BuitenlandFeaturedOperarecensieRecensies

Muzikaal fenomenale Trovatore in Londen

Op basis van de uitspraak van Enrico Caruso dat je voor Giuseppe Verdi’Il trovatore ‘slechts de vier beste zangers ter wereld nodig hebt’, komt de nieuwe productie van het Royal Opera House Covent Garden, die op 2 juni in première ging, aardig in de richting.

De regie van Adele Thomas, die al eerder in Zürich te zien was geweest, laat het een en ander te wensen over, maar een uitstekende bezetting van eigenlijk wel 6 goede zangers en ook door wat er uit de handen van dirigent Antonio Pappano komt, werd de avond een succes in de uitverkochte zaal in Londen.

In het midden Riccardo Massi als de titelheld Manrico, Il trovatore, met leden van het koor van het Royal Opera House. Foto: © Camilla Greenwell

Jeroen Bosch

Natuurlijk is Il trovatore een van die opera’s die het doelwit kan zijn van mensen die opera een belachelijke kunstvorm vinden. Het verhaal zit vol ongeloofwaardige toevalligheden en als het erop aankomt moeten de zangers gewoon staan of zitten en mooi zingen en mooi doodgaan. Een gelaagde productie van dit werk, laat staan een hedendaagse relevante, lijkt schier onmogelijk.  En toch heeft Adele Thomas een aantal dingen geprobeerd die soms wel en soms helemaal niet lukken. Een decor van trappen, niet bijster origineel en bijzonder lastig voor de zangers, een overdaad aan ´grappig´ dansende en geweldig zingende koorleden (koordirgent William Spaulding) en quasi groteske kostuums ( net als het decor ontworpen door Annemarie Woods) die moeten verwijzen naar duivelse taferelen van Jeroen Bosch werken niet echt, maar de steeds ontstaande leegte op het toneel als die geweldig zingende koorleden en indrukwekkende dansers eindelijk weg zijn, zorgt voor dramatische beelden en vooral aandacht voor waar Caruso het over had: heel erg goed gezongen hoofdrollen.

Al vanaf de expressieve openingsscène waarin Roberto Tagliavini als Ferrando werkelijk prachtig zingend ‘wat er voorafging’ met zijn soldaten en het publiek deelt, zijn de kruipende dansers met hun gehoornde hoofdtooien en maskers hoe virtuoos ook een afleidende en soms ronduit storende aanwezigheid.

Roberto Tagiliavini als Ferrando. Foto: ©Camilla Greenwell

Op de trappen maken de koorleden lawaai, maar dat is de bedoeling. De verstilling, de concentratie op de hoofdpersonen wordt bij de afwezigheid van dat lawaai indringender, aangrijpender en boeiender.

Spanning

Antonio Pappano creëert met het orkest spanning en kleur en laat de, bijna volledige, partituur van Verdi het werk doen. Daar dragen de dansers en druk bewegende koorleden niets aan bij. Ze werken ofwel op de lachspieren waardoor je je afvraagt of de regisseur het werk wel serieus heeft genomen, of ze irriteren door hun luidruchtige aanwezig. Die leidt ook tot ongewenste situaties als Graaf Luna zingt: ‘Tutto e deserto’ (iedereen is weg) terwijl die types om hem heen dartelen.  Maar, en dat is een verdienste van de regisseur, er komt wel een dimensie bij. Iets dat verwijst naar de barbaarse tijden waarin Il trovatore zich afspeelt, vol martelingen, lijden, brandstapels en oorlogen. Helse taferelen die een omlijsting vormen voor het menselijke drama van de hoofdpersonen, want dat is waar het echt om draait.

Riccardo Massi in het midden als de titelheld in Il Trovatore. foto: ©Jamie Barton als Azucena met leden van het koor van het Royal Opera House. Foto:© Camilla Greenwell

Trauma

Laten we niet vergeten hoeveel trauma met name Azucena meedraagt. Ze heeft haar eigen zoon in de vlammen van de brandstapel gegooid nadat ze moest toekijken hoe haar moeder op diezelfde brandstapel vermoord werd. Ze kan de beelden niet vergeten en vertelt er twee maal uit uitvoerig over. In de laatste akte beschrijft ze dat in wel heer beeldende taal. ‘Kijk naar vreselijke vlammen. Ze raken haar al aan. Haar brandende haar stuurt vonken naar de hemel. Kijk naar haar ogen die uit haar kassen hangen. Wie kan me redden van deze verschrikkelijke beelden?

