld door een samenstelling van Cappella Amsterdam en het VU Kamerkoor. Ook al waren de oren in de voorgaande concerten voorbereid op een krachtige weergave van de dramatische ontwikkelingen, toch verraste de verpletterende uitvoering, niet alleen mij, maar ook het tweeduizend koppig publiek dat niet ophield met jubelen bij het slotapplaus.

Dirigent Jonathan Darlington Foto: ©Janko Duinker

Donderkogels

Fascinerend hoe Beethoven zijn symfonische preek over broederschap en hemelse vreugde begint: uiterst zacht alsof er een geheimzinnige voile rondwaart die dan plotseling weggeblazen wordt door daverende akkoorden (pauken!) om vervolgens over te gaan in het lieflijke thema van het eerste deel. Het orkest, iets groter bezet, met heftige intensiteit gedirigeerd door Darlington, spatte vuur in het fenomenale scherzo, waarbij paukenist Juen een grandioze inbreng had met paukenslagen die als donderkogels de zaal in vlogen. Hoe prachtig was daarna het idyllische derde deel, vrijwel helemaal voor de houtblazers die met grote schoonheid een lied van lieflijke vrede ‘zongen’. Met een glansrol voor eerste fluitist Michael Schmidt-Casdorff.

Orkest 18de met dirigent Jonathan Darlington. foto: ©Janko Duinker

De apotheose werd ingeleid door de vier contrabassisten en zes cellisten met het wonderlijke recitatief dat vooraf gaat aan hèt thema van de symfonie. Eerst laat Beethoven met veel kabaal oorlogsachtige klanken opwekken, door bas-bariton solist André Morsch effectief afgewezen met de beroemde zin ’O Freunde, nicht diese Töne, sondern…’ Waarna de koormassa van Cappella Amsterdam en VU Kamerkoor mocht losbarsten in de ‘Ode an die Freude’, met compacte en grootse klank gezongenafgewisseld met solistische tussenwerpsels van sopraan Katharine Dain, alt Esther Kuiper, tenor Thomas Walker en bas-bariton André Morsch, een gaaf en evenwichtig kwartet.

Beethoven kortte de tekst van Friedrich Schiller uit 1785 niet alleen flink in, maar veranderde ook woorden om zijn boodschap maximaal effect te geven. Voor het koor schreef hij er pittige partijen onder, met als beruchtste plek de twaalf maten dat de sopranen de hoge A moeten aanhouden op het woord ‘Welt’. Die passage zat gebeiteld in de kelen. Mede door het stevige tempo dat dirigent Darlington aanhield, klonk Beethovens vreugdezang als een verpletterende stormwind.

Orkest18c

Het Orkest van de Achttiende Eeuw zette blijkens de toelichting in het programmaboek met dit Beethoven Feest een stap naar een nieuw begin. Dat uit zich in de verandering in de weergave van de naam. Die luidt nu voor internationaal gebruik ‘Orchestra18c’. Een inkorting die ook handig is in Nederlands gebruik: Orkest18e. Eerst volgende project in Nederland is de semi-scènische uitvoering van Mozarts ‘Cosi fan tutte’ tussen 6 en 18 oktober. Manoj Kamps als dirigent en Lisenka Heijboer Castanon als regisseur vormen de artistieke leiding. Solisten onder anderen Katherine Dain, Claron McFadden en Henk Neven.

Verder lezen

Het Orkest van de Achttiende eeuw begeleidde onder zijn oude naam een geweldig Haydn project bij DNOA.

Vorig artikel

Grote opera voor kleine kinderen

Volgend artikel

Duitse sopraan wint Belvedere in Dortmund

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman