Mozart in Lyon: breakdancers voor de deur
De maand maart is de maand Mozart in Lyon. De ‘opéra’ aldaar wijdt een festival aan het wonderkind met producties van al zijn Da Ponte-titels. Op woensdag: Le nozze di Figaro. Een wisselvallige voorstelling die het vooral moet hebben van een herentrio: de bekwame Figaro, de knappe graaf en de geinige Cherubino.
Voordat ik over Figaro begin: ik heb gisteren een aantal verrassende ontdekkingen gedaan. Allereerst blijkt er in Lyon niet bezuinigd te worden op opera. Wel op cultuur in het algemeen, maar niet op de ‘koningin van het theater’. Als je bedenkt dat opera één van de duurste kunstvormen is, is dat zeer opvallend.
Verder ontdekte ik bij nadere inspectie dat het operahuis in Lyon meer pracht bevat dan ik dacht. Het glazen gewelf dat het gebouw kroont, en dat een paar kilometer verderop nog zichtbaar is, blijkt gevuld te zijn met voornamelijk kantoorruimtes. Ik kan slechtere plekken verzinnen om te werken…
In de absolute nok van het gebouw zit een balletstudio. Een weergaloze zaal die geheel omringd wordt door glaswerk, waardoor je uitzicht hebt over een groot part van Lyon. Mijn kennis van de balletwereld is beneden nul, maar dit moet toch haast wel één van de fraaiste repetitieruimtes in de wereld zijn.
Een stuk of twaalf verdiepingen lager – op de begane grond dus – stond me vlak voor Figaro nog een verrassing te wachten: breakdancers voor de deur. Dinsdag had ik ze in mijn Così-fixatie gemist, nu waren ze met zovelen dat je moeilijk aan ze voorbij kon lopen. Om het hoekje stonden ze hun spieren op te rekken, waarna ze met doppen in hun oren voor de hoofdingang hun kunsten vertoonden.
De breakdancers zijn één van de manieren waarop het operahuis een open en toegankelijk imago probeert uit te stralen. Opera is leuk, opera is hip, opera is jong, dus kom vooral binnen.
Het operahuis paart dergelijke in het oog springende activiteiten aan een intensief educatieprogramma en veel aandacht voor jong publiek in de programmering. Zelfs bij de aankleding van de stewards is er aan de jeugd gedacht. Ze lopen rond in modieuze broeken en dragen shirts met rugnummers en namen van componisten of musici.
En het wérkt. Dat mag de verrassendste ontdekking heten. Maar liefst 25 procent van de operabezoekers is onder de 25 jaar. Dat is geen schatting, maar gebaseerd op harde kaartverkoopcijfers. Bovendien is iets meer dan de helft van de jaarlijkse bezoekers onder de 45 jaar. Ongekende scores in grijs operaland.
Washington
Ook in de ensceneringen jaagt Lyon dat moderne, hedendaagse imago na. Le nozze di Figaro is daar een schoolvoorbeeld van. Adrian Noble, die de gehele Da Ponte-trilogie voor Lyon heeft geregisseerd, heeft Mozarts meesterwerk in het betere milieu van Washington geplaatst. Het ziet eruit als een verhaal dat zo uit het heden geplukt is.
De link met Washington vind ik echter vrij zwak uitgewerkt. Bij tijd en wijle is er iets van te merken, maar voor het grootste deel is het simpelweg een Figaro in moderne kostuums en met nogal rommelige decors.
Het grootste manco vind ik daarbij dat de gezagsverhoudingen tussen de personages bij Noble vervlakken – iets wat volgens mij al snel gebeurt in moderne varianten van deze opera. En zonder die gezagsverhoudingen gaat er veel spanning en betekenis verloren.
Gedurende de derde akte komt het verhaal gelukkig beter op de rails te staan en de strakke, grappige vierde akte maakt veel goed, niet in het minst door het schitterende tuindecor van Tom Pye.
De muziek schommelt met de regie mee in niveau. Aan de ene kant gunt Stefano Montanari de zangers maar weinig rust, zodat ze hun kunnen telkens niet ten volle kunnen tonen en de ensemblestukken slordig verlopen. Aan de andere kant geeft de maestro in de derde en vierde akte een zeer genuanceerde, transparante interpretatie van de partituur. Orkestraal zit het dus wel snor, maar de Italiaan zou zich mijns inziens wel wat meer in dienst van de zangers mogen stellen.
Ook in de cast is het wisselvalligheid troef. Helena Juntunen is volgens mij te licht gecast als gravin. Met haar vlug vibrerende stem en meisjesachtige acteerwerk onderscheidt ze zich niet van Susanna.
Susanna wordt gezongen door Valentina Farcas, een bekend gezicht in Amsterdam (Die Fledermaus, L’elisir d’amore). Ze geeft een prima vertolking, hoewel ook niet meer dan dat, want haar vederlichte stem kent zijn grenzen.
Het moois moet zo vooral van de heren komen. Rudolf Rosen zingt knap de rol van graaf en Vito Priante is een alleraardigste Figaro. Een dag eerder zong hij nog Guglielmo in Così fan tutte, maar daar is weinig van te merken. Figaro lijkt hem ook beter te liggen. Zijn stem klinkt soepel en stoer en hij zingt zeer tekstbewust. De vocale pijler onder de voorstelling.
De publiekslieveling blijkt echter Cherubino te zijn, gezongen door Tove Dahlberg (dinsdag nog Dorabella in Così). Ik vind haar zang te gespannen en zwaar, maar de overdreven jongensachtige bewegingen waarmee ze het ventje speelt, zijn zeer geslaagd.
Lof ook voor Elena Galitskaya, die het kleine rolletje van Barbarina net zo overtuigend brengt als haar Despina in Così fan tutte. De Russische sopraan is vanavond wederom te zien, dan als Zerlina in Don Giovanni – haar derde voorstelling op rij. Wordt vervolgd.
Lees ook deel één van het verslag uit Lyon: Mozart in Lyon: een Californische Così.
Zie voor meer informatie over het Mozart Festival de website van de Opéra de Lyon.