Achtergrond

Hoofdredactioneel: Darmsnaren

In de forumpraat na The Enchanted Island werd door enkele barokkers aangestipt dat de New Yorkse orkestleden vast geen darmsnaren over hun kammen gespannen hadden. Een typisch commentaar van voorvechters van de ‘authentieke uitvoeringspraktijk’. Mijn vraag: moeten we ons dáár nu druk over maken?

Darmsnaren, waar hebben we het dan over? Vroeger was het de enige snaar die gebruikt werd. Gemaakt van schapendarmen, mooi van toon, maar nogal gevoelig voor temperatuur en vocht.

Op moderne instrumenten wordt de darmsnaar – naast snaren van staal en kunststof – ook nog gebruikt, maar dan omwonden met fijn metaal. Op een barokinstrument is dat taboe: daar horen enkel onomwonden darmsnaren thuis.

Sinds de ‘authentieke uitvoeringspraktijk’ in de jaren zestig van de vorige eeuw zijn opmars begon, is het steeds gebruikelijker geworden om voor barokconcerten weer schapendarmen in te schakelen. En inmiddels is het voor vele uitvoerenden én liefhebbers een absolute must.

Die snaren zijn natuurlijk slechts een voorbeeld. Het gaat om de algehele gedachte dat muziekstukken met een historisch verantwoorde instrumentatie en speelwijze uitgevoerd behoren te worden.

Het is een wat gekke gedachte, dunkt me. Als er beter materiaal tot je beschikkingt staat, waarom zou je dat dan niet gebruiken? We gebruiken toch ook niet meer de vliegmachine van Charles Didelot om ballerina’s op hun tenen te laten dansen? Of als je helemaal authentiek zou willen zijn: schoenen met hakken, zoals de eerste vrouwelijke ballerina’s aan het hof van Lodewijk XIV?

Maar goed, er is uiteraard niets op tegen om authenticiteit te betrachten. Over smaak valt immers niet te twisten. Daar zit ‘m echter de kneep: is er nog wel ruimte voor verschillende smaken op dit punt? Het motto lijkt eerder: over déze smaak valt niet te twisten.

Het doet me denken aan een interview dat ik had met Thomas Hampson, zo’n twee jaar geleden. Hij vertelde hoe hij eens na het zingen van een barokrol ergens in Engeland verketterd werd vanwege zijn interpretatie, die kennelijk niet authentiek genoeg was. Voor hem was het de punt achter zijn barokoptredens.

Jammer. Voor Hampson, maar vooral voor het publiek. Jammer dat mensen zich de smaak laten dicteren door musicologische opvattingen. Jammer, want het tast je oren aan. Zonder de historische notie dat vibrato ‘niet mag’ in barokmuziek had je misschien heerlijk zitten genieten van die sierlijk trillende strijkerssectie in een stuk van Händel of Vivaldi. Nu zit je meewarig je hoofd te schudden. ‘Dat kan zo toch niet.’

Wordt het muziekleven niet veel plezieriger als we weer gewoon gaan luisteren met onze oren? En elkaar niet voorschrijven wat we mooi mogen vinden, maar dat gewoon lekker zelf bepalen? Dat geldt voor authentiekelingen, maar net zo goed voor ‘zo zing je Wagner niet’-adepten en ‘liederen horen zo’-fanaten. Al die rigide standaarden bederven het onbevangen luisteren.

Een authentieke uitvoering kun je fantastisch mooi vinden. Maar vind het dan wel mooi om de juiste redenen. Niet om de muziektheorie die in je oren geïnjecteerd zit.

Volgens mij heeft het een zeer ontspannend effect. Dan kan ik tenminste zonder me te schamen zeggen dat ik dit gewoon een heerlijke uitvoering van Bachs ‘Air on the G String’ vind:

Vorig artikel

Trailers: Veel opera bij Arthaus en C Major

Volgend artikel

Utrechts Conservatorium brengt Lully-opera

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

6Reacties

  1. 24 januari 2012 at 18:50

    Jordi,

    Ik heb nog even de reacties doorgelezen op de recensie van The enchanted island, maar de enige die repte over darmsnaren is uw eigen recensent Basia Jaworski.
    ‘In het Concertgebouw is elke noot van Mozart en Beethoven een leugen,’ is een uitspraak van Frans Brüggen en hij bedoelt natuurlijk de traditionele uitvoeringspraktijk. Zo ver wil ik niet gaan!
    Uitgangspunt moet blijven dat er zoveel mogelijk gemusiceerd moet worden in de context van de tijd waarin de componist leefde. Uit respect voor de componist.
    Gelukkig is de tijd voorbij dat authentiek muziek maken levenloos muziek maken betekende. Ook bij historisch verantwoorde ensembles doen traditionele musici mee. Denk aan Placido Domingo (afgelopen zaterdag), Rolando Villazón (bij Le Concert D’Astrée)en Joan Sutherland (bij Hogwood). Geniet u vooral van Bach’s air op elektrische gitaar. Zelf geniet ik zeer van Rameau’s klavecimbelmuziek op koperblaasinstrumenten (Caléfax). Wat de oude-muziek-puristen daarvan vinden, zal me eerlijk gezegd een worst zijn.

