Opera op het Rotterdamse Filmfestival 2011
Film en opera hebben vele raakvlakken. Tijdens het Internationaal Filmfestival Rotterdam, dat afgelopen zaterdag werd afgesloten, was dat op vele wijzen te merken. François belicht enkele interessante films van het festival waarin opera een rol speelde.
De recente aanstelling van Wim Wenders als regisseur voor de jubileumproductie van Der Ring des Nibelungen in Bayreuth, gepland voor de zomer van 2013, toont weer eens aan hoe dicht opera en film bij elkaar liggen. Want ook filmmaker Patrice Chereau deed die regie al eens en cineast Lars von Trier deed het bijna, in 2006.
In veel films komen muziek en verwijzingen naar opera’s voor. Andersom worden in operaproducties soms filmtechnieken gebruikt om de enscenering compleet te maken, zoals vorig jaar in A Dog’s Heart van De Nederlandse Opera, waar het gebruik van een half-transparant tussendoek de voorstelling een zeer filmisch effect gaf.
Ik durf de stelling wel aan dat de jaren-tachtigfilm Diva van Jacques Beineix een grote rol heeft gespeeld bij het bekender worden van de opera La Wally. En waarschijnlijk heeft de liefde voor opera van de jonge postbode Jules in die film meer mensen geïnspireerd tot interesse in de kunstvorm.
Denk ook aan de Theo & Thea-bioscoopfilm, waarin Marco Bakker een glansrol speelde. Een verkenning van de relatie film-opera zou niet compleet zijn zonder die titel te noemen.
Het International Filmfestival Rotterdam, dat afgelopen zaterdag werd afgesloten, legde in de programmering hier en daar ook verbindingen tussen film en opera. Regisseur, kunstenaar, componist en filmmaker Lech Majewski kwam bijvoorbeeld naar Rotterdam om zijn nieuwe productie The Mill and the Cross in Europese première te zien gaan. Hij regisseerde in het verleden een Carmen-productie in Vilnius en won een prijs met zijn eigen opera Pokoj Saren.
Majewski is zo’n voorbeeld van een kunstenaar die moeiteloos beeld, geluid, tekst en muziek met elkaar verbindt en daarin mooie combinaties creëert. Zijn nieuwe film, over een schilderij van Breughel, is overigens een technisch en artistiek meesterstuk.
Madama Butterfly
Een veteraan van de moderne cinema is Tonino De Bernardi. Gevraagd naar zijn positie in de filmwereld zegt de 74-jarige musicoloog: ‘First I was underground, then experimental and now… I don’t know’.
In zijn nieuwe film Butterfly L’Attesa geeft hij een zeer eigen interpretatie van de opera Madama Butterfly van Puccini. Hij filmde in en rond zijn eigen huis in de Piemonte. Terwijl het leven in het kleine dorpje schijnbaar gewoon doorgaat, voeren acteurs de opera zwijgend op.
Alleen de aria ‘Un bel dì vedremo’ klinkt steeds opnieuw, als een muzikale rode draad. De zwijgende acteurs, de lange betekenisvolle blikken en steeds weer die piano en die aria geven een vervreemdend effect.
Of het de oude regisseur gelukt is om – zoals de beschrijving van de film belooft – een nieuw licht te werpen op de figuur van Madama Butterfly, durf ik niet te zeggen. Het is in elk geval geen één-op-éénverfilming van de oorspronkelijke opera, maar een interessante, eigenzinnige film.
Parsifal
Een soundtrack met opera, dat is al heel vaak gedaan. Toch is de keuze van de nog piepjonge regisseur Xavier Nolan (1989) opmerkelijk. In zijn nieuwe film Les amours imaginaires is iedereen verliefd op hoofdfiguur Nicolas, die de looks, stijl en geheimzinnigheid heeft van een verlosser.
Het kan daarom geen toeval zijn dat Nolan onder de scène tussen Nicolas en Francis (één van de verliefden) de muziek uit Wagners Parsifal monteerde. Nicolas, naar wiens aandacht wordt gehunkerd door zowel Marie als Francis, is in de film een echte ‘töriger Reiner’, een ‘reine dwaas’ zoals Parsifal in de opera van Wagner genoemd wordt.
Wie overigens veel Wagner hoopt te horen in deze film, die groot wordt uitgebracht in de Nederlandse bioscopen, moet bedenken dat de meeste muziek van Dalida afkomstig is. Haar ‘Bang Bang’ is een zeer aanwezig ‘Leitmotiv’ in de film.
Callas
Veel Maria Callas, veel opera, een grote scène uit Rigoletto: het zit allemaal in Eika Katappa. De film uit 1969 was op het festival te zien als eerbetoon aan de vorig jaar overleden regisseur Werner Schroeter. Meer dan tweeëneenhalf uur camp, kunst en echt drama, en héél erg jaren ’60.
Zoals gebruikelijk in die tijd en in de avant-gardefilmwereld van toen spot Schroeter met alle wetten van de logica. Hij laat willekeurige muziek starten en weer ophouden en snijdt middenin een aria van Callas moeiteloos naar een deel zonder geluid. Alles kan en alles heeft betekenis, die de kijker overigens zelf moet zien te construeren.
Pure ‘opera-blasfemie’ pleegt Schroeter als hij onder een foto van Maria Callas muziek van Caterina Valente zet. Een groot tikje gedateerd inmiddels, maar gerestaureerd door het Filmmuseum en dus beschikbaar voor de komende jaren.
Of er nog meer opera-elementen op het afgelopen Rotterdamse filmfestival te beleven waren? Vast wel, maar zelfs met dertig films heb ik nog maar een fractie van het reusachtige aanbod gezien. Ga vooral zelf kijken, over een jaar. Op 25 januari 2012 begint de 41e versie van het festival.