AchtergrondFeaturedInterviews

Theaterbloed en tienduizenden naden

Officieel is 14 juli zijn laatste dag als directeur kostuum, kap en grime van de Nationale Opera & Ballet. 23 jaar na zijn komst en tienduizenden kilometers naden voor 33.000 kostuums later, vertrekt Robby Duiveman waar hij sinds november 1999 aan het hoofd van deze afdelingen stond. De muren van zijn kantoor waren tot voor kort nog helemaal vol behangen met ontwerpen van kostuums. Alles is nu bijna ingepakt en elke dag nam Robby een aantal ingelijste ontwerpen mee naar huis, waar nu alles weer een plaatsje moet krijgen.

Robby Duiveman in zijn (bijna) lege kantoor, met een kostuum uit La morte d´Orfeo. Foto: © Place de l’Opera

In het lege kantoor praten we over zijn leven als costumier. Het begon allemaal in Enschede.

Robby Duiveman: ´Mijn vader was operazanger en nadat hij enkele jaren bij de Utrechtse opera had gezongen, werd Opera Forum geboren en verhuisden we als gezin naar Enschede. Mijn moeder  nam me al vroeg mee naar het theater, waar zij grimeur was en ik zat tussen alle glitterjurken van Die Lustige Witwe. Ik hield al heel jong van opera en als mijn vriendjes LP´s van de Roling Stones kregen, was mijn verjaarscadeau een LP met hoogtepunten uit Rigoletto. Later verhuisden we naar Bussum waar mijn vader televisie regisseur was. Hij was ook de stem van Barend de Beer en klasgenootjes wilden met me mee naar huis omdat ze dachten dat mijn vader daar zou zijn als Barend de Beer!

Ik tekende altijd van alles, en vooral kostuums en heb dat mijn hele loopbaan gedaan. Ik deed avondschool kunstacademie en later ging ik naar de modeacademie. Daar kreeg ik te horen dat al mijn ontwerpen veel te theatraal waren. Ik kreeg gelukkig de kans om na twee jaar naar Duitsland te gaan. Ik werd door de ontwerper Ekkehard Grübler, die ook professor was, uitgenodigd om toelatingsexamen aan de kunstacademie in München te komen doen. Daarna werd ik met zes anderen uitgekozen uit meer dan honderd zestig gegadigden om er te komen studeren  in de Bühnenbild- & Kostum Klas.

Als student kon ik af en toe wat bijverdienen bij de opera van München en tevens veel voorstellingen zien.  Wat een feest was dat. Ik had mijn huispasje voor goedkope staplaatsen. Vaak ging ik drie keer in de week en zag ik alles en iedereen; Caballé, Te Kanawa, Nilsson, Domingo, Rysanek enz, alle groten van die tijd.

Scènefoto Die Zauberflöte, Bayerische Staatsoper, 1983, met kostuums van Jürgen Rose. Foto: video screenshot ©Unitel

Details

Professor Grübler leerde me dat kostuums het moeilijkste van alle onderdelen van een opera zijn, vooral omdat er zoveel verschillende elementen aan- en in zitten. Een kostuum moet voldoen aan het ontwerp van de ontwerper, het moet passen bij de zanger en het moet zo gemaakt zijn, zodat de details niet opvallen. Maar die details zijn noodzakelijk. Aan een goed kostuum zie je die details niet, maar wanneer je ze weg laat, ontbreken ze. Ik heb wel eens een rits in een kostuum  moeten zetten die zichtbaar  was, omdat het noodzakelijk was voor een snelverkleding op het toneel van dat bepaalde kostuum. Iemand in de zaal viel dat op en mailde me, en klaagde dat in die epoche er nog geen ritsen bestonden! Die oplettendheid vanuit het publiek vind ik bijzonder leuk, omdat dit soort ‘foute’ details dan toch worden gezien. Hierdoor merk je dat die details toch heel belangrijk zijn.

