Zeer geslaagde Transformations bij DNOA
Ruim een half jaar na La finta giardiniera kwam ik terug naar Amare om de Dutch National Opera Acadadmy (DNOA) te zien, nu met de onbekende, in Nederland weining opgevoerde, Transformations van Amerikaan Conrad Susa . En het is me weer uitstekend bevallen.
In hoofdzaak is Transformations (1973) een komische, zeer vermakelijke kameropera voor acht zangers. Susa heeft tien gedichten (niet op rijm) van poëte Anne Sexton op muziek gezet, waarin ze op humoristische wijze haar eigen versies geeft van sprookjes van de gebroeders Grimm. In die gedichten scheuren we lekker snel door de sprookjes heen en passeren we veel spitsvondigheden. Zo kookt het bloed van de heks van Hans en Grietje als Coca Cola en is Repelsteeltje die goud fabriceert uit stro eigenlijk net een Fort Knox. De gedichten weten ons voortdurend te verrassen.
Hoewel Sexton in wezen heel dicht bij de originele sprookjes blijft, veel meer dan ik van tevoren had gedacht, heeft zij wel een soort bijbedoeling met ieder sprookje envanaf dat punt wordt het ingewikkeld. Dus hoewel de voorstelling prima weg te kijken is als puur vermaak, kan men ook oneindig de diepte in. Iets wat lastig was voor deze recensent, want ik zie mij voor het dilemma gesteld wat ik precies wil schrijven en wat ik onvermeld zal laten. Ook ingewikkeld: de zangers die de sprookjes uitbeelden, hebben in ieder volgend sprookje weer een andere rol en wisselen dus voortdurend van persoonlijkheid. Dat kun je als toeschouwer prima over je heen laten komen. Maar voor een recensie die goed te volgen is, is dat maar ingewikkeld.
De muziek luistert gelukkig wel lekker weg, en is bedrieglijk eenvoudig. Maar goed beschouwd is deze ook vaak atonaal en zit bomvol eclecticisme (mengen van muziekstijlen die niks met elkaar te maken hebben) en bij nader inzien is deze muziek dus ook bijzonder ingewikkeld. Sam Weller dirigeert het ensemble van uitstekende instrumentalisten meer dan voortreffelijk.
Dicht op de huid
Vanwege de bedrieglijke eenvoud werkt deze opera het best als ‘dicht op de huid’ van de toeschouwers. Dit is geprobeerd te verwezenlijken door een soort eenvoudige circus-opstelling te maken. Er is een zalmroze rond podium waarop ieder sprookje zal plaatsvinden. Maar ook speelt men rond dat podium, bijvoorbeeld als men een verteller is of even niet op is. Daaromheen zit dan publiek en orkest, samen verdeeld in vijf segmenten rond het podium heen waardoor de voorstelling te alle tijden aanvoelt als een kameropera. Dat was een uitstekende keus. (decor ontwerp van Rennik-Jan Neggers en Sanne Oostervink)
Oorspronkelijk spelen de gedichten zich af in een psychiatrische inrichting, voor zover dat belangrijk is, en ook hier heeft men rekening mee gehouden. Zeven zangers zijn als basis gekleed in blauwe blouse en er is een karretje, waardoor de inrichting, voor zover van belang, aanwezig is. Ik schreef al: met dit werk kunt u oneindig de diepte in. Volgende alinea.
De zanger waarmee de opera begint, toch wel de hoofdpersoon van deze opera, is anders gekleed. Zij stelt Anne Sexton voor, in die psychiatrische inrichting dus, en er is gekozen voor rood haar met een donkerrood pak en rode handschoenen (ontworpen door Sanne Oostervink). Uitstekende keus, want voor deze zangeres zijn ook de rollen van heks van Sneeuwwitje, dood in Peetvader Dood, moeder Gothel uit Rapunzel, enzovoort, kortom: de wat naargeestige rollen waarmee Sexton zich lijkt te identificeren. Het laatste gedicht lijkt autobiografisch: in Briar Rose (dat is Doornroosje) verwerkt Sexton een trauma van haar leven. Aha. Dus vandaar die inrichting en die identificatie met buitenstaanders, die niet altijd begrepen worden. U kunt er oneindig de diepte mee in.
De vijf sprookjes voor de pauze
De opera opent met De Gouden Sleutel, nog heel algemeen gelaten door Sexton. Met de mentale sleutel worden de andere sprookjes ons ter beschikking gesteld. Ook ziet Sexton er de sleutel tot ons eigen innerlijke wezen in. We willen onszelf begrijpen en dus gaan we op zoek naar parabelen. Et cetera. Muzikaal was deze passage bijzonder spannend en perfect uitgevoerd. De volgens mij atonale maar prima in het gehoor liggende muziek wordt grotendeels a capella ten gehore gebracht, een hele prestatie van sopraan Hannah Gries. De rol van Sexton en al haar alter ego’s past uitstekend bij haar.
Vervolgens belanden we bij Sneeuwwitje, een lyrische rol van sopraan Thalia Cook-Hansen, die alle prinsessen en dergelijke voor haar rekening moet nemen. Ook prima gecast, al heeft zij op het gebied van toneel niet de grootste uitdaging. Er is ook een hoge tenor (lmari Leisma) en ook daarvan kan gezegd worden dat deze een beetje in de omlijsting is weggezet door Susa en Sexton: vocaal moeilijk, maar qua toneel niet per se veeleisend.
