Hoofdredactioneel: Programmeringen
Je zult maar verantwoordelijk zijn voor de programmering van een operahuis. Eigenlijk kun je het nooit goed doen. Altijd is er wel een part van de doelgroep ontevreden. De Nederlandse Opera brengt het er voor een productiehuis goed vanaf, vind ik. Ook weer in 2012/2013.
Een repertoirehuis rouleert zijn producties en kan zo vele operatitels in één seizoen op het toneel zetten. Het heeft z’n voordelen. Met zo’n breed programma zit er altijd wel iets tussen wat je blieft en je kunt vaak in één week verschillende opera’s bezoeken.
De praktijk leert wel dat zo’n repertoirehuis vaak de nodige uitgekauwde klassiekers laat rouleren. Telkens zie je er weer dezelfde Traviata, Bohème, Zauberflöte, Figaro, enzovoort. Bovendien is de voorbereidingstijd in zo’n systeem kort, wat de kwaliteit niet altijd ten goede zal komen.
De Nederlandse Opera (DNO) is een productiehuis, wat betekent dat het zijn producties één voor één brengt. Meer dan twaalf titels en een kinderproductie kon het Amsterdamse gezelschap afgelopen donderdag dan ook niet presenteren voor seizoen 2012/2013.
Met maar twaalf kaarten te spelen, is het deksels lastig het iedereen naar de zin te maken. Zeg gerust een onmogelijkheid. In het nieuwe seizoen zijn bijvoorbeeld de barokfanaten de klos. Er is geen titel uit hun favoriete tijdvak geprogrammeerd. Ook Puccini-liefhebbers, belcanto-fans en Wagner-haters zullen niet heel blij worden van de plannen van DNO.
De vraag is hoe eerlijk het is om van een operahuis te verwachten dat het alle doelgroepen bedient. Naast een divers publiek spelen er op de achtergrond allerlei factoren mee die hun stempel op een programmering drukken. Denk aan jubileumjaren rond Wagner, Verdi en Britten. Daar moet je toch wat mee als operahuis. Of denk aan de bezuinigingen, die ook hun rol opeisen aan de planningstafel.
Het geheel beziend denk ik daarom dat je kan zeggen dat DNO een breed, gevarieerd programma heeft neergezet. Er zijn vijf klassieke opera’s voor een groot publiek, waaronder hits als Die Zauberflöte en twee Ring-delen. Er zijn drie twintigste-eeuwse werken (Schreker, Prokofjev en Britten) die zonder twijfel producties verdienen. Er zijn drie hedendaagse opera’s én er is een groots Rossini-werk dat normaliter erg lastig op te voeren is (Guillaume Tell).
Natuurlijk is er wat op af te dingen. Zelf zou ik bijvoorbeeld nooit en te nimmer de Traviata van Willy Decker hebben hernomen – hoe mooi ik de productie ook vond. Die Verdi staat gewoon te vaak op het toneel. Zo vaak dat je nog eens een hekel aan het werk zou krijgen. Ik bedoel: drie jaar geleden was die óók al te zien bij DNO, met dezelfde solisten in de hoofdrollen… En in de tussentijd hebben de Nationale Reisopera en een aantal kleinere gezelschappen de opera eveneens geproduceerd.
Maar kanttekeningen zal iedereen wel hebben. Dat neemt niet weg dat DNO met de gelimiteerde programmaruimte van een productiehuis toch vier eeuwen operarepertoire bestrijkt en tien zeer verschillende componisten in de picture zet. En daar verdient het huis mijns inziens credit voor.
6Reacties
In dit commentaar kan ik mij goed vinden.
Helemaal mee eens. Ik vind het overigens een interessant seizoen. Ik houd wel van Wagner – al is drie opera’s op een kluitje misschien een beetje te – en van moderne werken. Ik ben er bovendien op een of andere manier in geslaagd elke Traviata tot nu toe te missen, dus dat is ook geen probleem. En wat heerlijk dat de Sinaasappels terugkomen.
