Operarecensie

Drie countertenoren: een mager geluid

Drie countertenoren in één concert: een unieke gebeurtenis. Althans, zo luidde de met superlatieven doorspekte aankondiging. Naar mijn beleving werd er echter maar weinig van waargemaakt, gisteravond in het Concertgebouw. Alleen Brian Asawa presteerde behoorlijk.

V.l.n.r. Robert Crowe, Brian Asawa en Derek Lee Ragin.

De Amerikaanse, vooraanstaande countertenoren Brian Asawa, Derek Lee Ragin en Robert Crowe sloegen gisteravond de stemmen ineen voor wat ‘een unieke samenwerking’ beloofde te worden. Onder de titel ‘Appassionati di Musica Barocca’ en onder begeleiding van Concerto d’Amsterdam voerde het trio werken uit van Purcell, Händel, Porpora, Vivaldi en Graun.

Uniek was het zeker. Zo vaak hoor je niet drie ‘exemplaren’ van dit bijzondere stemtype samen in één concert. Zeg maar gerust zelden.

En dat niet alleen: gezien hun cv’s zouden de zangers ook goed moeten zijn voor een staaltje hoogstaande barokzang. Wat mag je anders verwachten van ‘de belangrijkste countertenor ter wereld’, ‘één van de meest vooraanstaande zangers van nu’ en ‘een mannelijke sopraan met verbijsterende gaven’?

Helaas. De vele lege stoelen die je bij binnenkomst aangaapten, bleken achteraf (jammer genoeg) een voorbode te zijn geweest voor de hele avond.

Om met de ‘verbijsterende gaven’ van de mannelijke sopraan Robert Crowe te beginnen: zijn stem was zeker bijzonder, zo puur vrouwelijk als hij klonk. Maar met dat originele instrument en zijn grote bereik ging hij weinig fijngevoelig om. Misschien is het een kwestie van smaak, maar zijn overdreven grote verschillen in dynamiek en de felle, bijna blaffende uithalen die daar het resultaat van waren, spraken mij allerminst aan. Alleen in Händels ‘Ombra mai fu’ kwam hij met een paar pure, lange noten sterk op mij over.

Derek Lee Ragin gaf een opvallend onopvallend optreden. Zijn kleine, hese stemmetje bereikte amper het einde van de zaal. Slechts af en toe was een glimp te horen van zijn uiterst rijke counter en zijn elegante, bijzondere stijl. Wat bleek dan ook: de Amerikaan was flink ziek.

Onbegrijpelijk dat ik dat achteraf van iemand moest vernemen en dat het niet even voor het concert aan het publiek was meegedeeld. Niet dat het daar mooier door geklonken had, maar het had zijn ondermaatse prestatie in elk geval in perspectief gezet. Zonder die kennis bracht hij het er slecht vanaf.

Wie restte, was Brian Asawa. Voor mij was hij de enige die liet horen hoe mooi een countertenor kan zijn. Hij combineerde als het ware de krachtige klank van Crowe met de stijlvolle frasering van Derek Lee Ragin, en voegde daar nog een flinke portie zangvreugd aan toe.

In de Händel-aria ‘Dove sei, amato bene?’ trok hij bijvoorbeeld prachtige, sierlijke lijnen boven de warme, treurende klanken van het ensemble. En op eenzelfde manier maakte hij de treurnis in het duet ‘Son nata a lagrimar’ uit Giulio Cesare hoor- en voelbaar. Crowe liet zich in dat duet bovendien veel subtieler horen, waardoor hun klanken mooi mengden en hun frases naadloos op elkaar aansloten.

Ook uit de koker van Concerto d’Amsterdam, geleid door de enthousiaste violiste Elizabeth Wallfisch, kwam het nodige fraais (van ‘zuchtende’ passages in trieste aria’s tot pittig strijkwerk in met name de werken van Vivaldi), maar dat kon niet verhelpen dat ik met onvervulde verwachtingen huiswaarts keerde. Meer dan een mager geluid konden de drie countertenoren deze avond samen niet produceren.

Vorig artikel

10 x 2 vrijkaarten voor jubileumconcert OSN

Volgend artikel

Damrau als Gilda: dat moet je zien

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. 4 november 2010 at 17:12

    Beste Jordi Kooiman,
    Ik citeer uw recensies regelmatig op mijn blog Alles over Kunst (www.allesoverkunst.nl). Ik geef daarbij ook een indicatie aan van uw waardering, om trends te kunnen vaststellen. Hoop dat dat oké is. Wilt u de cijfers aanpassen, dan hoor ik dat graag.
    Met dank en vriendelijke groet,
    Richard Stuivenberg