Dat is anders voor de dienaar in de derde vertelling, het onbekende sprookje De Witte Slang. Hier wordt een komische tenor bedoeld, qua toneel heel veeleisend. Wij zien in deze rol een mezzo (hoe dat vocaal geregeld is, is me een raadsel), namelijk Stefanie Bruggeling. Zij is qua toneel uitstekend op dreef. Ze heeft een beweeglijkheid die richting dansen gaat, voor de kleuring van de rollen die voorbijkomen zeer welkom. Later zal Bruggeling nog o.a. Repelsteeltje spelen en de Wonderlijke Speelman.
Over de hele opera gesproken is de regie ook heel fysiek, er zit vaak een belangrijk timings-element in de muziek ten bate van de komedie, en het is natuurlijk heel prettig als regisseur en zangers dat weten te vangen. Chapeau voor regisseur Rennik-Jan Neggers en fysieke dramaturg Tom de Ronde.
Met De Witte Slang wil Sexton iets zeggen over het kunstenaarschap alsmede de bekrompenheid van het huwelijk waar het sprookje mee eindigt. Ondertussen horen we redelijk wilde muziek, afkomstig uit Latijns-Amerika, zo lijkt het. Ja, die slang is een exotisch gerecht uiteraard. (Bij Susa kleurt het orkest vaak tegen, en is lang niet altijd aan het begeleiden.) En dit alles is in roze licht gezet door Jasper Nijholt. Kortom: al het tumult komt prima samen.
IJzeren Hans in het gelijknamige vierde sprookje is voor bariton Wessel Wirken. Hij neemt namelijk de enge mannen voor zijn rekening. De baritonpartij in deze opera is gemeen hoog geschreven. Wirken heeft hier geen moeite mee en klinkt voor mij als tenor. Dit geldt ook voor degene die de enge vrouwen zal spelen, mezzo Femke Hulsman. De partij is soms dusdanig hoog, dat zij klinkt als sopraan (als u het mij vraagt). Andere passages van beide rollen zijn dan weer verrassend laag, niet handig geschreven door Susa, en deze komen wel enigszins in het nauw.
Enfin, IJzeren Hans is een interessant figuur voor Sexton. Want ook hij wordt aangezien als gek, en hij is niet goed (laat mensen en dieren verdwijnen in het bos), maar ook niet slecht (voedt een prins op en laat hem een oorlog winnen). Koren op de molen.
Die prins wordt gespeeld door Marcelo Alexandre, net als enkele andere jeugdige rollen. Qua uiterlijk is Alexandre niet zo logisch (baardje en snorretje), maar hij leeft zich wel goed in en vocaal is het prima gesteld.
De vijf sprookjes na de pauze
Na de pauze opent het met Rapunzel. Het is Sexton te doen om vriendschap tussen twee vrouwen, namelijk moeder Gothel waarmee zij zich identificeert, en Rapunzel, de door haar geadopteerde dochter. Rapunzel is een raar sprookje met allerlei plotwendingen, dat na een lange inleiding in noodvaart er doorheen wordt gejaagd. Wat komisch werkt.
Peetvader Dood is wat kaler gelaten als vertelling. De zangers zitten in een kring en worden één voor één uitgenodigd te participeren. Prima keus, want deze vertelling is moeilijk uit te beelden. In het onbekende sprookje komt net als in IJzeren Hans het slechte personage in een ander daglicht te staan, omdat deze optreedt als opvoeder. Zoals gezegd wordt de Dood hier gepersonifieerd door Sexton (en zij door Gries) en dat is een prima keuze van, ik vermoed, Neggers.
Na dit sprookje dacht het publiek dat het klaar was. Maar zij hadden niet goed geteld.
De Wonderlijke Speelman is kort, krachtig en komisch. Het hele sprookje, een soort parabel over vioolspelen, wordt verteld waarbij het fysieke uitermate belangrijk is. En dit is goed gedaan.
Dan volgt Hans en Grietje waarbij de focus wordt gelegd op de moeder, maar nu op een negatieve manier. Zij wil haar kinderen opeten. Deze rol is dus voor Hulsman. Veelzeggend is dat de moeder het sprookje niet overleeft, zij sterft met de heks.
En dan dus sluitend met Briar Rose, waar Sexton een verstoorde vader-dochter relatie ziet. Het slapen wordt bij haar zelfs een verhaal over incest. Hier kunnen we niet meer om de dubbele bodems heen. Enigszins sober en plechtig eindigt de opera.
Fabian Homburg
De uitstekende bas Fabian Homburg (bas-bariton noemt hij zichzelf) deed ook weer mee. Blijkbaar had La Scala nog niet gebeld. Als bas heb je uiteraard de vaderrollen, de rol van de koning, de rol van de haas et cetera. Een beetje ondankbaar, want allemaal bijrollen. Maar eveneens goed geacteerd en het was geweldig Homburg weer te horen. Hij heeft een uitstekende resonans. Beluister hem in Nederland nu hij nog hier is.
De lengte van deze recensie
Dit is een wat lange recensie, dat geef ik toe, maar Sexton en Susa (die bewust wat Swing met upbeat door deze opera heeft gemixt, met onmisbaar drumstel, dat heb ik nog niet vermeld) hebben het mij niet makkelijk gemaakt.
Op zaterdag 10 februari te zien met bovenstaande cast om 19.30 uur
Op zondag 11 februari om 14.15 uur met de andere cast, waar Bo van der Meulen al iets korts over heeft geschreven.
Verder lezen, luisteren en kijken
Lees hier een interview met regisseur Rennik-Jan Neggers en dirigent Sam Weller