In het kader van programmeringen: vandaag viel de nieuwe seizoensbrochure van de zaterdagmatinee bij mij op de mat: met Les Pecheurs van Bizet en een heerlijk obscure Rossini als hoogtepunten. Maar ook: een Frau ohne Schatten (beetje dubbelop na de volledige uitvoering van DNO), een Zauberflöte (overkill?!?!) en een Bohème (nee, niet die van Leoncavallo…dát had ik overigens wel heel leuk gevonden). Zeker die laatste twee titels vind ik op zijn zachtst gezegd niet erg spannend…
Met de programmering voor het seizoen 2012-2013 van De Nederlandse Opera ben ik niet zo gelukkig. Van de 12 producties – ik laat de kinderopera buiten beschouwing – behoren er 2 tot de categorie hedendaags en stammen er maar liefst 4 uit de 20ste eeuw. Waarom er in het Wagnerjaar, naast de reprise van de eerste 2 delen van de Ring, ook nog een Meistersinger gedaan moet worden, terwijl Verdi het in zijn jubileumjaar moet doen met een reprise van Traviata (dit seizoen in reprise bij de Nationale Reisopera) en dan ook nog met de dezelfde (goede) hoofdrolzangers als de vorige keer ontgaat me. Dan komt de Zauberflöte (dit seizoen bij Opera Zuid) weer eens voorbij, terwijl eigenlijk het enige waar ik – afgezien van de reprise van de Ring – echt naar uitkijk Guillaume Tell is.
Toen ik vorig jaar op deze site negatief commentaar op de programmering van de lopende operaserie van de Zaterdag Matinee heb geleverd heb ik geen enkele bijval gekregen. Pas in de loop van het seizoen heb ik zo af en toe wat kritische kanttekeningen zien doorsijpelen. In het seizoen 2012-2013 krijgen we, behalve Wagemans en Hartmann, Die Frau ohne Schatten (nog betrekkelijk recent bij DNO), de Parelvissers, La Bohème (inderdaad Laura, helaas weer die overbekende van Puccini en dat, na die ook al overbekende Tosca van dit seizoen) en La scala di seta, een farsa comica in 1 akte van Rossini, waarna we – zelfs als die met pauze wordt gedaan – al om 15.30 uur weer buiten staan. Daar had best nog zoiets als “La morte di Didone” of “Le nozze di Teti e di Peléo”, die Olga Peretyatko beide op haar repertoire heeft, bijgekund. Los van de operaserie worden we dan nog vergast op Acis and Galatea en, ook hier – het kan niet op – een Zauberflöte.
Als er straks nog een operagezelschap verdwijnt wordt het voor de niet zo hedendaags ingestelde operaliefhebber nog minder interessant, vrees ik.
Wat mij betreft kan Die Frau ohne Schatten niet vaak genoeg worden opgevoerd! Vooral omdat in een concertante uitvoering de vele coupures, die toch ook weer de DNO-versie ontsierden, teniet kunnen worden gedaan en we zo eindelijk eens live een volledige Frau ohne Schatten kunnen beluisteren. Maestro Jurowski, leest u mee?
@Pieter K. de Haan: een uitstekend commentaar waar ik mij helemaal in kan vinden.
Een duit in het zakje: volgend seizoen krijgt Verdi in zijn tweede ‘jubileumjaar’ in korte tijd (het vorige was in 2001) nauwelijks tot geen aandacht. Lieve help zeg, weer die Traviata?! Jaja, ik weet het, een prachtig werk met dito zangers, maar was er nu echt niets beters te verzinnen? Ik ben geen Wagner-liefhebber, maar de aandacht die DNO aan hem besteed, vind ik wel terecht. Was er echt geen plaats geweest voor een tweede productie van die andere negentiende-eeuwse gigant? Het wordt des te schrijnender, omdat er in 2001 totaal GEEN aandacht aan Verdi werd besteed.
Al eerder heeft Truze Lodder laten weten dat ze bel canto ‘niet zo interessant’ vindt. En getuige de programmering is Pierre Audi het met haar eens, en is en passant Verdi ook ongeveer naar het beklaagdenbankje verdwenen (hoewel er de afgelopen jaren gelukkig altijd wel één van zijn opera’s op het repertoire heeft gestaan). Dat is allemaal prima en ik gun iedereen van harte zijn of haar mening, maar het punt is nu dat een deel van operaminnend Nederland wél wat heeft met de opera uit de negentiende eeuw. Die hebben bij DNO echter tamelijk weinig te zoeken, want als er een werk geprogrammeerd staat, moet er weer een regisseur aan te pas komen die zo’n werk lekker eigenzinnig en verfrissend aanpakt (lees: om zeep helpt). Ik kijk met angst en beven uit naar ‘Il turco in Italia’…