Wij houden van Puccini, u ook?
Giacomo Puccini stierf op 29 november 1924 in Brussel, vandaag precies 100 jaar geleden.
Hij is een van de meest geliefde operacomponisten aller tijden. Zijn 100ste sterfdag is daarom aanleiding voor persoonlijke verhalen over de Italiaanse meester. We zouden graag van u, onze lezers, horen wat uw speciale band met Puccini is, of wat zijn opera’s zo bijzonder maakt.
Tussen zijn honderdste sterfdag op 29 november (1924) en zijn geboortedag op 22 december (1858) heeft u 23 dagen de tijd ons uw persoonlijke relaas te sturen. We zullen ze op de website publiceren en onder de inzendingen trekken we een ‘winnaar’ die een Cd-set met de complete opera’s van Puccini zal ontvangen. We hopen van u te horen.
Stuur uw verhaal naar: redactie@operamagazine.nl onder vermelding van Ik hou van Puccini.
Peter ’t Hart start de Puccinimaand.
Als operacomponist neemt Puccini een bijzondere plek in. Vaak aangeduid als “de opvolger van Verdi”, of “de laatste Bel Canto componist”, is Puccini voor mij in de eerste plaats de meester van het Verisme. De eeuwwisseling waarin dit Verisme een spannend experiment was en interessante titels heeft opgeleverd, heeft zijn stempel gedrukt op het oeuvre van Puccini. Duidelijk is hij geen negentiende-eeuwse componist meer, maar volop in de zogenaamde Avant-garde. We horen en zien de vroege twintigste eeuw bij Puccini. Maar ook muzikaal gesproken is het veelzeggend dat hij een tijdgenoot van de Franse impressionisten was: ik bedoel uiteraard Claude Debussy en Maurice Ravel.
Ongeëvenaarde componist
Puccini als Bel Canto componist is niet zo ver gezocht: de melodische lijnen zijn vaak van een bedrieglijke eenvoud. Het gaat om natuurafstanden als kwinten en sexten. Dikwijls vermijdt Puccini ook de grondtoon, waardoor er een soort zweverig gevoel ontstaat. Ritmisch zien we dit ook: Puccini vermijdt vaak de slag op de eerste tel, waardoor de muziek lijkt te gaan zweven. Daarnaast gaat hij uit van een natuurlijk rubato, het versnellen en vertragen: het is vaak colla voce bij Puccini. De maat dreunt lang niet altijd door.
In het orkest gebeurt daarnaast een heleboel bijzonders. Er zijn altijd wel plekken in de opera waar enkele instrumenten een heel autonome rol toebedeeld krijgen. De klankkleuren die Puccini zo weet te bereiken, zijn niet makkelijk te ontleden, zoveel gebeurt er in zijn orkest. Met die drukte van jewelste wordt het voor zangers ook niet makkelijk.
Dit heb ik natuurlijk allemaal zelf mogen ervaren, door mijn bescheiden stappen als operazanger. Wat ik van Puccini heb gezongen, heb ik met piano gedaan. De eerste keer was ‘Ch’ella mi creda‘ uit zijn iets minder bekende, maar nog regelmatig geziene La Fanciulla del West. Die had ik ook opgepakt voor de zangles. Daarna probeerde ik een stukje Rodolfo uit La Bohème, maar gezien Puccini zijn aria’s vaak prachtig inbedt in de compositie, was het doorgecomponeerde karakter voor mij wat lastig om dit hobby-matig door te zetten. Puccini is voor zangers iets unieks. Zijn aria’s voor sopraan en tenor zijn echter wel los te koppelen en bijzonder geliefd als concertstukken, denk alleen maar aan ‘O mio babbino caro ‘’ Vissi d’arte’ en ‘Nessun dorma’.
(Overigens ben ik nu weer met Bohème bezig, omdat ik Marcello zal zingen in een amateur-uitvoering.)
Everybody loves Verisme
Voor mij als literatuurliefhebber is vooral het Verisme in de opera’s van Puccini heel belangrijk. In wezen in het Verisme het antwoord van opera op het Naturalisme, een stroming in literatuur en toneel, waar als eerste de naam Émile Zola wordt genoemd. Toen de hang naar “levensecht” ook doorsijpelde in opera, waren we bij Cavalleria Rusticana van Mascagni (1890) gevolgd door I Pagliacci van Leoncavallo (1892). Puccini was toen al bezig met zijn Manon Lescaut, waarmee hij Massenet naar de kroon stak, die de roman ook al op opera had gezet.
Is Manon Lescaut al enigszins veristisch te noemen, de werken na Manon Lescaut zijn allemaal duidelijk veristisch (La Bohème, Madama Butterfly) of op zijn minst doordrenkt van veristische elementen (Turandot, La Rondine). Goed geënsceneerd zijn de opera’s van Puccini levensecht en dan ook al snel ontzettend spannend. We hebben ook geluk dat vrijwel al deze werken in de operacanon zitten en regelmatig te zien!
Zelfs een komedie als Gianni Schicchi werkt het best als men de veristische kenmerken vooropzet. Deze komedie loopt als een trein: er is in de anderhalf uur geen moment van stilstand, de bekende aria O mio babbino caro is heel natuurlijk ingebed en de opera, onderdeel van Il Trittico, is van begin tot eind doorgecomponeerd. Maar met alle solisten en ononderbroken handeling wel verschrikkelijk lastig te regisseren.
Ik was daarom erg gecharmeerd van de uitvoering van Glyndebourne, in de regie van Annabel Arden uit 2004. Die heb ik dus op Dvd gekocht. Maar ook heb ik andere prachtige Puccini-uitvoeringen op Dvd en in de bioscoop gezien, naast natuurlijk wat ik live heb gezien.
Puccini is voor mij niet weg te denken uit het operalandschap. Hij is springlevend, door het verisme, zijn heel eigen sound en composities waarin zoveel gebeurt dat ze niet van deze aarde lijken te zijn….
I Puccini!
Ch’ella mi creda gezongen door Placido Domingo.
De meest recente recensie van een Puccini opera.