Direct na mijn studie kwam het aanbod van de Hamburgische Staatsoper om daar als kostuum assistent aan de slag te gaan. Wow, wat een kans. Hier heb ik gewerkt van 1985 tot 1989. Met mijn eerste productie viel ik met mijn neus in de boter met Katia Kabanová met Gabriela Benocková in de titelrol en met Sir Peter Ustinov als regisseur! Ik werd assistent van het hoofd kostuumafdeling opera & ballet die mij eigenlijk alles geleerd heeft, een gedreven kostuum genie van de oude school, mevrouw Lilimarie Schernau. In het 2e Liebermann era (Rolf Liebermann was twee periodes artistiek directeur in Hamburg) heb ik hier met de beste zangers mogen werken; Pavarotti, Bumbry, Jones, Domingo, Nucci, Bonisolli, Aragall.. Het was fantastisch!!

(Aangepaste foto in z/w van) de Hamburgische Staatsoper. Foto: © Andreas Praefcke/Creative Commons Attribution ShareAlike 3.0

Sterren

Ik ging na Hamburg naar Brussel en werkte daar met Gerard Mortier die me na twee seizoenen bij La Monnaie meenam naar Salzburg (Salzburger Festspiele). Daar heb ik bijna 10 jaar ook weer met alle grote sterren gewerkt, van Jessey Norman tot Domingo, Studer, Fleming, Graham, Beczala..en heb ik in mijn ogen de beste operaproductie ooit gedaan; Boris Godoenov in de regie en in het concept van Herbert Wernicke met maar liefst 487  medewerkers!  Met Georg Solti en de Berliner Philharmoniker in de bak. Het was zo geweldig! Daar was het allemaal heel anders. Een festival functioneert heel anders. Het was een hele spannende tijd, maar ook hectisch want we hadden meestal 16 verschillende opera- en toneelproducties die in 6 weken opgevoerd werden in het zomerfestival. Vaak 3-4 voorstellingen per dag op meerdere locaties. Natuurlijk had je de rest van het jaar om je voor te bereiden maar van mei tot en met eind augustus was het 24/7 van 07:00 tot middernacht.

Samuel Ramey als Boris Godoenov in Salzburg. Foto :© Salzburger Festspiele, Klaus Lefebvre

Op 1 november 1999 kwam ik naar De Nederlandse Opera. De eerste productie die ik zag was Writing to Vermeer van Louis Andriessen en Peter Greenaway, een imposante productie!  Ik was vanaf het begin heel erg betrokken bij het artistieke beleid en veel ontwerpers leunden op mijn kennis en ervaring. Daarvoor was ik ook gevraagd. Ik was artistiek eindverantwoordelijk voor het kostuum en kap & grime beeld. Pierre Audi en Truze Lodder hadden gezien wat ik in Brussel en Salzburg had gedaan, dus dat werd er van mij verwacht. Zij hadden een groot vertrouwen in mij.

Tijdens de begin jaren in Amsterdam heb ik voor Gerard Mortier de kostuum- en kap en grime ateliers opgezet en gereactiveerd voor de Ruhrtriennale.

Alles komt samen in kostuum

Wat voor kennis moet je hebben als goede directeur van de kostuum-, kap en grime afdeling zo’n groot operahuis als dat van de Nationale Opera?

´Je moet overal verstand van hebben. Vooral artistiek inzicht. Stoffenkennis, hoe valt een stof, hoe vormt een stof om het lichaam van de zanger. Herbert Wernicke zei altijd: ´Je kan van een grote zware zangeres geen slanke zangeres maken, maar je kan ze wel goed aankleden. Je moet ook kennis hebben van licht, decors, de geschiedenis van kostuums, alle accessoires, het haarwerk, pruiken en grime. Eigenlijk van alles wat er bij een operaproductie komt kijken. In kostuums komt alles samen. Het kostuum is essentieel voor de zangers. Als een zanger zich niet goed voelt in zijn of haar kostuum heb je een probleem. Vaak zijn er een heleboel andere dingen niet in orde, maar het is veel makkelijker om af te geven op het kostuum dan op je collega, de dirigent of de regisseur. Dus soms krijgt de kostuumafdeling de volle laag omdat het kostuum het laatste onderdeel is waar ze nog iets aan kunnen (laten) veranderen. Ik heb best wat kostuums door de paskamers zien vliegen! Of een beroemde bas  die Osmin in Die Entführung moest zingen. Die zei simpelweg tegen de jonge ontwerpster:´ Dat draag ik niet, dat wel, dat alleen met dat..´ en dat gebeurde ook.´

Stoffen in de Kostuum afdeling van De Nationale Opera & Ballet. Foto: © De Nationale Opera

Meedenken

Wat zijn nog meer belangrijke eigenschappen die jij hebt, voor het succesvol uitoefenen van deze baan?

