Graupners Dido: droeve kern in bont decor
Hoewel slechts 18 jaar Purcells Dido and Aeneas van Christoph Graupners Dido scheiden, verschillen beide werken als dag en nacht. De eerste is een evergreen, de tweede een curiosum, maar dat minder door gebrek aan kwaliteit dan door algehele verwaarlozing van Duitse barokopera. In 2021 bracht de NTR Zaterdagmatinee al Telemanns Orpheus naar een Nederlands podium en op 24 februari dus Dido, Königin von Carthago. Andrea Marcon raakte op deze levendige middag alle benodigde kleurtoetsen.
Gestaag, maar terecht, schuift de Hamburgse Oper am Gänsemarkt vaker in ons blikveld, een huis voor betalende bezoekers naar Venetiaans model waar ook de piepjonge Händel kort actief was. Christoph Graupner werkte er als twintiger, eerst als klavecinist en van 1707 tot 1709 met zes opera’s. Daarop volgde levenslange dienst bij de landgraaf van Hessen-Darmstadt voor wie hij enige opera’s en liefst 1400 kerkcantates schreef. Hoe zijn theaterader daarin doorstroomde bewees de Matinee al in april*.
Voor zijn debuut zette Graupner een aparte toon met duister aanspoelende strijkersgolven, zaterdag door de slagwerker van orkest La Cetra sinister versterkt. Juno (sopraan Alicia Amo) waarschuwde de slapende Dido, waarmee de laatste godeninterventie met de razendste coloraturen ook meteen voorbij was. De enige (YouTube)-opname had gretige bezoekers slechts deels voorbereid: andere knipkeuzes in de bomvolle partituur voerden Venus, Mercurius en Iris af ten gunste van meer noten voor de geliefden.
Het libretto vult de kern rond vorstin Dido, door vluchtende Trojaanse minnaar Aeneas tot zelfmoord gedreven, aan met twee koppels. Dido’s zus Anna bemint prins Juba, maar houdt diens avances op afstand en prinses Menalippe achtervolgt incognito vorst Hiarbas, die slechts oog heeft voor de hand (en het land!) van Dido. Hoewel het amoureuze sextet in akte 1 (hier septet voor alle castleden) meer verfijnd ‘madrigaalachtig’ had gemogen, ontberen doorsnee barokopera’s zulke fraaie samenzang.
Duitse barok
Behalve in vorm week de Hamburgse opera ook in klank af van buitenlandse voorbeelden, die wel de Italiaanse ariateksten tussen het Duits verklaren. Heerlijk hoe de half verborgen fagotspeelster vrijwel continu meeblies en gelukkig (want het boekje deed me vrezen) ruilden beide hyperactieve hoboïsten enkele keren hun instrument voor oorstrelende fluiten. Samen met opmerkelijke altvioolpartijen en trompetten had dit concert zelfs zang-loos vermaakt. Menig Italiaans barokwerk zou hebben gefaald.
Marcon dirigeerde vanaf het klavecimbel met de zwier die we van zijn Vivaldi-Matinees **kennen. Soms té, zodat Graupners liedachtige lyriek zich niet optimaal ontvouwde. De rappe tempi deden het Duits van bv. Alicia Amo geen goed. Hoewel sprankelend en technisch vaardig gaf ze de substantiële Anna-rol weinig gewicht. Ook Emiliano Gonzalez Toro kon zijn gewone subtiele voordracht lastig kwijt. Voor deze harteloze flierefluitende Aeneas miste de Zwitser zowel het temperament als de machoklank.
Het als vluchtdekmantel dienende feestgedruis in akte 3 viel plots stil bij het spottende ‘Dido, fahre wohl’ van Aeneas en zijn maat Achates (invallende tenor Raphael Höhn). Dit legde hun lafheid bloot, een staaltje theaterinstinct dat ook opdook in de treffende stiltes van Juba’s ‘Mein Herz weicht’. José Antonio López was ondanks zijn kale hoofd, forse postuur en dito basbariton op en top de weifelende minnaar. Heerlijk vulde hij de lange noten van Juba’s lyrische hoogstandjes met smachtend verlangen.
Met veel hellere basbariton en de beste Duitse dictie gaf Andreas Wolf gestalte aan de Numidische koning Hiarbas. Het personage is in dit werk eerder op vrijersvoeten dan een barbaar en blijkt zelfs bereid te sterven in een door Dido bevolen mensenoffer (librettist Heinrich Hinsch wist schijnbaar dat Carthagers dit daadwerkelijk praktiseerden!). Het wat triviale karakter van de betreffende aria en de gehele rol bracht Wolf met aanstekelijke bluf en zelfspot in zowel stem als gebaar over het voetlicht.
Mogelijk gaf Graupner de heren banale trekjes om Dido’s tragiek uit te lichten, of ter compensatie van een ontbrekend hansworst-karakter, zoals in Hamburg gebruikelijk. Dido bleek geen kassucces en in zijn volgende opera kreeg een paljas wederom ruim baan om de adellijke strapatsen te bespotten.
De prille, maar charismatische Zwitserse sopraan Chelsea Zurflüh vertolkte prinses Menalippe. Ze ontplooide een warme gloed in de laagte, geknipt voor dit karakter in mannenvermomming en ik hoor haar graag ooit als bijvoorbeeld Mozarts Cherubino. Haar laatste noten voor de pauze, een in de lucht zwevend ‘viellecht’, maakten nieuwsgierig naar wat die inventieve Graupner nog in petto had.
Aria’s
Centraal stonden uiteraard Dido’s vele aria’s, allen in mineur-toonaarden maar eindeloos gevarieerd. Aanvankelijk als Anna geafficheerd, had de Amerikaanse Robin Johannsen een lastige maar dankbare uitdaging. In haar openingsaria herinnerde de expressie van weemoed en naderend onheil in haar fluwelen sopraan aan Mozarts Konstanze, een rol die ze ooit in ditzelfde Concertgebouw zong.
Dat ze geen match was voor het strijkgeweld in ‘Agitato’, een vroeg voorbeeld van de later zo geliefde scheepstorm-beeldspraak, paste qua karakterisering. Maar Dido’s woede na het verraad, zeker in een gedurfde aria met trompetten en pauken, ontbeerde trots en had iets pathetisch, vooral toen ze de handen op de wangen legde bij overigens zorgvuldig beheerste coloraturen. De Duitse uitspraak klonk oké, maar een heerlijk consonantrijke frase als ‘ein grimmer Strudel schreckt’ mocht meer knetteren.
Twee lange aria’s van verdriet, waar de elders zo kwieke Marcon alle tijd nam, toonden Johannsen op haar best. Ontroerendst was het doodsverlangen in ‘Komm gewünschter Tod’, met verstomde blazers en slechts langgerekte strijkers om de stem te dragen. De Nederlandse concertmeester Eva Saladin soleerde eerder al fraai. maar hier bereikte haar karakteristieke rijke toon een hoogtepunt. Andrea Marcon gaf bij het warme slotapplaus naast Robin Johannsen ook Saladin een dik verdiende knuffel.
Verder lezen, luisteren en kijken
De opname van Dido, Königin von Carthago is in zijn geheel terug te luisteren op NPO Klassiek
*In april 2023 bracht de NTR Zaterdag Matinee vier kantates van Graupner, die samen haast zijn ‘Messiah‘ vormen. Luister hier.
**Andrea Marcon was in topvorm volgens Martin Toet in februari 2023 in Vivaldi’s Giustino.
Eerder deze week deed Monique ten Boske verslag van ‘die andere Dido‘ van Henry Purcell.