Morsch geeft Schubert-concerten fraai besluit
Het ‘Schubert-minifestival’ van de Robeco Zomerconcerten werd gisteravond (23/7) fraai afgesloten, vooral dankzij bariton André Morsch. Hij zorgde voor momenten van grote schoonheid met zijn intieme, ingetogen zang. Intimiteit waar het sopraan Sophie Bevan aan ontbrak.
Het concert van gisteravond in de Kleine Zaal van het Concertgebouw was het derde en laatste van het ‘Schubert-liederen Minifestival’, een initiatief van pianist Malcolm Martineau en onderdeel van de Robeco Zomerconcerten.
Net als in de voorgaande twee recitals was het de mannelijke solist die voor de schoonste momenten zorgde. André Morsch, een Duitse bariton die deels in Nederland is opgeleid, begon de avond goed, maar zijn verzorgde zang sleepte me niet direct mee. Pas tegen de pauze begon hij verhalen te vertellen, bijvoorbeeld in het vrolijke, uitbundige ‘Seligkeit’.
Na de pauze hoorden we hem echt van zijn, zo neem ik aan, beste kant. In twee opeenvolgende liederen – ‘Am Bach im Frühlinge’ en ‘Das Rosenband’ – creëerde hij met ingetogen, uiterst beheerste stem een sfeer vol rust en kalmte. Het was alsof alle spanning van zijn schouders gleed en de klanken zonder inspannig uit zijn mond stroomden.
Juist door zo subtiel te zingen, werd de Kleine Zaal opeens echt klein, intiem. Het was zo’n moment waarop de omgeving wegvalt en alleen klank en tekst overblijven. Breekbaar als glas, maar juist daardoor zo betoverend.
Later, in ‘Meeres Stille’, wist hij weer die breekbare sfeer op te roepen, en zelfs nog verfijnder. Zo stil als het water waar hij over zong, zo stil werd het in de zaal. Gelukkig telde het lied slechts acht regels, want ik kon geen moment ademhalen.
Als slagroom op de taart gaf hij een luchtige, speelse vertolking van het bekende lied ‘Heidenröslein’. De manier waarop hij in de slotzin (‘Röslein, Röslein, Röslein rot’) zijn kopstem aanwendde, vond ik weergaloos. Een prachtige glimlach aan het einde van een prachtig lied.
Ook de Engelse sopraan Sophie Bevan liet een fantastisch stem horen. De manier waarop ze nu en dan door de zaal resoneerde, masseerde je oren.
Maar het was zo hard. Het zal ongetwijfeld te maken hebben gehad met de hoogte van haar liederen, maar voor mij was haar zang te fors om aan te spreken. Zoals Morsch liet horen, kun je in de intieme setting van een recital pas echt met het publiek communiceren als je je liederen met fluwelen handschoentjes behandelt. Dat zat er bij Bevan helaas niet in. Door haar kracht verloor ze zeggingskracht.
Opvallend dat in alle drie de Schubert-concerten de heer op het toneel de dame in de schaduw zette. Maar in plaats van te sikkeneuren over de casting van de dames, kun je het ook positief bekijken: het minifestival bood de prachtige mogelijkheid om drie geweldige jonge zangers te beluisteren, die deze rustige zomertijd opfleurenden met zang om nog lang van na te genieten.
Wat dat betreft ook een chapeau voor pianist Martineau, als schepper van deze plezierige driedaagse. En dat niet alleen: hij speelde zelf ook subliem. Zeker gisteravond liet hij zien waarom zo’n beetje alle grote zangers voor hem kiezen. Hij begeleidde niet simpelweg, hij zong en ademde ieder woord mee. Een meester in de liedkunst.
De Robeco Zomerconcerten duren nog voort tot eind augustus. Zie voor het volledige programma de websites van het Concertgebouw en de Robeco Zomerconcerten.