‘ Vooral artistiek inzicht hebben. Maar ook mee- en vooruit denken is het belangrijkst. Je moet in eerste instantie met de artistieke leiding kunnen meedenken en je moet kunnen plannen en budgetteren. Een ontwerper komt meestal een jaar van tevoren met de plannen en dan moet je gaan bedenken hoe dat in ons huis gemaakt kan worden. Met Pierre Audi was de samenwerking heel nauw. Hij was bij alles betrokken en ik werkte heel goed met hem samen. Pierre heeft een uitzonderlijk inzicht voor kostuums. Hij begrijpt de kracht van kostuums.

Je moet ook dienend zijn. Je werkt met de ontwerper en die moet je dus dienen in zijn of haar ontwerpen. Je moet ze ondersteunen want het zijn hun ontwerpen. Ik herinner me de productie van Ritratto (van Willem Jetzt), met kostuums  ontworpen door Jan Taminiau. Het waren enorme complexe ontwerpen. Toen hij zag wat wij gemaakt hadden was hij zo onder de indruk. Wij hadden zijn ideeën perfect vertaald in operakostuums. Het was voor hem een feest en voor ons!

Scène uit Ritratto, met kostuums van Jan Taminiau. Foto: De Nationale Opera © Ruth Walz)

Een andere eigenschap is denk ik betrokkenheid bij elk onderdeel van het maak proces. We beginnen hier altijd met de kostuums voor de koorleden en daarna de solisten als zij beginnen met de repetities. Ik zorg ervoor dat ik ook altijd zo veel mogelijk  bij de kostuumpassen ben, om ook daar het artistieke proces en de ontwerper te kunnen steunen.  Het maatnemen is ook echt belangrijk, want vaak krijgen we opgestuurde maten die dan niet blijken te kloppen, dus je moet ze echt goed opmeten.´

Zijn er speciale momenten of kostuums die er voor jou uitspringen?

´Ja zeker. Het trio uit Don Giovanni, als ze naar het bal masqué gaan, in de productie uit Salzburg van Luca Ronconi met de kostuumontwerpen van Marianne Glittenberg, dat moment dat ze opkomen, dat was echt zo verschrikkelijk mooi! Wow! En het eerste kostuum van Dame Gwyneth Jones die in Brussel in 1991 in de Munt was ingevallen als Brünhilde in Die Walküre, in de Ring van Wernicke, adembenemend mooi.´

Vlnr. Karita Matila (Donna Anna), Bruce Ford, (Don Ottavio), Dmitri Hvorostovsky (Don Giovanni) en Barbara Frittoli (Donna Elvira). in een scene uit Don Giovanni in de regie van Luca Ronconi met kostuums van Marianne Glitteneberg. Foto: ©Archiv der Salzburger Festspiele, Helmut Schaffler

Je bent in de jaren 80 begonnen en hebt veel veranderingen in de opera meegemaakt.

‘Ja, dat is zeker waar. Ik heb de veranderingen in de regies meegemaakt. Toen ik in Salzburg begon, waren er nog dirigenten als Solti en Ozawa die nog  naar de kostuumafdeling kwamen om te kijken hoe de kostuums van hun eigen producties werden. Puur uit interesse, heel bijzonder. In Hamburg kwam voor het eerst Ruth Berghaus als vernieuwer en later ook Herbert Wernicke.

In Amsterdam was Pierre (Audi) een grote vernieuwer en ik heb ook veel met  Bob (Robert) Wilson gewerkt. Zijn Madama Butterfly vind ik nog steeds een van de mooiste visuele producties die ik ooit heb gezien, met fantastische, technisch heel moeilijke kostuums, ontworpen door Frida Frida Parmeggiani, een groots ontwerpster en kunstenaar.