Jamie Barton als Azucena met Roberto Tagliavini als Ferrando,  leden van het koor en dansers van het Royal Opera House en rechts Ludovic Tézier als Graaf Luna.Foto:© Camilla Greenwell

Lachwekkend

De laatste oproep om wraak van haar moeder gonst haar hele leven in haar hoofd en Adele Thomas probeert in haar regie daar aandacht aan te geven. Azucena is een personage vol oerkracht maar haar af en toe groteske typeringen worden wat karikaturaal en missen daardoor wat van het gewenste effect. Burton maakt er wel een indrukwekkende vertolking van. Als sterke vrouw, die alleen zowat heel Spanje lopend doorkruist om Manrico te vinden, wordt ze door Thomas echter ook lachwekkend gemaakt. Als ze gevangen is genomen kan ze met een kleine ruk aan de touwen waarmee twee mannen haar vastgebonden hebben, zich eenvoudig weer los vechten. Dat gebeurt helaas een paar keer, waardoor het effect lachwekkend wordt.

In de dramatische scènes zoals de vertelling  ‘Condotta ell’era in ceppi al suo destin tremendo.’ (Ze werd in ketens naar haar vreselijke lot gevoerd.’)  is Jamie Barton op haar best in de rol van Azucena. Haar aria ‘Stride la vampa’ was stug en grof, maar in de rest van de voorstelling was Burton overtuigend, dramatisch en vocaal sterk. Haar stevige, maar geknödelde borststem zorgde voor diepe emotionele klanken en haar interpretatie deed denken aan het idee dat Verdi had om de Azucena de hoofdpersoon van de opera te maken.

Jamie Barton als Azucena met leden van het koor van het Royal Opera House.Foto:© Camilla Greenwell

Titelrol

Dat deed hij uiteindelijk niet en de tenor werd de titelrol. Manrico werd gezongen door Riccardo Massi. Hij heeft geen heldhaftige stem als Franco Corelli of het zonovergoten timbre van Pavarotti, maar hij zet een prima troubadour neer. Zijn lyrische passages zijn prachtig en in het slot duet met Azucena is hij ontroerend. In de scenes met Leonora straalt zijn stem en hoewel hij geen klaroen van een stem heeft, hield hij zich heldhaftig staande in ‘Di Quella pira’.  De daaraan voorafgaande aria ‘Ah si ben mio’ was een luid bejubeld hoogtepunt in zijn vertolking.

Riccardo Massi als Manrico. Foto: © Camilla Greenwell

Rivalen

Zijn rivaal en wat zal blijken, zijn broer, Graaf Luna, was een bijna ouderwets indrukwekkende vertolking van Ludovic Tézier. Al enkele jaren heerst hij als dé Verdi-bariton van onze tijd en ook in Londen liet hij zijn bronzen, grote stem tot in de verste hoeken van het theater gul klinken. In alle scenes groots, maar zeer geïnvolveerd en bovenal erg mooi zingend, stond zijn Luna als een huis en de grote aria, misschien wel de mooiste die Verdi voor bariton schreef’ Il balen del suo sorriso’ was een geweldige en sonore vertolking.Hij kon zonder overdreven te acteren, zijn gecompliceerde karakter vol lust, haat en agressie heel mooi vocaliseren en gestalte geven en zijn stem had dezelfde glans als zijn goudgele kostuum.

Ludovic Tézier (Graaf Luna) Foto: © Camilla Greenwell

Politiek

Zijn lustobject is Leonora, de hofdame van de Spaanse koningin. Dat vermeld ik bewust omdat het intermenselijke drama in Il Trovatore weldegelijk tegen een politieke achtergrond speelt. Graaf Luna, aanhanger van de koning, strijdt met zijn leger tegen dat van Graaf Urgell en diens mannen, waarbij Manrico zich aangesloten heeft. Manrico is dus niet alleen een tegenstander in de oorlog, maar ook een rivaal als het om de liefde van Leonora gaat. Dat hij als tegenstander en als zoon van een ‘zigeunerin’ dingt naar de hand en het hart van een hofdame maakt de tegenstelling met de adellijke Luna alleen maar intenser.Zelfs de gezelschapsdame Ines van Leonora, een zeer indrukwekkend gezongen rol van Jette Parker artieste Gabriele Kupšytė, heeft moeite met haar keuze.

Marina Rebeka als Leonora met rechts Gabriele Kupšytė als Ines.Foto:© Camilla Greenwell

Marina Rebeka was in topvorm als Leonora. Haar stem is niet een typische Verdi-sopraan als je daaronder een donker getimbreerde, fluwelen, ronde stem verstaat. Haar instrument is helder met een (edel-)metalige kern en hoogte, een Leonora meer in de traditie van Raina Kabaivanska *en Cristina Deutekom dan van Leontyne Price en Zinka Milanov. Haar legato is voorbeeldig net als haar dictie en als actrice maakt ze het meeste van de rol. Haar openinsaria ‘Tacea la notte placida’ en cabaletta ‘Di tale amore ‘waren heel goed, maar met name in haar grote scene in de vierde akte met de aria ‘D’amor sull’ ali rosee’ en de zonder coupures gezongen rest van de scene, is ze buitengewoon op dreef. Haar piano’s en dramatische lading van de scene bezorgden haar een welverdiende ovatie. In de laatste scene is ze dramatisch en sterft mooi. Ze lijkt zelf echt verbaasd dat het gif dat ze ingenomen heeft al zo snel werkt. Als ze aansluitend om vergeving vraagt voor haar daad is ze werkelijk ontroerend. Ook Manrico laat zijn woede varen en we zien twee personages die overtuigend afscheid van elkaar en van het leven nemen.

