Magnifieke zang in New Mexico’s bergen
Hoog in de bergen van New Mexico zetelt de Santa Fe Opera, een gezelschap dat iedere zomer vijf producties in haar bijzondere theater presenteert. Deze zomer was goed voor een fraaie mix aan titels en erg veel hoogstaande zang. Een verslag van vijf opera-avonden in Santa Fe.
New Mexico is de staat die bekend staat als ‘het land van de betovering’. In dat landschap heeft de Santa Fe Opera een betoverende locatie, hoog in de bergen, met een theater dat aan diverse zijden opengelaten is. De voorstellingen beginnen als de zon zijn roodgoude gloed over de omringende bergen werpt. Bij sommige voorstellingen is ook de achterkant van het toneel opengelaten, zodat de langzaam donker wordende lucht onderdeel van het decor is.
Op deze fraaie locatie voert de Santa Fe Opera iedere zomer vijf producties op, vorig jaar nog onder supervisie van chef-dirigent Edo de Waart, inmiddels onder Frédéric Chaslin.
Madama Butterfly
Op maandag 2 augustus werd Puccini’s Madama Butterfly opgevoerd in een redelijk traditionele productie van Lee Blakeley. Hij vertelde het verhaal in een begrijpelijke manier, al kon je je afvragen waarom Butterfly’s kind aan het einde met het bloederige mes stond te zwaaien.
De rappe tempi van dirigent Antony Walker lieten de spanning geen moment verslappen. De Butterfly (Kelly Kaduce) liet een grote, schitterende stem horen, ondanks haar kleine postuur, en beschikte over een degelijke techniek. Ze bewoog ook gracieus en was zo de perfecte keus voor de rol.
Haar Pinkerton, Brandon Jovanovich, zong met rake, goudgetinte klanken en hij acteerde goed de rol van de ploert die pas aan het einde met berouw vervuld wordt.
James Westman klonk wat droog als Sharpless, maar had goede acteerkwaliteiten. Als Suzuki trakteerde Elizabeth DeShong op chocoladeklanken, terwijl Keith Jameson een zeer volhardende Goro was en Harold Wilson een beangstigende Bonze neerzette.
De kleinere rollen werden goed gezongen en de volledige cast werd beloond met een fors applaus aan het einde van de avond.
Les Contes d’Hoffmann
Een avond later stond Les Contes d’Hoffmann van Jacques Offenbach op het menu, in een nieuwe uitgave van Michael Kaye. Een uitgave met enkele onbekende passages, die door Kaye en de Franse dirigent Antonio DeAlmeida ontdekt werden.
De fantasierijke productie van Christopher Alden, met aantrekkelijke kostuums van Constance Hoffmann, onderstreepte het ‘droomelement’ van de originele verhalen van schrijver E.T.A. Hoffmann.
Hoffmann werd neergezet door de altijd betrouwbare Paul Groves, die zijn robuuste stem zo kleurde dat hij bij iedere situatie paste. Helaas had de sopraan die zijn geliefden zong, Erin Wall, hoorbaar moeite met haar coloraturen.
Kate Lindsey zong de omvangrijke rol van de Nicklausse met een heldere, rijke, lyrische mezzoklank. Haar ‘vioolaria’ was met name indrukwekkend.
Wayne Tigges was een echte slechterik, die zijn rol met scherpe en donkere kleuren zong. En als Andres en Cochenille bleek David Cangelosi niet alleen als zanger, maar ook als acrobaat fascinerend te zijn.
Alle kleine rollen werden net als in Madama Butterfly uitstekend gezongen en het orkest, uitbundig geleid door Stephen Lord, versterkte het blijvende plezier van de muziek van de Franse componist.
Namen om te onthouden: Alek Shrader, Kate Lindsey, Erin Morley
Albert Herring
De woensdagavond bracht wat komische afwisseling met Benjamin Brittens Albert Herring, een werk vol vaart en slimme grappen. In de cast waren onder andere de heerlijk grote stem van Christine Brewer als de dramtische Lady Billows en de stevige mezzo van Jill Groves als haar roddelende huishoudster Florence te horen. Voor hen was Britten een amuserende afwisseling van Wagner en Strauss, maar het kleine orkest kon onder leiding van Sir Andrew Davis niet veel begeleiding bieden.