Scenefoto Madama Butterfly in de regie van Robert Wilson, kostuums van Frida Parmigiani. Foto: © Hans van den Boogaard

Veranderingen

Het vak is ook veranderd omdat er tegenwoordig steeds meer ontwerpers meer stylist zijn dan ontwerper. We kopen ook veel meer dan vroeger. Veel ontwerpers willen een hedendaagse look en dan is het soms beter om kleding in te kopen en dan aan te passen aan de zangers. We zijn ook steeds duurzamer aan het produceren en we hergebruiken veel meer. Er zijn bepaalde stoffen die we niet meer mogen kopen, we moeten weten waar de stoffen vandaan komen en hoe ze geproduceerd zijn. Hier moeten we nog veel leren.

De Nationale Opera is een ‘stagione theater’ en kostuums worden soms maar voor een serie voorstellingen gemaakt. De kostuums worden dan  maximaal 12-15 keer gedragen. Dat is een soort luxe, omdat we daardoor anders kunnen omgaan met materiaal en verwerking dan andere theaters. Een opulente productie als Ercole amante uit 2009 zou nu financieel niet meer kunnen. De kostuums, ontworpen door Constanse Hoffman, waren zo over de top, met voor Ercole, beginnend als een soort Lodewijk de Veertiende en daarna een transformatie in een bodybuilder pak  met enorme laarzen met plateauzolen, en een parade van kostuums, zoveel, dat het wel een soort modeshow leek. Het kon niet op!  Niets was te veel!

Luca Pisaroni en Veronica Cangemi in Ercole Amante.Regie: David Alden. Kostuumontwerp: Constanse Hoffman. Foto: © De Nederlandse Opera

Ruimte

Ik geef wel eens rondleidingen, zoals laatst nog voor Opera Europa bijvoorbeeld, en dan zijn de collega’s uit het buitenland wel erg onder de indruk van de hoeveelheid ruimte die we in onze kostuum- en kap en grime afdelingen in Amsterdam hebben. Elke onderdeel heeft zijn eigen ruimte en een eigen werkplaats. Dat is in veel buitenlandse huizen niet zo. Daarnaast zijn er nog enorm veel kostuums in de opslag, in het decoratelier in Zuidoost. Dat valt ook onder mijn verantwoording, dus daar ben ik de komende tijd ook veel.We hebben weer een verkoop van kostuums in november en dat  ben ik daar aan het voorbereiden.

Kostuumopslag in Amsterdam Zuidoost.Foto: © De Nationale Opera

Joan Sutherland

De liefde voor opera was er al heel vroeg, omdat het Robby bijna letterlijk met de paplepel was ingegoten. Hij knipte kostuums uit van de programmaboekjes en genoot van de hele entourage van opera. Maar één zangeres  stak er (bijna letterlijk) met kop en schouders voor hem bovenuit. Hij kreeg op zijn 12e van zijn ouders een plaatopname van Lucia di Lammermoor met Joan Sutherland in de titelrol. Hij was compleet verkocht.

´Ik hoorde haar stem en wist dat zij het voor mij was! Ik heb haar daarna gevolgd en gelukkig heel erg vaak gezien en gehoord. Ik heb ook een levendige correspondentie met haar onderhouden en ik ken werkelijk elk kostuum waarin ze gezongen heeft. Tot aan haar dood schreven we geregeld met elkaar en ook nu nog ontvang ik elk jaar een kerstkaart van haar man Richard Bonynge. Ik heb altijd alles bewaard en het is echt een enorme verzameling van foto’s, programmaboekjes, posters en enkele kostuums. Mijn huis staat nu helemaal vol met dozen en lijsten want mijn kantoor moest leeg!. Ik weet nog niet zo goed wat ik er allemaal mee ga doen. Joan Sutherland was een grote  imposante vrouw en grote zangers zijn vaak wat makkelijker te kleden dan kleine. Een grote gestalte is imposant, zeker op zo’n groot toneel. Net zoals Jessye Norman, die Erwartung in Salzburg zong. Zij had zo’n enorme uitstraling. Als zij binnenkwam gebeurde er iets. Een enorme persoonlijkheid en een prachtige verschijning!

Dame Joan Sutherland als Lucrezia Borgia in Sydney.Kostuum ontwerp: Kristian Fredrikson Foto: screenshot video

Doorgeven

Jij komt uit een familie met theaterbloed. Is er in je familie ook een opvolger die het weer voort kan zetten?