Marina Rebeka als Leonora met op de achtergrond Ludovic Tézier als Graaf Luna. Foto: ©Camilla Greenwell

Cyclus van geweld

Manrico wordt onthoofd, Leonora sterft aan het gif dat ze zelf genomen heeft, Luna kijkt  toe. Azucena zal ook sterven en heeft het laatste woord. Haar moeder is gewroken en Luna zal verder moeten leven met de gedachte dat hij zijn eigen broer heeft laten onthoofden. Het laatste woord is aan Azucena. ‘Moeder, je bent gewroken’, maar een nieuwe cyclus van trauma en geweld zal ongetwijfeld beginnen.

De sterfscène van Leonora met Marina Rebeka, Riccardo Massi, Ludovic Tézier, liggend Jamie Barton, rechst staand Roberto Tagliavini en danser van het Royal Opera House. Foto: ©Camilla Greenwell

Respect

De vier hoofdrollen (misschien niet de allerbeste maar wel heel, heel erg goede zangers te wereld) plus een erg goede Ferrando, een zeer veelbelovende Ines en goed bezette kleinere rollen, maakten de woorden van Caruso bijna waar. Maar er is ook een heel erg goede dirigent als Antonio Pappano nodig voor een top uitvoering. Hij dirigeerde zoals altijd vol precisie en vol overtuiging. Het orkest klinkt prachtig en doet veel meer dan ondersteunen. De aanzet tot leidmotieven zorgt voor theatrale spanning. Het grote respect waarmee Pappano de partituur benadert (met bijna alle noten die Verdi voor de première in 1853 schreef) en de altijd natuurlijk aanvoelende pittige of juist lang uitgesponnen tempi, leverden een muzikaal memorabele avond op.

Halfslachtig

Als Adele Thomas het had aangedurfd haar ideeën van een werkelijk helse verbeelding van het drama echt serieus door te voeren, was het een onvergetelijke productie geworden. Ze blijft echter wat halfslachtig en houdt een slag om de arm als het om werkelijk vernieuwend theater gaat.  Het lijkt alsof ze zich schaamt om (haar regie van) Il trovatore serieus te nemen. Zo kan ze bijvoorbeeld niets met de grote koor hit ’Vedi le fosce’ waarin een aambeeld een hoofdrol speelt. Ze durft het niet aan het aambeeld weg te laten of vol te gebruiken en dus laat ze het aambeeld half op het toneel en half in de coulissen beslaan.

Ze kiest voor een abstract toneelbeeld met kale trappen, maar voegt daar heel flauw kinderlijk geschilderde papieren wolken aan toe. Een open en dicht gaand geschilderd voordoek met de toegang tot de hel, zet de toon voor de verwijzingen naar Jeroen Bosch, maar krijgt eerder een stripachtig karakter dan dat het angstaanjagend wordt.  Thomas probeert de personages dynamisch te maken door iedereen heel veel op en neer te laten lopen op de trappen, maar als het eropaan komt zingen ze toch weer, zoals in een traditionele uitvoering, staand of zittend front-zaal hun grote scenes. En dat is eigenlijk de samenvatting van haar regie. Half vernieuwend, half traditioneel, half serieus, half spottend, half geslaagd, maar helaas dus ook half mislukt.

Roberto Tagliavini als Ferrando met dansers en leden van het koor van het Royal Opera House. Foto: ©Camilla Greenwell

 

Il trovatore is (met twee wisselende Leonora’s en Manrico’s) nog te zien tot en met 2 juli in het Royal Opera House Covent Garden in Londen.  

Maar omdat niet iedereen het gelukt heeft om naar Londen te gaan, is de voorstelling op 13 juni in bioscopen over de hele wereld te zien. In onder meer in de Filmhallen in Amsterdam, maar ook in Vue Cinema’s door heel Nederland.

Verder lezen, luisteren en kijken

De cinema trailer van Il trovatore

Marina Rebeka zong 5 jaar gelden in een Verdi gala Leonora’s aria ‘Tacea la notte’

Over de productie van Il trovatore bij de Nationale Opera schreef Basia Jaworski in 2015.

* Omdat ik de vergelijking maakte tussen Marina Rebeka en Raina Kabaivanska als Leonora ook haar versie van ‘Tace la notte’ uit 1976

 

 

Vorig artikel

Breaking news: Kaija Saariaho overleden

Volgend artikel

Taehan Kim wint Concours Reine Elisabeth

De auteur

Bo van der Meulen

Bo van der Meulen