Reisopera’s Orphée: intens tot de grens
Klassieker Orphée et Eurydice heeft een gemakzuchtig happy end, vaak een rode lap op een stier voor eigentijdse operamakers. Maar zonder Glucks intenties te miskennen rekte Jennifer Williams de emotionele achtbaan optimaal, met behulp van haar scherpe oor en… een rode lap. Liefde dient bevochten, dat motto verklankten de musici vol overgave, een heroïsche Yaroslav Abaimov voorop.
Opmerkelijk dat de Nederlandse Reisopera na een succesproductie in 2015 weer Glucks opgesierde Franse variant koos en niet de ‘nobele eenvoud’ van de Weense oerversie. Maar het in 1774 verbrede instrumentarium past moderne orkesten beter en wie zou die hemelse fluitsolo willen missen? Nog opmerkelijker dat regisseur Williams zeker zo overtuigde als destijds Floris Visser. Haar geheel andere regieconcept omringde ze als een illusionist met licht, rook en spiegels want ‘van decors houd ik niet’.
Scherp spel
Gelukkig sprak de ouverture in een donker Wilminktheater voor zich. Dirigent Sascha Goetzel lokte scherp spel uit orkest Phion in deze curieus feestelijke noten, met genoeg brutale stuwing om al een glimp op de onderwereld te bieden. Oude instrumenten zijn mij liever in dit repertoire, maar zeker de houtblazers waren de hele avond een genot. Goetzel paarde voortvarende dramatische flair vaak aan kamermuzikale verfijning. Gewaagde vertragingen op sleutelmomenten werkten bijzonder effectief.
In een flits zagen we Eurydice zich de pols doorsnijden, waarmee Williams de mentale gevolgen van de pandemie in herinnering brengt, met name voor kunstenaars. Want Eurydice is hier een muzikante en aan haar gitaar, praktisch het enige moderne rekwisiet, klampte Orphée zich als een relikwie vast. IJle lichtbundels contrasteerden met de haast tastbaar intense tenorstem van Yaroslav Abaimov, door vijf expressieve dansers en het in zwarte winterjassen gehulde koor Consensus Vocalis ondersteund.
Een okergele horizon kondigde L’Amour aan, met recht goddelijk in oplichtende japon (kostuums ontworpen door Sanne Oostervink) verheven boven stervelingen. Lucía Martín Cartón liet een paar stelten haar elegante fluwelige sopraan niet hinderen. Een colbertje was haar curieuze gift voor Orphée die de akte besloot met L’espoir renaît, een Parijse toevoeging die men lang als niet van Gluck zag. Niemand minder dan Dame Janet Baker vond echter cruciaal dat de held zich hier muzikaal bewapent, en in die geest vertolkte Abaimov dit bravourestuk.
Gluck benutte in zijn adaptatie het uitzonderlijke hoge register van ster haute-contre Joseph Legros, die baat had bij de lage stemming destijds. Voor moderne tenoren is de rol haast onbeklimbaar, maar Abaimov gaf echt alles en koerste steeds dapper naar de kopstem, vrijwel zonder trucs als valse lucht of puur falset. De prijs was een soms iets verhard timbre en de allerhoogste noten kwamen niet ongeschonden uit de strijd. Zijn keus voor expressie boven virtuositeit verdient echter alle lof.
Dynamisch muziektheater
De onderwereld in akte twee leek een gevangenis dankzij verticale lijnen, nu concreet, maar door de belichting (van Alex Brok) even irreëel ogend. Zeker in dit tableau kwam de multidisciplinaire insteek volledig tot zijn recht in een dynamisch brok muziektheater. De lijnen weken als een hellemond voor Orphée waarop de Furiedans choreograaf Pim Veulings op z’n best toonde. Als een virus leek de muziek de eerst nog onaangedane dansers te besmetten, met rake uitbeeldingen van pijn en wanhoop als symptomen.
Op de Elysische Velden weliswaar een vloeibare spiegelvloer (decors van Wolf Bittner), zachte wolken en zoet licht, maar geen hemelse rust. De Zalige Geesten hadden bevlekte gewaden, als littekens van aards leed, en toonden weinig sympathie voor nieuwkomer Eurydice die onder een rode sluier aantrad. Lap voor lap werd ze van haar rok in zelfde tint beroofd. Hun zang verrukte wel en waar Consensus Vocalis elders zeker niet tekort kwam aan kracht, traden in deze lyrische passages individuele stemmen delicaat naar voren.
Breekbare frisheid
Kristina Bitenc zong Eurydice in 2015 al, maar twee zwangerschappen kunnen een stem rijpen. Voor mij heeft haar timbre echter nog steeds die breekbare frisheid, met een haast zwevend karakter door een minder prominent borstregister. Het perfecte instrument in dit concept waar de zelfgekozen dood Eurydice niet bevrijdt. In weerwil van de zelfvoldane tekst toonde Bitenc’ eerste aria een palet aan angstkleuren, tot de rode sluier als de rode draad van de avond haar en Orphée ruggelings verenigde.
Voor de slotakte had ontwerper Yoko Seyama haar rechte lijnen omgebogen tot een spinragtunnel met hoopgevende lichtcirkel aan het eind. Williams’ gedetailleerde personenregie correspondeerde hier volledig met de vocale expressie: Abaimov in helder en assertief Frans zijn vrees bedwingend, Bitenc steeds meer toegevend aan vertwijfeling zonder haar muzikale integriteit enig geweld aan te doen. Nog vóór het fatale omkijk-moment sneed ze zich opnieuw de polsen door.
Na zijn prachtig vertolkte ‘tophit’ (‘J’ai peru mon Eurydice’) belette de tussenkomst van Amour Orphée haar te volgen. De hoge hoed van Williams was hiermee niet leeg. Ja, Eurydice kwam tot leven, maar in grauwe jurk en zonder stelten leek de liefdesgod onttoverd. De originele context van het door Gluck als opvulling benutte terzet Tendre Amour betrof argwaan tussen de karakters Paris en Helena, met een machteloze Amor.
Die onzekerheid in de noten haarfijn aanvoelend liet de Amerikaanse regisseur de personages elkaar omcirkelen, ‘wiser and sadder’, zoals het Engelse gezegde luidt. Met het teruggekregen colbertje als steuntje in de rug spoorde Amour Eurydice aan om Orphée eindelijk te omhelzen. Nog één konijn: in het slotkoor keerde Eurydice, nu op stelten en in oplichtende jurk, Orphée kort de rug toe. Ze toonde zich de verpersoonlijking, maar laten we Liefde niet op een te hoog voetstuk zetten, maak ik eruit op.
In de korte entr’actes hoorde ik alom gefluister van ‘mooi hè’, dus de ovatie na afloop verraste niet. Voor allen verdiend ,maar de letterlijk van zweet druipende Abaimov liet de applausmeter het verst uitslaan. Het afgezaagde, maar ware ‘liefde is een werkwoord’ had hij volledig in praktijk gebracht.
Orphée et Eurydice is nog tien keer te zien in theaters in heel Nederland.
Verder kijken, lezen en luisteren
Hier een mini documentaire over Orphée et Eurydice.
Regisseur Jennifer Williams vertelt over haar visie op Orphée et Eurydice
In 2015 regisseerde Floris Visser Orphée et Eurydice bij de Nederlandse Reisopera.
In 2019 zong Yaruslav Abaimov Lenski in de pocket Onjegin van De Nederlandse Reisopera.