  2. Basia Jaworski
    24 januari 2012 at 19:56

    Beste jj – ik reageerde op je recensie, waarin jij het over darmsnaren (overigens – wat zegt de Dierenpartij hierover? :-)) repte. Daar stond iets van (ik citeer uit mijn hoofd): ik betwijfel het of de violen met darmsnaren waren bespannen en – zag ik niet de violistenhanden trillen?
    Je blog heb je inmiddels _behoorlijk_ aangepast, dus er is niets meer van terug te vinden, maar geloof mij – ik zou er zelf nooit over beginnen. Waarom zou ik? Het deed er toch echt niet toe? Mijn reactie was een antwoord op al je beweringen op je blog.

    Overigens: ik heet Basia Jaworski en dat mag iedereen weten.
    Waar staat “jj” voor?

  3. 24 januari 2012 at 20:49

    Basia,

    Je vergist je. Ik heb alleen maar geschreven dat het orkest speelde op moderne instrumenten. Kijk eens in de recensie van Francois van de Anker: ‘Geen darmsnaar te bekennen waarschijnlijk, en op de beelden van de ouverture zag ik verdacht veel strijkershanden trillen. Niet helemaal comme il faut.’ De opmerkingen over dramsnaren zijn dus van Francois!
    De tekst op mijn blog heb ik alleen maar aangepast naar aanleiding van jouw terechte opmerking dat de teksten niet vertaald waren.
    JJ staat voor Josephus Jacobus.

  4. Basia Jaworski
    24 januari 2012 at 21:19

    jj – je hebt gelijk, mijn excuses daarvoor.
    Op bepaalde moment weet je werkelijk niet meer wat en waar je iets gelezen hebt.
    In ieder geval was ik het niet die over de darmsnaren begon 🙂

    Frans Bruggen ging rustig Beethoven’s en Mozart’s en zelfs Verdi’s (ik verzin het niet, hoor!) dirigeren. En dat ook nog eens met “gewone” orkesten. Hij klom ook ooit op de bok bij de Nederlandse Opera, wat in een absolute disaster resulteerde.

    Ik heb een gruwelijke pesthekel aan hokjes en laden met namen daarop. Van mij mag heel erg veel, mits het vakkundig gebeurt.
    Dus: Bach op synthesizer (wie kan zich nog Wendy Carlos herinneren?) – ja, Bach op saxofoon – ja, maar Bach door Gordon (hier verzin ik maar wat) als achtergrond muziek – nee.

    Domingo die barok zingt – ja. Jessye Norman die jazz zingt (ik heb het over NU) – nee.

    Maar goed, over smaak valt (gelukkig!) niet te twisten.
    Ik ben de God in ieder geval dankbaar dat de “barokke schoonheidscomissie” ter ziele is gegaan en dat wij weer van muziek kunnen houden.

    En nu maar tot de clou: mee eens? Mee oneens met het redactioneel?

  5. Leen Roetman
    24 januari 2012 at 23:03

    Voor sommigen is het luisteren naar muziek een intellectuele exercitie. Voor mij een emotionele.
    Gelukkig heb ik weinig tot geen kennis van muziektheorie en kan ik alleen op mijn oren afgaan.
    Ik heb zelf een voorkeur voor de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk en dat hoeft niet perse met period instruments. De ene avond hoorde ik Beethoven 3 met Yannick & het RphO en de volgende avond Brüggen & zijn orkest van de 18e eeuw. Allebei erg de moeite waard, maar vond Bruggen toch prettiger, helderder, transparanter. Daarentegen vond ik zijn 5e en 6e weer erg iel, maar bij Yannick & RphO (eerder het jaar) geweldig dramatisch en meeslepend. Het verschil wordt m.i. meer gemaakt door de dirigent en diens affiniteit met het muziekstuk, en ook of die dirigent en orkest die avond in vorm zijn. En hoe ik er zelf bij zit. Muziek kent geen universele waarheid. Gelukkig maar.

  6. GerardDelft
    26 januari 2012 at 22:51

    Als je van de muziek van de Beatles of Abba een partituur zou maken, en je zou het aan iemand geven die die muziek nog nooit heeft gehoord, hoe authentiek zou dat dan klinken?