Operarecensie

Zuinige Zwitsers gaan los bij Nézet-Séguin

Yannick Nézet-Séguin, chef-dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, liet het publiek in Zürich helemaal losgaan, vrijdagavond 9 juli. De Canadees verzorgde samen met mezzo Anna Caterina Antonacci het philharmonische hoogtepunt van de Zürcher Festspiele 2010, met een verrukkelijk Berlioz-programma.

Yannick Nézet-Séguin kreeg de Zwitsers van hun stoelen (foto: Marco Borggreve).

Voor zó’n moment van philharmonische heerlijkheid zijn eigenlijk geen woorden te vinden: als ik deze overweldigende emoties zou proberen te beschrijven, zou de muziek geen recht worden gedaan. Het zou de overwinning zijn van de taal op de onuitsprekelijke kracht van muziek.

Wat me tot dit punt van extatische bewondering bracht? Het was de combinatie van het talent en van de levenslustige energie die uit de jonge Yannick Nézet-Séguin bruisde, tijdens het concert op 9 juli. Wat hij met het Tonhalle-Orchester bereikte, was voor mij een wonder.

Hij dirigeerde de gehele avond met zijn hart en legde op die manier zo duidelijk als maar kon de revolutionaire aspecten van Hector Berlioz’ muziek bloot, zonder ook maar een seconde de controle te verliezen over de hete muzikale magma die uit het grote orkest vloeide.

In de eerste helft van het concert leidde hij Anna Caterina Antonacci in de liederencyclus ‘Les nuits d’été’. Een hartverwarmende, fascinerende en gepassioneerde vertolking van deze spectaculaire operaliederen. De zangeres en de dirigent ademden samen. Ze hielden een ononderbroken dialoog met elkaar, zonder oogcontact te verliezen.

Het gaf de geweldige Italiaanse mezzo het vertrouwen om zonder remmingen de intimiteit en intensiteit van haar gevoelens te laten zien. Dat ging bovendien gepaard met een volledige controle van haar stem. Geen noot forceerde ze, geen moment overdreef ze. Ze gebruikte elegante gebaren en oprechtheid in haar mimiek. Per slot van rekening stopt een grote operazanger nooit met acteren, ook niet tijdens een concert.

Ik had in juichen uit kunnen barsten aan het einde van zo’n subliem optreden, maar ondanks de schoonheid van dit halfuur lukte het het publiek niet over haar spreekwoordelijke Zwitserse zuinigheid te stappen. Een genereus maar beschaafd applaus kreeg Antonacci voor haar vertolking.

Die zuinigheid werd echter doorbroken na de overdonderende, superspannende vertolking van het ‘drame musicale’ dat volgde, de ‘Symphonie fantastigue – Épisode de la vie d’un artiste’, geschreven in 1830. Nézet-Séguin zou je een schilder kunnen noemen. De beelden en gezichten die Berlioz inspireerden voor deze muziek waren muzikaal voelbaar. De dromen van het eerste deel, het bal in het tweede deel en het bulderende ‘Dies Irae’ dat de ‘songe d’une nuit de sabbat’ besloot: het werd zichtbaar in de klanken die de wonderbaarlijke Canadees tevoorschijn riep.

De cd’s en dvd’s die de dirigent gemaakt heeft, zullen nooit helemaal de emoties van een live-uitvoering kunnen vastleggen. In Nederland heeft men nog steeds de kans het onweerstaanbare talent van Nézet-Séguin te bewonderen, voordat hij in 2012 vertrekt om chef te worden van het Philadelphia Orchestra. Ik moedig een ieder aan om die kans niet te missen.

Zie de persoonlijke website van Yannick Nézet-Séguin voor zijn programma.

Alessandro Anghinoni is correspondent van Place de l’Opera in Berlijn en Zürich. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.

Vorig artikel

Purcells Dido ontmoet hedendaagse muziek

Volgend artikel

Barokopera Amsterdam tourt door Bretagne

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni

5Reacties

  1. Francois
    13 juli 2010 at 09:20

    Mooi om te lezen dat ‘onze’ Yannick van het Rotterdams Philharmonisch het ook op veel andere plekken goed doet. Hij wordt erg geroemd om zijn werk met Franse muziek, maar heeft voor veel andere genres ook de nodige kwaliteiten.
    Interessant ook omdat Yanick qua postuur en stijl zo’n ander beeld neerzet dan de super-erudiete, wat getergde en intellectuele benadering van veel van zijn beroemde collega’s. Hij danst, zingt en zwaait zich door de partituren heen met veel energie en zichtbaar plezier. Heerlijk om naar te kijken.
    Hij begon zijn loopbaan met Bach. Komende april 2011 zijn er weer enkele uitvoeringen van de Mattheus Passion met het Rotterdamse Philharmonisch. Bijna (of helemaal, vinden sommigen) opera, dus als tip wel op zijn plaats hier. Ik zou vast even boeken, het gaat hard met die concerten.

  2. Leen Roetman
    13 juli 2010 at 21:44

    Yannick blijft in ieder geval tot 2015 bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest.
    Ik ben net zo enthousiast over deze dirigent!

  3. diny tecker
    14 juli 2010 at 16:17

    Toch maar even een correctie wat betreft het werk Les Nuits d’Été van Hector Berlioz. Het zijn geen operaliederen, maar orkestliederen, die in 1841 geschreven werden voor stem en piano en in 1856 door de componist werden georkestreerd. Berlioz componeerde drie opera’s en wel Benvenuto Cellini, Les Troyens en Béatrice et Bénédict.

  4. Alessandro
    14 juli 2010 at 16:46

    Thank you diny tecker!!!
    You are right – What I meant to say with “operatic songs”, is that these songs have a distinctive operatic character (compared with Schubert’s).

  5. diny tecker
    15 juli 2010 at 12:19

    De keuze van Berlioz om zijn zes liederen, getiteld “Les Nuits d’Été” te componeren op de hoog-romantische poëzie van Théophile Gautier’s bundel “La Comédie de la Mort”, duidt op de ontstaansperiode van het Franse lied (Mélodie) in de 19e-eeuw. Berlioz was inderdaad een groot bewonderaar van Schuberts Duits-talige liedkunst. Hoewel Berlioz in eerste instantie verschillende stemsoorten voor de zes liederen met pianobegeleiding (niet als cyclus geschreven) in gedachten had, werd de orkestrale bewerking ervan al snel door of een sopraan of een mezzo gezongen. Frans-talige navolgers van Berlioz zijn Fauré, Duparc en Debussy. Bovendien is de invloed van Berlioz’ orkestrale liederen duidelijk te horen in Wagners Wesendonck Lieder en de Vier letzte Lieder van Richard Strauss.
    Dat Berlioz’ liederen een kenmerkend operakarakter hebben ligt naar mijn opvatting “in the ear of the beholder”. Zowel de poëzie van Gautier als de muziek van Berlioz zijn voor mij Mélodies pur sang!