Alek Shrader was een klinkende Albert. Hij speelde zijn rol bovendien tot in de kleinste details overtuigend. Een jonge tenor om in de gaten te houden. De acteerprijs ging echter naar zijn ‘moeder’, Judith Christin. Zij was bijzonder grappig, op het hysterische af, toen haar zoon vermist werd.
Celena Shafer zong de rol van Miss Wordsworth met onberispelijke, zilverkleurige coloraturen en in de rest van de cast zongen tal van solisten die veel bijdroegen aan de kwaliteit van de voorstelling, zoals Jonathan Mitchie, Mark Schowalter, Dale Travis, Joshua Hopkins, Jamie-Rose Guarrine en Kate Lindsey.
Die Zauberflöte
De donderdagavond werd ingevuld met Mozarts Die Zauberflöte. Dirigent Lawrence Renes gaf een levendige, pikante interpretatie van de partituur, die met gemak de aandacht van het publiek vasthield.
Regisseur Tim Albery en ontwerper Tobias Hoheisel typeerden de karakters door hun kostuums. Het was ongebruikelijk, maar werkte dankzij de buitengewoon getalenteerde cast.
Charles Castronovo was een vlekkeloze Tamino en zong met geweldige vocale intelligentie, terwijl Ekaterina Siurina (zijn echtgenoot in het buitentoneelse leven) de rol van Pamina zong met eindeloze stromen van heerlijke klanken.
Als de drie dames werden de mezzo’s Audrey Walstrom en Renée Tatum sterk geleid door de sprankelende sopraan Rachel Willis-Sorensen. Joshua Hopkins was een verrukkelijke Papageno, met een rondzingende bariton. Zijn Papagena was de liefelijke Jamie-Rose Guarrine.
Voor mij was de meest plezierige verrassing van de avond Erin Morley, die met gemak de duivelse coloraturen van de Koningin van de Nacht trotseerde. De fraaie jonge artieste zong iedere noot duidelijk en helder.
Haar aartsvijand Sarastro werd met kracht en passie neergezet door de meesterlijke bas Andrea Silvestrelli. Timothy Oliver was verder een amuserende Monostatos, Dale Travis een vloeiende verteller en Jason Slayden een sonore priester.
Door de hoge kwaliteit van de cast barstte het publiek na de laatste noot uit in een donderend applaus.
Life is a Dream
De laatste van de vijf producties was de wereldpremière van Lewis Spratlans Life is a Dream. Het werkelijk prachtige libretto van James Maraniss, gebaseerd op La Vida es Sueno van Pedro Calderón de la Barca, was balsem voor de oren. Dirigent Leonard Slatkin maakte de atonale partituur toegankelijk en regisseur Kevin Newburry zette het verhaal duidelijk neer.
De hoekige vocale lijnen waren niet gemakkelijk om te zingen, maar Roger Honeywell (Segismondo) en Ellie Dehn (Rosaura) behandelden ze met veel sier. James Maddalena was een krachtige Clotaldo en Keith Jameson een interessante Jester.
John Cheek had wat last van overenthousiast vibrato in de rol van koning Basilio, maar Carin Gilfry en Craig Verm waren heerlijk vloeiend als zijn nicht en neef.
Al met al was het gehele Santa Fe-programma inspirerend, met de variëteit aan producties en de grote hoeveelheid magnifieke zang. Wat kan er betoverender zijn dan de fraaiste vocale muziek te horen in zo’n schitterende natuurlijke setting?
Zie voor meer informatie de website van de Santa Fe Opera.
Maria Nockin doet regelmatig verslag van interessante producties van operahuizen rond de westkust van de Verenigde Staten. Nockin, geboren in New York City, studeerde zang en werkte onder meer bij het Metropolitan Opera Guild en als docent in Brooklyn en Long Island. Inmiddels woont ze op een ‘ranchito’ in Zuid-Arizona.