´Nee, helaas niet. Maar ik ben wel bezig met het opleiden van jonge mensen en met het doorgeven van mijn kennis, zoals bijvoorbeeld bij de Meesteropleiding Coupeur. Ik heb me ingezet voor het oprichten van de Stichting Meesteropleiding Coupeur en die is inmiddels,  na 12 jaar.opgeheven, maar gaat nu verder onder het ROC (Regionaal Opleidings Centrum) als Tailor professional in Amsterdam.  Als wij bij de Nationale Opera & Ballet nieuwe mensen nodig  hadden, kwamen die vooral uit het buitenland, maar  dat is mede door deze opleiding sterk veranderd. Nederland heeft namelijk een heel goede naam en traditie als het om theater en mode gaat, dus er is genoeg talent. Ze moeten alleen goed opgeleid worden. Daar ligt het probleem.´

Ontwerper

Je vertelde net dat je geen modeontwerper wilde worden en dat je ontwerpen tijdens je studie veel te theatraal waren. Maar heel soms ontwerp je toch wel iets, zoals die beroemde jurk van de minister van Onderwijs en cultuur, Jet Bussemaker die gemaakt was van allemaal labels die normaal aan de binnenkant van een kostuum zitten. En ook bij De Nederlandse Opera ontwierp je soms de kostuums zoals voor La morte d´Orfeo in de regie van Pierre Audi.

Voormalig minister Jet Bussemaker op Prinsjesdag 2016 in een jurk ontworpen door Robby Duiveman . Foto: ©Altin Kaftira

La morte d’Orfeo, regie Pierre Audi, Kostuumontwerp:Robby Duiveman Foto: © Ruth Walz

 

 

 

 

 

Eerder deze maand ontwierp je de kostuums voor Kings & Queens, een project van de Nederlandse Opera Studio, geregisseerd door Christof Loy.

´Ja, dat was leuk. Als je ziet hoe een zangeres als Elenora Hu  in haar historische kostuum en het hoge haarwerk een heel andere houding aanneemt, koninklijk, kaarsrecht, dan zie je hoe de aankleding ook het personage van binnen bepaalt.  Daar word ik blij van, want dan zie je de kracht van zo’n kostuum. Ik heb recentelijk met heel erg veel plezier de kostuums ontworpen voor de speelfilm ‘Springtime in Amsterdam’ ook van regisseur Christof Loy. Met hem blijf ik samenwerken. Ik ga freelancen en ik hoop ook hier terug te komen als ontwerper hoor. Ik heb al wat projecten in de planning staan!´

Elenora Hu in een jurk ontworpen door Robby Duiveman Foto: © Eduardus Lee

Bekroning

Toen Robby mij uitliet van zijn kantoor liepen we over de gang van de kostuumafdeling in de Nationale Opera& Ballet langs een vitrinekast vol kronen.

Vitrinekast in De Nationale Opera& Ballet. Foto: © Robby Duiveman

´Weet jij uit welke opera’s deze zijn? vroeg hij. Ik herkende er misschien één. Robby echter herkende ze nog allemaal: ´ Even kijken, ja, ik weet het nog allemaal denk ik. Boris, Tatiana in in Jevgeni Onegin, de koning uit Königskinder….´, en zo alle kronen en tiaras in de vitrine. Een vakman met liefde voor zijn vak en een operaliefhebber met theaterbloed. Hopelijk gaat hij zijn memoires schrijven, want vertellen over het vak kan hij net zo goed, als leiding geven aan de Kostuum, kap en grime afdeling.

 

Verder lezen, luisteren en kijken

Martin Toet was zeer onder de indruk van de kostuums van Robbyt Duiveman in La morte d’Orfeo.

In Kings & Queens schitterden de artiesten in kostuums van Robby Duiveman.

Robby Duivemans grote operaliefde Joan Sutherland in de waanzinsscène uit Lucia di Lammermoor.

Vorig artikel

GOK en RFO met zwier en ernst de zomer in

Volgend artikel

Doctor Atomic jubileum missie USConcert

De auteur

Bo van der Meulen

Bo van der Meulen