CD-recensies

Victorian Opera haalt Lurline uit het slop

In de afgelopen decennia hebben platenproducenten vele opera’s opgenomen die ons vandaag de dag onbekend zijn. Eén gebied van het repertoire is echter grotendeels genegeerd: dat van de enorm succesvolle Engelstalige opera’s uit de negentiende eeuw. Met een opname van Lurline brengt de Victorian Opera daar een welkome verandering in.

Degenen die geïnteresseerd zijn in deze rijke periode van muziektheater, moesten het voorheen doen met piraten, amateur- of radio-opnamen van standaardwerken als The Mountain Sylph, The Bohemian Girl, Maritana, The Rose of Castille, Satanella, The Lily of Killarney, Robin Hood en Lurline.

Maar daar lijkt nu, eindelijk, verandering in te komen. Twee jaar geleden bracht de Victorian Opera, een operahuis uit Melbourne, al een opname uit van Balfe’s The Maid of Artois. De interesse die uit de opname voortkwam, heeft nu geresulteerd in een tweede, soortgelijke opname, dit keer van één van de meer geliefdere Engelse opera’s van de tweede helft van de negentiende eeuw: Lurline van Vincent Wallace.

Men zegt dat Wallace beïnvloed werd door succesvolle Duitse bovennatuurlijke opera’s als Der Freischutz en Der Vampyr. Voor zijn onderwerp had hij Duitsland echter niet nodig: het operawerk Lurline, or the Revolt of the Naiades (met muziek van H. Louel en anderen) was een hit geweest in het Adelphi Theater in 1834, vele balletversies van het sprookjes van de Nymf van de Rijn waren te zien geweest op de Britse tonelen en tijdens Kerstmis in 1859 zette Adelphi het burleske The Nymph of the Lurleyburg op het toneel.

Ook Wallace’s muziek was onbetwistbaar Engels. Als je de partituur van Lurline beluistert, vang je regelmatig de stijl op die Arthur Sullivan later zou parodiëren. Niettemin koos Wallace ervoor om ‘Italiaanse’ recitatieven te gebruiken. Het resultaat was een werk met een aantal langdradige, wijdse passages.

De solo’s en ensemblestukken van Lurline bevatten echter een paar bijzonder aangename stukken, van de sopraansolo ‘Flow on, oh, silver Rhine’ met zijn voor die tijd verplichte coloraturen, tot het zwierige ‘Troubadour Enchanting’ van de contra-alt, de basbalade ‘A father’s love’ en een paar rijkelijk geschreven finales.

Geen van de liederen zouden hapklare hits worden, zoals enkele topnummers die even tevoren bij de Pyne and Harrison Opera succes hadden geboekt, maar in het geheel van de voorstelling waren ze zonder twijfel effectief.

Lurline werd een doorslaand succes, met dank aan het bekende verhaal, de spectaculaire en pittoreske regie en een topcast, met zangers als Louisa Pyne, William Harrison en Charles Santley.

Na een paar seizoenen bij Covent Garden werd het nog vier seizoenen gespeeld bij de Pyne and Harrison Opera, voordat het decennia lang een standaardwerk was in het repertoire van rondreizende operagezelschappen in Groot-Brittannië – soms in een sterk afgeslankte versie, waaruit bijna alle recitatieven verbannen waren. Het werk verdiende zo een plekje in het selecte groepje standaard Britse opera’s uit de negentiende eeuw.

Juweeltje

De Victorian Opera heeft Lurline – klaarblijkelijk in de volledige originele vorm – op een duidelijk hoger niveau opgenomen dan The Maid of Artois. Het orkest en koor leveren onder leiding van Richard Bonynge voortreffelijk werk met de soms nogal strikte muziek van Wallace en halen uitstekend de uitbarstingen en deiningen van de finales, ensembles en interludes naar voren.

De twee hoofdsolisten geven beide een geweldige voorstelling. Sally Silver zingt Lurline met fraaie klank en helderheid. Ze mengt haar melancholie met warmte en gevoel, maakt een juweeltje van het showstuk ‘Flow on, oh, silver Rhine’ en laat zich in de finale onverstoorbaar los op haar coloraturen.

De zachte, pure tenor van Keith Lewis schemert door in Rudolfs barcarolle in de eerste akte en zijn beide sentimentele ballades, maar komt echt op dreef als Wallace hem aan Lurline koppelt en mannelijke passie in hem losmaakt.

Fiona James creëert een mooie, paarsgekleurde, hoewel niet erg contra-alt-achtige ‘andere vrouw’ als Ghiva, David Soar zingt een effectieve maar niet altijd baritonale Rhineberg en de twee niet-echte-buffo’s Donald Maxwell en Roderick Earle vullen hun rollen capabel in. In alle gevallen was het misschien beter geweest om de originele vocale casting aan te houden.

Dit is echter een kleinigheid. De opname van de Victorian Opera (samen met Naxos) is net zo welkom als bloemen die bloeien in de lente. Het is welkom als een historisch document, dat ons in de 21e eeuw in alle volheid en professioneel uitgevoerd een werk laat horen dat nooit in obscuriteit had mogen zinken.

Zie voor meer informatie over de opname de website van Naxos. De Victorian Opera komt binnenkort met een opname van Robin Hood van Macfarren.

Vorig artikel

Tausk debuteert met wankel Verdi-requiem

Volgend artikel

DNO speelt barokopera over Don Quichotte

De auteur

Kurt Gänzl

Kurt Gänzl

2Reacties

  1. Gideon Relyveld
    15 juni 2010 at 06:08

    Dit is Richard Bonynge op zijn allerbest!! Fantastisch dat hij, én natuurlijk alle anderen die aan deze bijzondere CD-productie hebben meegewerkt, het initiatief heeft genomen en zich als pleitbezorger heeft ingezet om dit tot op heden onbekende werk vast te leggen! Een DIJK van een plaatuitgave!! Het is trouwens niet de eerste keer dat Bonynge iets van Wallace heeft opgenomen. Wie tevens kennis zou willen maken met een andere juweel van een opname die Bonynge al in 1965 maakte voor Decca (2 CD’s: 466431-2) met de eveneens door Wallace gecomponeerde ouverture “Maritana”, moet ook hier eens naar gaan luisteren. Ook dit is de enige opname en uitvoering van dit werk, en het bewijst natuurlijk des te meer dat het niet de eerste keer is dat Bonynge alle aandacht heeft geschonken aan dit ten onrechte miskende repertoire. Op diezelfde twee geweldige Decca-CD’s staan ook andere spetterende ouvertures die door anderen nóóit op het repertoire zijn gezet van componisten als Auber, Adam, Boïeldieu, Hérold, Meyerbeer, Rossini, Donizetti, Gounod, Lecocq, e.a. Deze SUPER-CD’s zijn met de nu nieuw verschenen Naxos-uitgave zeer bijzondere parels van de eerste orde en zéér welkom! Voor mij is Richard Bonynge hiermee een HELD en in de beste zin van het woord!

  2. Pieter K. de Haan
    15 juni 2010 at 09:58

    Interessante uitgave van een opera, die niet uit het “slob” maar uit het “slop” gehaald is.